Vlaamse Overheid - Beleidsdomein Omgev…

ps:ps_aandobj hh:hh_spoor_lnight_2016 ps:ps_aandobj
Service health Now:
Interface
Web Service, OGC Web Map Service 1.3.0
Keywords
WMS, INSPIRE, View Service, Mercator, Lijst M&R INSPIRE
Fees
NONE
Access constraints
Gebruiksvoorwaarden zie https://www.milieuinfo.be/dms/d/a/workspace/SpacesStore/64e1bd31-8ba6-4e43-9e8d-3a1078075f31/Gratis%20Open%20Data%20Licentie.pdf
Supported languages
No INSPIRE Extended Capabilities (including service language support) given. See INSPIRE Technical Guidance - View Services for more information.
Data provider

Vlaamse Overheid - Beleidsdomein Omgeving - MercatorNet (unverified)

Contact information:

Vlaamse Overheid - Beleidsdomein Omgeving - MercatorNet

Koning Albert II-laan 20, 1000 Brussel, Belgium

Email: 

Service metadata
No INSPIRE Extended Capabilities (including service metadata) given. See INSPIRE Technical Guidance - View Services for more information.

Ads by Google

Publieke View Service van MercatorNet

Available map layers (471)

Bekrachtigde archeologienota’s en nota’s (am:am_archnts)

Deze laag toont de polygonen van de gebieden die onderzocht werden in functie van de opmaak van bekrachtigde archeologienota’s en nota’s. Conform hoofdstuk 5 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 zijn dergelijke bekrachtigde archeologienota’s en nota’s in bepaalde gevallen verplicht te bekomen in functie van de aanvraag van een omgevingsvergunning of als voorwaarde bij het verkrijgen van een omgevingsvergunning. De bekrachtigde archeologienota’s en nota’s bevatten in hoofdzaak twee elementen: - de resultaten van een archeologisch vooronderzoek; - en de maatregelen die nodig zijn om de wetenschappelijke kennis te vrijwaren die vervat zit in het eventueel aanwezige archeologisch erfgoed dat bedreigd is met vernieling door de uitvoering van de omgevingsvergunning. Alle bekrachtigde archeologienota’s en nota’s zijn publiek ontsloten op https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/

Eindverslagen archeologisch onderzoek (am:am_archrapp)

Na afronding van het veldwerk onderzoekt de erkende archeoloog de onderzoeksdocumenten die hij op het terrein opstelde, de vondsten en stalen die hij inzamelde, en zo meer, om het verhaal van de site te kunnen reconstrueren. De resultaten van het ganse onderzoek bundelt hij dan in een eindverslag dat hij binnen de twee jaar na het einde van de opgraving aan het agentschap bezorgt. Alle eindverslagen kan je raadplegen via https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/rapporten/eindverslagen.

Erfgoedlandschappen (am:am_erfgls)

Een erfgoedlandschap is een groter ruimtelijk geheel van erfgoedelementen en - waarden, ingebed in een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP).

Gebieden waar geen archeologie te verwachten valt - gewestelijk (am:am_gga_gew_pub)

Op de GGA-kaart worden gebieden aangeduid waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt. Voer je werken uit met een ingreep in de bodem waarvoor een omgevingsvergunning nodig is? Dan moet je geen archeologienota bij de vergunningsaanvraag toevoegen wanneer de werken volledig binnen een gebied vallen dat op deze kaart is aangeduid. Bovendien kan je nu ook nagaan of gebieden vastgesteld werden door de Vlaamse overheid (am_gga_gew_pub) of door een onroerenderfgoedgemeente (am_gga_gem_pub). Zie fiche VIOE - Gebieden waar Geen Archeologie te verwachten valt - gemeentelijk

Openbare bossen en natuurdomeinen beheerd door ANB in naam van de Vlaamse overheid (am:am_patdat)

De laag ‘Openbare bossen en natuurdomeinen beheerd door Agentschap voor Natuur en Bos (ANB)’ bevat de gronden die door het Agentschap beheerd worden. Dit zijn: - gronden verworven, in erfpacht of beheer gegeven of gehuurd door het ANB, - bossen van publieke eigenaars (‘openbare bossen’) waar ten gevolge van het Bosdecreet (Art. 45) het technisch beheer uitgevoerd wordt door het ANB, - eigendommen van Defensie waarvoor een samenwerkingsprotocol Natuurbeheer is gesloten. Gronden in eigendom van ANB waar derden zakelijke rechten hebben (concessie, beheeroverdracht, pacht, …) worden in deze laag niet getoond. Voor de percelen waar ANB het volledige beheer uitoefent, zijn de contactgegevens van de beheerder meegegeven. De gronden worden in eerste instantie ingetekend op basis van de Administratieve percelen van het kadaster (versie 2019). Waar slechts delen van percelen in beheer zijn, wordt dit bijgewerkt op basis van de meest recente luchtfoto. Ook niet-gekadastreerde gronden van openbare eigendommen worden aan de hand van luchtfoto’s ingetekend. Voor de verspreiding, worden de individuele percelen samengevoegd (geaggregeerd) op basis van domein en regio. De data worden ter beschikking gesteld aan iedereen die ze kan gebruiken en worden maandelijks bijgewerkt.

Ontheffingen van de plan-m.e.r.-plicht (am:am_plan_mer_opl)

Dossiercode OPL, 2009-heden. Enkel dossiers waarvoor vóór 20/7/2023 een beslissing genomen werd over de ontheffing van de plan-MER-plicht, werden opgenomen in de dataset. Als het gaat om een ontheffing van de plan-m.e.r.-plicht voor een RUP en als dat RUP opgenomen is in DSI, werd de desbetreffende (maximale) contour opgenomen voor de ontheffing. Indien deze link niet gevonden werd of indien het RUP nooit afgerond werd en dus niet in DSI zit, werden de gemeentegrenzen van de gemeenten uit het plangebied gebruikt als (te ruime) afbakening voor de ontheffing. Als het gaat om een ontheffing van de plan-m.e.r.-plicht voor een ander soort plan, met als plangebied een volledige gemeente, provincie of heel Vlaanderen, dan werd het plangebied van het plan in kwestie gebruikt als contour voor de ontheffing. Meer informatie op de website van Team Omgevingseffecten (link: https://omgeving.vlaanderen.be/nl/omgevingsvergunning/milieueffectrapportage/mer-dossierdatabank).

Plan-MER-dossiers volgens de generieke DABM-procedure (am:am_plan_mer_pl)

Dossiercode PL, 2003-heden. De dataset bevat de actief openbare documenten van deze procedure. Enkel dossiers waarvoor vóór 20/7/2023 een kennisgeving volledig verklaard werd, werden opgenomen in de dataset. De dataset bevat ook enkel de verdere dossierstappen die afgerond werden vóór deze datum. Deze procedure kan gevolgd worden voor erg diverse soorten plannen en programma's. Specifiek voor RUP’s: het gaat enkel om RUP's waarvan de kennisgeving volledig is verklaard voor of op 30 april 2017 en waarvoor de plenaire vergadering uiterlijk op 31 december 2018 werd gehouden. Recentere RUP's volgen de geïntegreerde RUP/m.e.r.-procedure en zijn opgenomen in een andere dataset. Als het plan of programma opgemaakt wordt voor een volledige gemeente, provincie of voor heel Vlaanderen, werden de relevante gemeenten, provincies of heel Vlaanderen opgenomen als contour voor het plan-MER. Als het plan opgemaakt werd voor een bepaald gebied en als het plan opgenomen is in DSI (bijvoorbeeld een plan-MER voor een RUP van vóór de geïntegreerde RUP/MER-procedure), dan werd de desbetreffende (maximale) contour uit DSI opgenomen voor het plan-MER. Indien deze link niet gevonden werd of niet bestaat (bijvoorbeeld voor plannen voor zoekzones voor windturbines, het gebied rond een luchthaven of rond waterlopen, ...), werden de gemeentegrenzen van de gemeenten uit het plangebied gebruikt als (te ruime) afbakening voor het plan-MER. Milieueffectrapportage (m.e.r.) beoogt de mogelijke gevolgen van plannen en programma's voor het leefmilieu en voor de gezondheid van de mens in beeld te brengen opdat deze op een gelijkwaardige wijze (als andere aspecten en belangen) zouden worden meegenomen bij de opmaak van én de besluitvorming over deze plannen en programma's. Meer informatie op de website van Team Omgevingseffecten (link: https://omgeving.vlaanderen.be/nl/omgevingsvergunning/milieueffectrapportage/mer-dossierdatabank)

Plan-MER-dossiers volgens de geïntegreerde RUP/MER-procedure (am:am_plan_mer_pli)

Dossiercode PLI, 2017-heden. De dataset bevat de kwaliteitsbeoordeling van het plan-MER als onderdeel van de milieueffectenrapportage volgens de geïntegreerde RUP/MER-procedure waarbij een plan-MER gemaakt wordt. Voor andere actief openbare documenten wordt doorverwezen naar het DSI-loket. Enkel dossiers waarvan het plan-MER een kwaliteitsbeoordeling kreeg vóór 20/7/2023 werden opgenomen in de dataset. Als contour voor het plan-MER werd de maximale contour van het plangebied doorheen de verschillende procedurefasen in DSI opgenomen. Milieueffectrapportage (m.e.r.) beoogt de mogelijke gevolgen van plannen en programma's voor het leefmilieu en voor de gezondheid van de mens in beeld te brengen opdat deze op een gelijkwaardige wijze (als andere aspecten en belangen) zouden worden meegenomen bij de opmaak van én de besluitvorming over deze plannen en programma's. Meer informatie op de website van Team Omgevingseffecten (link: https://omgeving.vlaanderen.be/nl/omgevingsvergunning/milieueffectrapportage/mer-dossierdatabank).

Plan-MER-dossiers voor Regionale Mobiliteitsplannen (am:am_plan_mer_plimob)

Dossiercode PLIMOB, 2009-heden. De dataset bevat de actief openbare documenten i.v.m. milieueffectrapportage van de procedure tot opmaak van regionale mobiliteitsplannen sinds 2009. Voor andere actief openbare documenten wordt doorverwezen naar de website van de vervoerregio's. Enkel dossiers opgestart vóór 20/7/2023 en procedurestappen gezet vóór 20/7/2023 werden opgenomen in de dataset. Als contour voor het plan-MER werden de gemeenten uit de Vervoerregio opgenomen. Milieueffectrapportage (m.e.r.) beoogt de mogelijke gevolgen van plannen en programma's voor het leefmilieu en voor de gezondheid van de mens in beeld te brengen opdat deze op een gelijkwaardige wijze (als andere aspecten en belangen) zouden worden meegenomen bij de opmaak van én de besluitvorming over deze plannen en programma's. Meer informatie op de website van Team Omgevingseffecten (link: https://omgeving.vlaanderen.be/nl/omgevingsvergunning/milieueffectrapportage/mer-dossierdatabank).

Plan-m.e.r.-screening-dossiers volgens de generieke DABM-procedure, toegepast op de procedure Herziening of opheffing voorschriften volgens artikel 7.4.4/1 VCRO (am:am_plan_mer_scrho)

Dossiercode SCRHO, 2019-heden. De dataset bevat de actief openbare documenten van deze procedure. Enkel dossiers waarvoor vóór 20/7/2023 een beslissing genomen werd over de plan-MER-plicht, werden opgenomen in de dataset. Als contour voor de plan-m.e.r.-screening werd de desbetreffende (maximale) contour uit DSI opgenomen, tenzij de screeningsprocedure afgerond werd maar de procedure voor de herziening of opheffing van voorschriften toch niet opgestart werd of niet afgerond werd vóór 20/7/2023 en dus niet in DSI zit. In dat geval werd de gemeentegrens opgenomen als (te ruime) contour. Meer informatie op de website van Team Omgevingseffecten (link: https://omgeving.vlaanderen.be/nl/omgevingsvergunning/milieueffectrapportage/mer-dossierdatabank).

Plan-m.e.r.-screening-dossiers volgens de generieke DABM-procedure, toegepast op strategische plannen en programma's (am:am_plan_mer_scrpp)

Dossiercode SCRPP, 2021-heden. De dataset bevat de actief openbare documenten van deze procedure sinds 2021. Enkel dossiers waarvoor vóór 20/7/2023 een beslissing genomen werd over de plan-MER-plicht, werden opgenomen in de dataset. Er zijn weinig dossiers van dit type. De gekende dossiers zijn plannen en programma's die gelden voor heel Vlaanderen en dus werd Vlaanderen als contour opgenomen voor de plan-m.e.r.-screening. Meer informatie op de website van Team Omgevingseffecten (link: https://omgeving.vlaanderen.be/nl/omgevingsvergunning/milieueffectrapportage/mer-dossierdatabank)

Plan-m.e.r.-screening-dossiers volgens de generieke DABM-procedure, toegepast op stedenbouwkundige verordeningen (am:am_plan_mer_scrsv)

Dossiercode SCRSV, 2018-heden. De dataset bevat de actief openbare documenten van deze procedure sinds 2018. Enkel dossiers waarvoor vóór 20/7/2023 een beslissing genomen werd over de plan-MER-plicht, werden opgenomen in de dataset. Als een verordening geldt voor een volledige gemeente, provincie of heel Vlaanderen, werd de desbetreffende gemeente, provincie of Vlaanderen opgenomen als contour voor de plan-m.e.r.-screening. Als een verordening geldt voor een deel van het grondgebied van een gemeente, werd de desbetreffende (maximale) contour uit DSI opgenomen, tenzij de screeningsprocedure afgerond werd maar de procedure voor de verordening toch niet opgestart werd of niet afgerond werd vóór 20/7/2023 en de verordening-in-opmaak dus niet in DSI zit. In dat geval werd de gemeentegrens opgenomen als (te ruime) contour voor de plan-m.e.r.-screening. Meer informatie op de website van Team Omgevingseffecten (link: https://omgeving.vlaanderen.be/nl/omgevingsvergunning/milieueffectrapportage/mer-dossierdatabank)

Beheersplannen onroerend erfgoed (am:am_pln_bhpl_pub)

Bij het beheer van onroerend erfgoed is het belangrijk na te denken over de ambities op langere termijn. Die kan je concretiseren in een beheersplan: een document waarin je onder meer vastlegt welke werkzaamheden waar en wanneer nodig zijn. In de digitale laag "Beheersplannen onroerend erfgoed" vind je alle goedgekeurde beheersplannen. Dit zijn niet alleen de onroerenderfgoedbeheersplannen en geïntegreerde beheersplannen, goedgekeurd vanaf 1 januari 2015 bij de inwerkingtreding van het Onroerenderfgoeddecreet. Maar ook de oude landschapsbeheersplannen (voor beschermde cultuurhistorische landschappen en erfgoedlandschappen) en de herwaarderingsplannen (voor beschermde stads- en dorpsgezichten) van voor 1 januari 2015.

Onroerenderfgoedrichtplannen (am:am_pln_richtp_pub)

Een onroerenderfgoedrichtplan is een instrument om erfgoed in een afgebakend gebied of van een thema te behouden en te ontwikkelen voor de toekomst. Samenwerking en participatie staan bij de opmaak centraal. Eerst werken alle partners samen aan een langetermijnvisie voor het thema of gebied. In een actieprogramma formuleren ze vervolgens welke concrete acties ze uitvoeren om de gezamenlijke ambities te realiseren. De gemeente, de provincie of het Vlaams Gewest kan een onroerenderfgoedrichtplan ook als basis gebruiken voor de afbakening van een erfgoedlandschap in een ruimtelijk uitvoeringsplan. In de digitale laag “Onroerenderfgoedrichtplannen” vind je alle goedgekeurde onroerenderfgoedrichtplannen.

Project-m.e.r. dossiers (am:am_proj_mer)

De dataset bevat alle actief openbare documenten die onderdeel vormen van project-MER’s en verzoeken tot ontheffing van de project-MER-plicht. Zowel afgeronde als lopende project-MER’s en verzoeken tot ontheffingen zijn terug te vinden in de kaartlaag project-m.e.r.. Projectgebieden werden ingetekend en zijn zo terug te vinden op deze kaartlaag. Niet alle projectgebieden zijn echter eenvoudig intekenbaar (vb. lijninfrastructuren, grondwaterwinningen, …). Indien de contour niet specifiek ingetekend kon worden, werden de gemeentegrenzen van de gemeente waarin het projectgebied ligt gebruikt als (te ruime) afbakening. Dit heeft tot gevolg dat bij een klik op een specifiek perceel ook andere project-m.e.r.-procedures getoond kunnen worden waarvoor als afbakening de volledige gemeente ingegeven werd, omdat de eigenlijke contour van die andere procedures niet precies ingetekend kon worden. Milieueffectrapportage (m.e.r.) beoogt de mogelijke gevolgen van projecten voor het leefmilieu en voor de gezondheid van de mens in beeld te brengen opdat deze op een gelijkwaardige wijze (als andere aspecten en belangen) zouden worden meegenomen bij de opmaak van én de besluitvorming over deze projecten.

DSI - Volledigheid gemeentelijke ruimtelijke plannen en verordeningen in DSI (au:au_dsi_gem_compleet)

Deze dataset geeft voor elke gemeente in Vlaanderen aan hoe volledig de gemeentelijke ruimtelijke plannen en verordeningen in het DSI-platform van het Departement Omgeving (beheerder) zijn.

Controleverslagen omgevingsinspectie (ef:ef_cv)

Samenvatting van het controleverslag (cv) van omgevingsinspecties van de milieuvoorwaarden (voorwaarden gekoppeld aan de vergunning die een bedrijf heeft om te mogen exploiteren: algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden) Controles vanaf 15 juli 2023 Controles die niet getoond worden: - controles op bureel; - transportcontroles op vervoer van afvalstoffen; - controles bij particulieren zoals EMS metingen; - controles op bronsortering.

Restwarmtepotentieel bij grote installaties met elektriciteitsopwekking en afvalverbrandingsinstallaties - 2012 - afvalverbrandingsinstallaties (er:er_aanb_afvverbr_restwarmte_ptn_2012)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-effici?ntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart . -- Algemene omschrijving: Dit onderdeel bevat twee kaartlagen. Ze bieden een overzicht van het restwarmtepotentieel van enerzijds installaties voor elektriciteitsopwekking met een totale jaarlijkse elektriciteitsproductie van meer dan 20 GWh en anderzijds afvalverbrandingsinstallaties. Het gaat hier om installaties die in 2012 in Vlaanderen operationeel of gepland zijn. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. Titel (1) :Restwarmtepotentieel bij grote installaties met elektriciteitsopwekking (2012) Naam kaartlaag (1):er_aanb_centrales_restwarmte_ptn_2012 Omschrijving (1): Deze kaart biedt een overzicht van het restwarmtepotentieel van installaties voor elektriciteitsopwekking met een totale jaarlijkse elektriciteitsproductie van meer dan 20 GWh. Het gaat hier om installaties die in 2012 in Vlaanderen operationeel of gepland zijn. Het potentieel wordt weergegeven in drie klassen. Titel (2) :Restwarmtepotentieel afvalverbrandingsinstallaties (2012) Naam kaartlaag (2):er_aanb_afvverbr_restwarmte_ptn_2012 Omschrijving (2): Deze kaart biedt een overzicht van het restwarmtepotentieel van afvalverbrandingsinstallaties. Het gaat hier om installaties die in 2012 in Vlaanderen operationeel of gepland zijn. Het potentieel wordt weergegeven in drie klassen.

Restwarmtepotentieel bij grote installaties met elektriciteitsopwekking en afvalverbrandingsinstallaties - 2012 - centrales (er:er_aanb_centrales_restwarmte_ptn_2012)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-effici?ntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart . -- Algemene omschrijving: Dit onderdeel bevat twee kaartlagen. Ze bieden een overzicht van het restwarmtepotentieel van enerzijds installaties voor elektriciteitsopwekking met een totale jaarlijkse elektriciteitsproductie van meer dan 20 GWh en anderzijds afvalverbrandingsinstallaties. Het gaat hier om installaties die in 2012 in Vlaanderen operationeel of gepland zijn. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. Titel (1) :Restwarmtepotentieel bij grote installaties met elektriciteitsopwekking (2012) Naam kaartlaag (1):er_aanb_centrales_restwarmte_ptn_2012 Omschrijving (1): Deze kaart biedt een overzicht van het restwarmtepotentieel van installaties voor elektriciteitsopwekking met een totale jaarlijkse elektriciteitsproductie van meer dan 20 GWh. Het gaat hier om installaties die in 2012 in Vlaanderen operationeel of gepland zijn. Het potentieel wordt weergegeven in drie klassen. Titel (2) :Restwarmtepotentieel afvalverbrandingsinstallaties (2012) Naam kaartlaag (2):er_aanb_afvverbr_restwarmte_ptn_2012 Omschrijving (2): Deze kaart biedt een overzicht van het restwarmtepotentieel van afvalverbrandingsinstallaties. Het gaat hier om installaties die in 2012 in Vlaanderen operationeel of gepland zijn. Het potentieel wordt weergegeven in drie klassen.

Restwarmtepotentieel grote industrie - 2012 - 120C tot 200C (er:er_aanb_gr_ind_restwarmte_120_200_ptn_2012)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-effici?ntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart . -- Algemene omschrijving: Het potentieel aan industri?le restwarmte wordt weergegeven voor grote, industri?le puntbronnen (IMJV-plichtige bedrijven). Voor de kleinere bedrijven wordt de restwarmte niet ingeschat, gezien we ervan uitgaan dat de restwarmte een te lage temperatuur kent voor valorisatie (lager dan 80?C). Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. Dit onderdeel bevat twee kaartlagen: Titel (1) :Aanbod restwarmte 80-120?C, afkomstig van grote industrie (2012) Naam kaartlaag (1):er_aanb_gr_ind_restwarmte_80_120_ptn_2012 Omschrijving (1): Het restwarmtepotentieel per bedrijf voor het temperatuurbereik tussen 80 en 120?C wordt weergegeven met 3 klassen. Titel (2) :Aanbod restwarmte 120-200?C, afkomstig van grote industrie (2012) Naam kaartlaag (2):er_aanb_gr_ind_restwarmte_120_200_ptn_2012 Omschrijving (2): Het restwarmtepotentieel per bedrijf voor het temperatuurbereik tussen 120 en 200?C wordt weergegeven met 3 klassen.

Restwarmtepotentieel grote industrie - 2012 - 80C tot 120C (er:er_aanb_gr_ind_restwarmte_80_120_ptn_2012)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-effici?ntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart . -- Algemene omschrijving: Het potentieel aan industri?le restwarmte wordt weergegeven voor grote, industri?le puntbronnen (IMJV-plichtige bedrijven). Voor de kleinere bedrijven wordt de restwarmte niet ingeschat, gezien we ervan uitgaan dat de restwarmte een te lage temperatuur kent voor valorisatie (lager dan 80?C). Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. Dit onderdeel bevat twee kaartlagen: Titel (1) :Aanbod restwarmte 80-120?C, afkomstig van grote industrie (2012) Naam kaartlaag (1):er_aanb_gr_ind_restwarmte_80_120_ptn_2012 Omschrijving (1): Het restwarmtepotentieel per bedrijf voor het temperatuurbereik tussen 80 en 120?C wordt weergegeven met 3 klassen. Titel (2) :Aanbod restwarmte 120-200?C, afkomstig van grote industrie (2012) Naam kaartlaag (2):er_aanb_gr_ind_restwarmte_120_200_ptn_2012 Omschrijving (2): Het restwarmtepotentieel per bedrijf voor het temperatuurbereik tussen 120 en 200?C wordt weergegeven met 3 klassen.

WKK-installaties (2012) (er:er_aanb_wkk_vermogen_ptn_2012)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart . -- Titel: WKK-installaties (2012) Naam kaartlaag:er_aanb_wkk_vermogen_ptn_2012 Omschrijving: Deze kaart biedt een overzicht van de bestaande warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK) van 2012. WKK-installaties met een vermogen kleiner dan 50 kWe werden niet opgenomen. Indien in de loop van het jaar 2012 een installatie werd vervangen, werd de meest recente installatie in de kaart opgenomen. Het elektrisch vermogen wordt weergegeven met vijf klassen. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport.

Aantal aansluitingspunten op het energienet (2012) (er:er_aanslptn_1200m_2012)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart . -- Titel: Aantal aansluitingspunten (2012) Naam kaartlaag:er_aanslptn_1200m_2012 Omschrijving: De kaart geeft het totaal aantal aansluitingspunten weer van residentieel, tertiair, landbouw en kleine industrie, per gridcel van 1200 x 1200 m. De gegevens zijn afkomstig van Eandis en Infrax. Voor de gemeente Voeren werd het aantal aansluitingspunten ingeschat (op basis van Vlaamse kengetallen). Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële elektriciteitsproductie vanuit specifieke biomassastromen - REV2030-scenario (er:er_heav_p2030_ele_bms)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. "In het ‘Ruimte voor Energie Vlaanderen 2030’-scenario (REV2030) wordt voor wat betreft het bijkomend productiepotentieel uit biomassa enkel het potentieel voor pocketvergisting in rekening gebracht. Stallen die meer dan 1000 ton runder- en/of kalvermest hebben, komen hiervoor in aanmerking. Gegeven de huidige trends wordt het maximaal potentieel in dit REV2030-scenario ingeperkt tot 2% naar 2030 toe. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. De resultaten worden hier voorgesteld op het niveau van de gemeenten. Een aantal gemeenten dragen het label ‘confidentieel’ om de confidentialiteit van de Mestbankgegevens te kunnen garanderen. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel."

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Totale bijkomende potentiële elektriciteitsproductie - REV2030-scenario (er:er_heav_p2030_ele_tot)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. In het ‘Ruimte voor Energie Vlaanderen 2030’-scenario (REV2030) wordt het bijkomend productiepotentieel dat gerealiseerd kan worden binnen de beschikbare ruimte ingeperkt op basis van een potentieelcijfer dat voor 2030 vooropgesteld wordt, rekening houdend met de huidige context en beleidsdoelstellingen.  Het omvat de volgende hernieuwbare technologievormen: PV op daken, grootschalige wind op land, waterkracht op de resterende sluizen van het Albertkanaal en pocketvergisting. Voor meer informatie over de ruimtelijke randvoorwaarden en kengetallen per technologie wordt verwezen naar het rapport. De hotspots in Vlaanderen worden voorgesteld met een gefilterd beeld van de resultaten. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële energieproductie vanuit waterkracht - REV2030-scenario (er:er_heav_p2030_ele_wk)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. "In het ‘Ruimte voor Energie Vlaanderen 2030’-scenario (REV2030) bekijken we enkel het bijkomend potentieel op de resterende sluizen van het Albertkanaal. Voor bestaande molensites en de overige onbenutte sluizen, nemen we aan dat er geen bijkomend potentieel zal gerealiseerd worden. Voor de inschatting van het potentieel baseren we ons op het gemiddeld potentieel op sluizen in Limburg uit de studie over de inventarisatie van het waterkrachtpotentieel van de vzw TSAP uit 1996. De resultaten worden voorgesteld per gemeente. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel."

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële energieproductie vanuit grootschalige wind - REV2030-scenario (er:er_heav_p2030_ele_wt)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. "In het ‘Ruimte voor Energie Vlaanderen 2030’-scenario (REV2030) wordt het bijkomend productiepotentieel voor grootschalige wind dat gerealiseerd kan worden binnen de beschikbare ruimte ingeperkt op basis van een potentieelcijfer dat voor 2030 vooropgesteld wordt, rekening houdend met de huidige context en beleidsdoelstellingen. Voor grootschalige wind wordt uitgaan van een windturbine van 2,3 MW.  Hierbij stemmen we de keuze van de positieve en negatieve ruimtelijke aanknopingspunten af op de huidige beleidscontext zodat er heel wat bijkomende ruimtelijke randvoorwaarden zijn ten opzichte van het technisch scenario. Voor een overzicht wordt verwezen naar het rapport.  Binnen de beschikbare ruimte wordt vervolgens een maximum aan windturbines geplaatst, rekening houdend met een minimale afstand die tussen de windturbines te respecteren is. Gegeven de huidige context en beleidsdoelstellingen wordt het productiepotentieel op basis van de beschikbare ruimte ingeperkt tot 38%. De resultaten worden voorgesteld op het niveau van de statistische sectoren. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel."

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële energieproductie vanuit fotovoltaïsche panelen - REV2030-scenario (er:er_heav_p2030_ele_zon)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. In het ‘Ruimte voor Energie Vlaanderen 2030’-scenario (REV2030) wordt het bijkomend productiepotentieel voor fotovoltaïsche panelen (PV) dat gerealiseerd kan worden binnen de beschikbare ruimte ingeperkt op basis van een potentieelcijfer dat voor 2030 vooropgesteld wordt, rekening houdend met de huidige context en beleidsdoelstellingen. In dit scenario beperkt de beschikbare ruimte zich tot het resterende dakoppervlak, zowel in residentieel als niet-residentieel gebied. Het potentieelcijfer voor 2030 is gebaseerd op het doorzetten van de groei analoog aan de periode 2013-2015 in combinatie met doelstellingen uit het zonneplan. Dit zorgt voor een inperking van het maximaal potentieel naar 2% voor niet-particulier gebied en naar 6% voor particuliere daken tegen 2030. Voor meer informatie wordt verwezen naar het rapport. De hotspots in Vlaanderen worden voorgesteld met een gefilterd beeld van de resultaten. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële warmteproductie vanuit specifieke biomassastromen - REV2030-scenario (er:er_heav_p2030_wrm_bms)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. "In het ‘Ruimte voor Energie Vlaanderen 2030’-scenario (REV2030) wordt voor wat betreft het bijkomend productiepotentieel uit biomassa enkel het potentieel voor pocketvergisting in rekening gebracht. Stallen die meer dan 1000 ton runder- en/of kalvermest hebben, komen hiervoor in aanmerking. Gegeven de huidige trends wordt het maximaal potentieel in dit REV2030-scenario ingeperkt tot 2% naar 2030 toe. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. De resultaten worden hier voorgesteld op het niveau van de gemeenten. Een aantal gemeenten dragen het label ‘confidentieel’ om de confidentialiteit van de Mestbankgegevens te kunnen garanderen. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel."

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële energieproductie vanuit grondgekoppelde warmtepompen - REV2030-scenario (er:er_heav_p2030_wrm_ongeo)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. In het ‘Ruimte voor Energie Vlaanderen 2030’-scenario (REV2030) wordt het bijkomend productiepotentieel voor grondgekoppelde warmtepompen dat gerealiseerd kan worden binnen de beschikbare ruimte ingeperkt op basis van een potentieelcijfer dat voor 2030 vooropgesteld wordt, rekening houdend met de huidige context en beleidsdoelstellingen. We beperken ons hier tot de niet-bebouwde zone van het residentieel gebied waarbij de beschermingszones voor waterwingebieden, niet-toegankelijke tuinen en gebieden die reeds een grondgekoppelde warmtepomp hebben, worden uitgesloten. Voor de inschatting van het productiepotentieel wordt gebruik gemaakt van de Databank Ondergrond Vlaanderen en kengetallen van Terra Energy. Gegevens de huidige trends wordt dit maximaal potentieel vervolgens ingeperkt tot 1%. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. De hotspots in Vlaanderen worden voorgesteld met een gefilterd beeld van de resultaten. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Totale bijkomende potentiële warmteproductie - REV2030-scenario (er:er_heav_p2030_wrm_tot)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. In het ‘Ruimte voor Energie Vlaanderen 2030’-scenario (REV2030) wordt het bijkomend productiepotentieel dat gerealiseerd kan worden binnen de beschikbare ruimte ingeperkt op basis van een potentieelcijfer dat voor 2030 vooropgesteld wordt, rekening houdend met de huidige context en beleidsdoelstellingen.  Het omvat de volgende hernieuwbare technologievormen: particuliere zonneboilers, pocketvergisting en grondgekoppelde warmtepompen in residentieel gebied. Voor meer informatie over de ruimtelijke randvoorwaarden en kengetallen per technologie wordt verwezen naar het rapport. De hotspots in Vlaanderen worden voorgesteld met een gefilterd beeld van de resultaten. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële energieproductie vanuit particuliere zonneboilers - REV2030-scenario (er:er_heav_p2030_wrm_zon)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. In het ‘Ruimte voor Energie Vlaanderen 2030’-scenario (REV2030) wordt het bijkomend productiepotentieel voor particuliere zonneboilers dat gerealiseerd kan worden binnen de beschikbare ruimte ingeperkt op basis van een potentieelcijfer dat voor 2030 vooropgesteld wordt, rekening houdend met de huidige context en beleidsdoelstellingen. Voor particuliere zonneboilers betekent dit een inperking tot 5% van het technisch maximum naar 2030 toe. Voor meer informatie wordt verwezen naar het rapport. De hotspots in Vlaanderen worden voorgesteld met een gefilterd beeld van de resultaten. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Huidige elektriciteitsproductie vanuit specifieke biomassastromen (er:er_heav_pr_ele_bms)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. Deze kaartlaag is gebaseerd op de VREG lijst met groenestroom productie-installaties voor biomassa, versie 3/03/2016. Deze bevat installaties die enkel elektriciteit produceren en installaties die zowel elektriciteit als warmte produceren (of WKK-installaties). Biomassa-installaties die enkel warmte produceren zijn bijgevolg geen onderdeel van deze kaart. Voor de inschatting van de productie wordt meestal gebruik gemaakt van algemene kengetallen. Voor grotere productie-installaties en afvalverbrandingsovens werd wel maximaal uitgegaan van werkelijke productiecijfers (uit bv. jaarverslagen). Bovendien wordt enkel het hernieuwbaar aandeel van de productie opgenomen in de EnergieAtlas. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Totale huidige hernieuwbare elektriciteitsproductie (er:er_heav_pr_ele_tot)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. Deze kaartlaag beschrijft de totale elektriciteitsproductie vanuit hernieuwbare energie, ingeschat voor de volgende technologievormen: zonne-energie, windenergie op land, waterkracht en biomassa. Telkens werd gebruik gemaakt van de meest recente publiek beschikbare gegevens. Voor meer informatie over de gebruikte gegevensbronnen en kengetallen wordt verwezen naar het rapport. De totalen per gemeente worden hier uitgedrukt per eenheid van oppervlakte. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Huidige energieproductie waterkracht (er:er_heav_pr_ele_wk)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. Deze kaartlaag maakt gebruik van de lijst groenestroominstallaties van VREG in dienst genomen tot en met 29/02/2016, waarvan de aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten en garanties van oorsprong werd verwerkt tot 3/03/2016, aangevuld met de waterkrachtcentrales van Kwaadmechelen en Olen. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Huidige energieproductie windturbines (er:er_heav_pr_ele_wt)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. De gegevens zijn afkomstig van de databank van de stedenbouwkundige vergunningsaanvragen van windturbines van het departement Ruimte Vlaanderen. Hierin werden de vergunde windturbines geselecteerd die al effectief gebouwd zijn (toestand januari 2016). Voor turbines met een vermogen > 300 kW wordt de productie ingeschat door middel van een vollasturenkaart die rekening houdt met het verschil in windsnelheden doorheen Vlaanderen. Voor de kleinschalige windturbines (< 300 kW) wordt met één Vlaams kengetal gewerkt dat afhankelijk is van de ashoogte. We beperken ons tot de windturbines op land. De resultaten worden hier voorgesteld op het niveau van de statistische sectoren. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Huidige energieproductie door fotovoltaïsche panelen (er:er_heav_pr_ele_zon)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. Deze kaartlaag is gebaseerd op de publieke VREG lijst met groenestroom productie-installaties voor zonne-energie. Het gaat hier om installaties in dienst genomen tot en met 31/12/2015, waarvan VREG de aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten en/of garanties en oorsprong goedkeurde en verwerkte tot 16/05/2016. De productie werd ingeschat uitgaande van het geïnstalleerd vermogen en een gemiddelde opbrengst. Grote PV-installaties werden op basis van hun adres gelokaliseerd en de resterende (particuliere) installaties werden proportioneel verdeeld over het beschikbaar dakoppervlak binnen elke gemeente. De resultaten worden hier voorgesteld op het niveau van de statistische sectoren. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Huidige warmteproductie vanuit specifieke biomassastromen (er:er_heav_pr_wrm_bms)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. Deze kaartlaag is gebaseerd op de VREG lijst met groenestroom productie-installaties voor biomassa, versie 3/03/2016. Deze bevat installaties die enkel elektriciteit produceren en installaties die zowel elektriciteit als warmte produceren (of WKK-installaties). Biomassa-installaties die enkel warmte produceren zijn bijgevolg geen onderdeel van deze kaart. Voor de inschatting van de productie wordt meestal gebruik gemaakt van algemene kengetallen. Voor grotere productie-installaties en afvalverbrandingsovens werd wel maximaal uitgegaan van werkelijke productiecijfers (uit bv. jaarverslagen). Bovendien wordt enkel het hernieuwbaar aandeel van de productie opgenomen in de EnergieAtlas. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Huidige energieproductie door grondgekoppelde warmtepompen (er:er_heav_pr_wrm_ongeo)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. Deze kaartlaag beschrijft de huidige warmteproductie vanuit grondgekoppelde warmtepompen in Vlaanderen en is gebaseerd op een inventaris die opgesteld werd door Terra Energy. De middelgrote en grote systemen werden met hun exacte locaties en productiecijfers in de EnergieAtlas opgenomen. De productie vanuit kleine particuliere installaties werd op gemeentelijk niveau ingeschat en vervolgens ruimtelijk toegewezen aan de bebouwde percelen. De resultaten worden hier voorgesteld op het niveau van de statistische sectoren. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Huidige hernieuwbare warmteproductie vanuit zon, specifieke biomassastromen en grondgekoppelde warmtepompen (er:er_heav_pr_wrm_tot)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. Deze kaartlaag beschrijft de warmteproductie vanuit hernieuwbare energie, ingeschat voor de volgende technologievormen: zonne-energie, biomassa en ondiepe geothermie. Biomassa-installaties die zuiver warmte produceren en niet-grondgekoppelde warmtepompen maken geen deel uit van deze inschatting. Telkens werd gebruik gemaakt van de meest recente publiek beschikbare gegevens. Voor meer informatie over de gebruikte gegevensbronnen en kengetallen wordt verwezen naar het rapport. De totalen per gemeente worden hier uitgedrukt per eenheid van oppervlakte. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Huidige energieproductie zonneboilers (er:er_heav_pr_wrm_zon)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. Het aantal zonneboilers per gemeente voor het jaar 2014 is afkomstig van VEA op basis van data uit de EPB-aangiftes en de premies uitgereikt door de netbeheerders. Hieruit wordt de warmteproductie ingeschat, met onderscheid tussen huishoudelijke en niet-huishoudelijke zonneboilers. Tenslotte wordt het gemeentelijk aantal toegewezen aan het residentieel en tertiair dakoppervlak binnen de gemeente. De resultaten worden hier voorgesteld op het niveau van de statistische sectoren. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële elektriciteitsproductie vanuit specifieke biomassastromen - technisch scenario (er:er_heav_techpot_ele_bms)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. "In dit technisch scenario wordt het theoretisch, technisch maximum met betrekking tot het bijkomende productiepotentieel ingeschat voor vier types van biomassaverwerkingsinstallaties: grootschalige landbouwvergisters, pocketvergisters, houtverbrandingsinstallaties en GFT-vergisters. We vertrekken hier van de beschikbare lokale biomassastromen (dierlijke mest, GFT- en groenafval, bermgras en tak- en kroonhout) en zoeken vervolgens naar het maximum aan installaties dat in specifieke zoekzones kan voorkomen. Hierbij worden een aantal criteria in acht genomen, zoals te respecteren transportafstanden en mobilisatiefactoren. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. De resultaten worden hier voorgesteld op het niveau van de gemeenten. Een aantal gemeenten dragen het label ‘confidentieel’ om de confidentialiteit van de Mestbankgegevens te kunnen garanderen. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel."

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Totale bijkomende potentiële elektriciteitsproductie - technisch scenario (er:er_heav_techpot_ele_tot)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. In dit technisch scenario wordt het theoretisch, technisch maximum met betrekking tot het bijkomende potentieel voor elektriciteitsproductie ingeschat voor de volgende hernieuwbare technologievormen: PV, wind op land, waterkracht en biomassa. Voor meer informatie over de ruimtelijke randvoorwaarden en kengetallen per technologie wordt verwezen naar het rapport. De hotspots in Vlaanderen worden voorgesteld met een gefilterd beeld van de resultaten. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële energieproductie vanuit waterkracht - technisch scenario (er:er_heav_techpot_ele_wk)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. In dit technisch scenario wordt het theoretisch, technisch maximum met betrekking tot het bijkomende productiepotentieel ingeschat voor waterkracht, zowel voor wat betreft de sluizen als de watermolens. We baseren ons hiervoor op de inventarisatie van het waterkrachtpotentieel van de vzw TSAP uit 1996. De resultaten worden hier voorgesteld op het niveau van de gemeenten. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële energieproductie vanuit windturbines - technisch scenario (er:er_heav_techpot_ele_wt)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. In dit technisch scenario wordt het theoretisch, technisch maximum met betrekking tot het bijkomende productiepotentieel ingeschat voor grootschalige en kleinschalige wind. Voor grootschalige wind wordt uitgegaan van een windturbine van 2,3 MW en voor kleinschalige wind van 300 kW. Hierbij wordt de beschikbare ruimte afgebakend waarbinnen de technologie maximaal ingezet kan worden om energie te produceren. Deze afbakening komt tot stand door een combinatie van positieve en negatieve ruimtelijke randvoorwaarden. Voor de kleinschalige wind worden bufferzones rond potentiële locaties voor grootschalige wind reeds in rekening gebracht.   In het technisch scenario worden enkel de beperkingen in de ruimte omwille van veiligheidsredenen meegenomen. Voor een overzicht van de gebruikte ruimtelijke randvoorwaarden wordt verwezen naar het rapport. Binnen de beschikbare ruimte wordt vervolgens een maximum aan windturbines geplaatst, rekening houdend met een minimale afstand die tussen de windturbines te respecteren is. De hotspots in Vlaanderen worden voorgesteld met een gefilterd beeld van de resultaten. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële energieproductie vanuit fotovoltaïsche panelen - technisch scenario (er:er_heav_techpot_ele_zon)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. In dit technisch scenario wordt het theoretisch, technisch maximum met betrekking tot het bijkomende productiepotentieel ingeschat voor fotovoltaïsche panelen (PV). Hierbij wordt de beschikbare ruimte afgebakend waarbinnen de technologie maximaal ingezet kan worden om energie te produceren. Deze afbakening komt tot stand door een combinatie van positieve en negatieve ruimtelijke randvoorwaarden.  Zowel het potentieel op daken (residentieel en niet-residentieel) als grondgebonden PV op braakliggende percelen van bedrijventerreinen, brownfields en in de bermen van snelwegen en spoorwegen werd in rekening gebracht bij dit technisch potentieel. Huidige PV-installaties en de open ruimte zorgden voor een inperking van de beschikbare ruimte. Voor meer informatie wordt verwezen naar het rapport.   De hotspots in Vlaanderen worden voorgesteld met een gefilterd beeld van de resultaten. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële warmteproductie vanuit specifieke biomassastromen - technisch scenario (er:er_heav_techpot_wrm_bms)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. "In dit technisch scenario wordt het theoretisch, technisch maximum met betrekking tot het bijkomende productiepotentieel ingeschat voor vier types van biomassaverwerkingsinstallaties: grootschalige landbouwvergisters, pocketvergisters, houtverbrandingsinstallaties en GFT-vergisters. We vertrekken hier van de beschikbare lokale biomassastromen (dierlijke mest, GFT- en groenafval, bermgras en tak- en kroonhout) en zoeken vervolgens naar het maximum aan installaties dat in specifieke zoekzones kan voorkomen. Hierbij worden een aantal criteria in acht genomen, zoals te respecteren transportafstanden en mobilisatiefactoren. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. De resultaten worden hier voorgesteld op het niveau van de gemeenten. Een aantal gemeenten dragen het label ‘confidentieel’ om de confidentialiteit van de Mestbankgegevens te kunnen garanderen. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel."

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële energieproductie vanuit diepe geothermie - technisch scenario (er:er_heav_techpot_wrm_digeo)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. "In dit technisch scenario wordt het theoretisch, technisch maximum met betrekking tot het bijkomende productiepotentieel ingeschat voor diepe geothermie (> 500 m diepte).Hierbij wordt de beschikbare ruimte afgebakend waarbinnen de technologie maximaal ingezet kan worden om energie te produceren. Deze afbakening komt tot stand door een combinatie van positieve en negatieve ruimtelijke randvoorwaarden. In het resulterend geschikt gebied wordt vervolgens het maximum aan diepe geothermiecentrales geplaatst, gegeven het feit dat ze minstens 3km van mekaar verwijderd moeten zijn.  Voor de inschatting van de productie baseren we ons op de studie ‘EFRO-studie Geothermie: ruimtelijke inplantingsanalyses’ (Vranckx et al., 2015, VITO) waarin een inschatting gemaakt werd van het potentieel vermogen van diepe geothermie in Vlaanderen op basis van de temperatuur van de top van de Dinantiaanlaag. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. De resultaten worden hier voorgesteld op het niveau van de gemeenten. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel."

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële energieproductie vanuit grondgekoppelde warmtepompen - technisch scenario (er:er_heav_techpot_wrm_ongeo)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. In dit technisch scenario wordt het theoretisch, technisch maximum met betrekking tot het  bijkomende productiepotentieel ingeschat voor grondgekoppelde warmtepompen. Hierbij wordt de beschikbare ruimte afgebakend waarbinnen de technologie maximaal ingezet kan worden om energie te produceren. Deze afbakening komt tot stand door een combinatie van positieve en negatieve ruimtelijke randvoorwaarden. We beperken ons hier tot de niet-bebouwde zone van het bebouwd gebied waarbij de beschermingszones voor waterwingebieden, niet-toegankelijke tuinen en gebieden die reeds een grondgekoppelde warmtepomp hebben, worden uitgesloten. Voor de inschatting van het productiepotentieel wordt gebruik gemaakt van de Databank Ondergrond Vlaanderen en kengetallen van Terra Energy. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport.    De hotspots in Vlaanderen worden voorgesteld met een gefilterd beeld van de resultaten. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Totale bijkomende potentiële warmteproductie - technisch scenario (er:er_heav_techpot_wrm_tot)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. In dit technisch scenario wordt het theoretisch, technisch maximum met betrekking tot het bijkomende potentieel voor warmteproductie ingeschat voor de volgende hernieuwbare technologievormen: particuliere zonneboilers, biomassa en ondiepe en diepe geothermie. Voor meer informatie over de ruimtelijke randvoorwaarden en kengetallen per technologie wordt verwezen naar het rapport. De hotspots in Vlaanderen worden voorgesteld met een gefilterd beeld van de resultaten. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Hernieuwbare Energieatlas Vlaanderen - Bijkomende potentiële energieproductie vanuit particuliere zonneboilers - technisch scenario (er:er_heav_techpot_wrm_zon)

Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. In dit technisch scenario wordt het theoretisch, technisch maximum met betrekking tot het bijkomende productiepotentieel ingeschat voor particuliere zonneboilers. Voor de inschatting van het productiepotentieel baseren we ons op het aantal huishoudens per gemeente dat momenteel nog niet over een zonneboiler beschikt en hun te verwachten warmtevraag voor sanitair warm water. Dit potentieel wordt vervolgens ruimtelijk toegekend aan het nog resterend residentieel dakoppervlak. Voor meer informatie wordt verwezen naar het rapport. De hotspots in Vlaanderen worden voorgesteld met een gefilterd beeld van de resultaten. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

Kansrijke gebieden voor de aanleg van een warmtenet - waarbij de restwarmte wordt onttrokken van een buurcel, met een waarde voor restwarmte van 0 EUR/MWh (er:er_kb_net_comb_1200m)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart . -- In kader van de Warmtekaart Vlaanderen werd voor elke gridcel van 1200 x 1200m in Vlaanderen onderzocht of het een kansrijk (economisch interessant oftewel baten groter dan de kosten) gebied is voor de investering in een warmtenet op basis van restwarmte of op basis van warmte uit een nieuwe hoogrenderende warmtekrachtkoppeling. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. -- Dit onderdeel bevat twee kaartlagen: Titel (1) : Waarbij de restwarmte wordt onttrokken via een buurcel, met een waarde voor restwarmte van 0 EUR/MWh. Naam kaartlaag (1):er_kb_net_comb_1200m Omschrijving (1): Voor elke gridcel met een warmtevraag wordt een kosten baten berekening gemaakt die gebaseerd is op beschikbare restwarmte in naburige gridcellen, de zogenaamde gridcel met “warmtebron”. Het transport van de restwarmte naar de gridcel onder beschouwing brengt extra kosten met zich mee. Mogelijke schaalvoordelen worden in rekening gebracht indien tussenliggende gridcellen zelf overgaan tot de aanleg van een warmtenet. In de berekeningen wordt rekening gehouden met steunmechanismen vanuit de Vlaamse overheid ("Investeringssteun restwarmte"). De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012. Deze methodologie sluit het beste aan bij de realiteit. Titel (2) : Met WKK als warmtebron. Naam kaartlaag (2):er_kb_net_wkk_1200m Omschrijving (2): Voor elke gridcel wordt een kosten baten berekening gemaakt voor het plaatsen van een nieuwe centrale WKK (gasturbine) die met behulp van een warmtenet zijn warmte aflevert binnen dezelfde gridcel. In de berekeningen worden de WKK-certificaten in rekening gebracht. De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012.

Kansrijke gebieden voor de aanleg van een warmtenet - waarbij de restwarmte wordt onttrokken van een buurcel, met een waarde voor restwarmte van 25EUR/MWH (2012) (er:er_kb_net_comb_max_wrw_1200m)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart. -- In kader van de Warmtekaart Vlaanderen werd voor elke gridcel van 1200 x 1200m in Vlaanderen onderzocht of het een kansrijk (economisch interessant oftewel baten groter dan de kosten) gebied is voor de investering in een warmtenet op basis van restwarmte of op basis van warmte uit een nieuwe hoogrenderende warmtekrachtkoppeling. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. -- Dit onderdeel bevat vier kaartlagen: Titel (1): Met gebruik van restwarmte in dezelfde gridcel. Naam kaartlaag (1):er_kb_net_lok_1200m Omschrijving (1): In deze kosten baten analyse werd het economisch potentieel voor een lokaal warmtenet onderzocht binnen elke gridcel met beschikbare restwarmte. In de berekeningen wordt rekening gehouden met steunmechanismen vanuit de Vlaamse overheid ("Investeringssteun restwarmte"). De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012. Titel (2) : Indien de restwarmte naar naburige cellen wordt getransporteerd. Naam kaartlaag (2):er_kb_net_nab_1200m Omschrijving (2): Voor elke gridcel met een warmtevraag wordt een kosten baten berekening gemaakt die gebaseerd is op beschikbare restwarmte in naburige gridcellen, de zogenaamde gridcel met “warmtebron”. Het transport van de restwarmte naar de gridcel onder beschouwing brengt extra kosten met zich mee. Men gaat hier uit van een rechtstreekse levering aan de gridcel onder evaluatie. In de berekeningen wordt rekening gehouden met steunmechanismen vanuit de Vlaamse overheid ("Investeringssteun restwarmte"). De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012. Titel (3) : Waarbij de restwarmte wordt onttrokken van een buurcel, met een waarde voor restwarmte van 25 EUR/MWh. Naam kaartlaag (3):er_kb_net_comb_max_wrw_1200m Omschrijving (3): Voor elke gridcel met een warmtevraag wordt een kosten baten berekening gemaakt die gebaseerd is op beschikbare restwarmte in naburige gridcellen, de zogenaamde gridcel met “warmtebron”. Het transport van de restwarmte naar de gridcel onder beschouwing brengt extra kosten met zich mee. Deze keer worden mogelijke schaalvoordelen in rekening gebracht indien tussenliggende gridcellen zelf overgaan tot de aanleg van een warmtenet. In de berekeningen wordt rekening gehouden met steunmechanismen vanuit de Vlaamse overheid ("Investeringssteun restwarmte"). Dit is een variant op de kaart 'Kansrijke gebieden voor de aanleg van een warmtenet waarbij de restwarmte niet rechtstreeks van de bron wordt betrokken maar via een buurcel, met een waarde voor restwarmte van 0 EUR/MWh.'. De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012. Titel (4) : Met WKK als warmtebron, scenario lage brandstofprijzen. Naam kaartlaag (4):er_kb_net_wkk_min_bp_1200m Omschrijving (4): Voor elke gridcel wordt een kosten baten berekening gemaakt voor het plaatsen van een nieuwe centrale WKK (gasturbine) die met behulp van een warmtenet zijn warmte aflevert binnen dezelfde gridcel. In de berekeningen worden de WKK-certificaten in rekening gebracht. In dit scenario worden de brandstofprijzen verlaagd. Het effect op de baten kan vergeleken worden met de kaart 'Met WKK als warmtebron'. De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012.

Kansrijke gebieden voor de aanleg van een warmtenet - met gebruik van restwarmte in dezelfde gridcel (2012) (er:er_kb_net_lok_1200m)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart. -- In kader van de Warmtekaart Vlaanderen werd voor elke gridcel van 1200 x 1200m in Vlaanderen onderzocht of het een kansrijk (economisch interessant oftewel baten groter dan de kosten) gebied is voor de investering in een warmtenet op basis van restwarmte of op basis van warmte uit een nieuwe hoogrenderende warmtekrachtkoppeling. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. -- Dit onderdeel bevat vier kaartlagen: Titel (1): Met gebruik van restwarmte in dezelfde gridcel. Naam kaartlaag (1):er_kb_net_lok_1200m Omschrijving (1): In deze kosten baten analyse werd het economisch potentieel voor een lokaal warmtenet onderzocht binnen elke gridcel met beschikbare restwarmte. In de berekeningen wordt rekening gehouden met steunmechanismen vanuit de Vlaamse overheid ("Investeringssteun restwarmte"). De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012. Titel (2) : Indien de restwarmte naar naburige cellen wordt getransporteerd. Naam kaartlaag (2):er_kb_net_nab_1200m Omschrijving (2): Voor elke gridcel met een warmtevraag wordt een kosten baten berekening gemaakt die gebaseerd is op beschikbare restwarmte in naburige gridcellen, de zogenaamde gridcel met “warmtebron”. Het transport van de restwarmte naar de gridcel onder beschouwing brengt extra kosten met zich mee. Men gaat hier uit van een rechtstreekse levering aan de gridcel onder evaluatie. In de berekeningen wordt rekening gehouden met steunmechanismen vanuit de Vlaamse overheid ("Investeringssteun restwarmte"). De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012. Titel (3) : Waarbij de restwarmte wordt onttrokken van een buurcel, met een waarde voor restwarmte van 25 EUR/MWh. Naam kaartlaag (3):er_kb_net_comb_max_wrw_1200m Omschrijving (3): Voor elke gridcel met een warmtevraag wordt een kosten baten berekening gemaakt die gebaseerd is op beschikbare restwarmte in naburige gridcellen, de zogenaamde gridcel met “warmtebron”. Het transport van de restwarmte naar de gridcel onder beschouwing brengt extra kosten met zich mee. Deze keer worden mogelijke schaalvoordelen in rekening gebracht indien tussenliggende gridcellen zelf overgaan tot de aanleg van een warmtenet. In de berekeningen wordt rekening gehouden met steunmechanismen vanuit de Vlaamse overheid ("Investeringssteun restwarmte"). Dit is een variant op de kaart 'Kansrijke gebieden voor de aanleg van een warmtenet waarbij de restwarmte niet rechtstreeks van de bron wordt betrokken maar via een buurcel, met een waarde voor restwarmte van 0 EUR/MWh.'. De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012. Titel (4) : Met WKK als warmtebron, scenario lage brandstofprijzen. Naam kaartlaag (4):er_kb_net_wkk_min_bp_1200m Omschrijving (4): Voor elke gridcel wordt een kosten baten berekening gemaakt voor het plaatsen van een nieuwe centrale WKK (gasturbine) die met behulp van een warmtenet zijn warmte aflevert binnen dezelfde gridcel. In de berekeningen worden de WKK-certificaten in rekening gebracht. In dit scenario worden de brandstofprijzen verlaagd. Het effect op de baten kan vergeleken worden met de kaart 'Met WKK als warmtebron'. De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012.

Kansrijke gebieden voor de aanleg van een warmtenet - indien de restwarmte naar naburige cellen wordt getransporteerd (2012) (er:er_kb_net_nab_1200m)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart. -- In kader van de Warmtekaart Vlaanderen werd voor elke gridcel van 1200 x 1200m in Vlaanderen onderzocht of het een kansrijk (economisch interessant oftewel baten groter dan de kosten) gebied is voor de investering in een warmtenet op basis van restwarmte of op basis van warmte uit een nieuwe hoogrenderende warmtekrachtkoppeling. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. -- Dit onderdeel bevat vier kaartlagen: Titel (1): Met gebruik van restwarmte in dezelfde gridcel. Naam kaartlaag (1):er_kb_net_lok_1200m Omschrijving (1): In deze kosten baten analyse werd het economisch potentieel voor een lokaal warmtenet onderzocht binnen elke gridcel met beschikbare restwarmte. In de berekeningen wordt rekening gehouden met steunmechanismen vanuit de Vlaamse overheid ("Investeringssteun restwarmte"). De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012. Titel (2) : Indien de restwarmte naar naburige cellen wordt getransporteerd. Naam kaartlaag (2):er_kb_net_nab_1200m Omschrijving (2): Voor elke gridcel met een warmtevraag wordt een kosten baten berekening gemaakt die gebaseerd is op beschikbare restwarmte in naburige gridcellen, de zogenaamde gridcel met “warmtebron”. Het transport van de restwarmte naar de gridcel onder beschouwing brengt extra kosten met zich mee. Men gaat hier uit van een rechtstreekse levering aan de gridcel onder evaluatie. In de berekeningen wordt rekening gehouden met steunmechanismen vanuit de Vlaamse overheid ("Investeringssteun restwarmte"). De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012. Titel (3) : Waarbij de restwarmte wordt onttrokken van een buurcel, met een waarde voor restwarmte van 25 EUR/MWh. Naam kaartlaag (3):er_kb_net_comb_max_wrw_1200m Omschrijving (3): Voor elke gridcel met een warmtevraag wordt een kosten baten berekening gemaakt die gebaseerd is op beschikbare restwarmte in naburige gridcellen, de zogenaamde gridcel met “warmtebron”. Het transport van de restwarmte naar de gridcel onder beschouwing brengt extra kosten met zich mee. Deze keer worden mogelijke schaalvoordelen in rekening gebracht indien tussenliggende gridcellen zelf overgaan tot de aanleg van een warmtenet. In de berekeningen wordt rekening gehouden met steunmechanismen vanuit de Vlaamse overheid ("Investeringssteun restwarmte"). Dit is een variant op de kaart 'Kansrijke gebieden voor de aanleg van een warmtenet waarbij de restwarmte niet rechtstreeks van de bron wordt betrokken maar via een buurcel, met een waarde voor restwarmte van 0 EUR/MWh.'. De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012. Titel (4) : Met WKK als warmtebron, scenario lage brandstofprijzen. Naam kaartlaag (4):er_kb_net_wkk_min_bp_1200m Omschrijving (4): Voor elke gridcel wordt een kosten baten berekening gemaakt voor het plaatsen van een nieuwe centrale WKK (gasturbine) die met behulp van een warmtenet zijn warmte aflevert binnen dezelfde gridcel. In de berekeningen worden de WKK-certificaten in rekening gebracht. In dit scenario worden de brandstofprijzen verlaagd. Het effect op de baten kan vergeleken worden met de kaart 'Met WKK als warmtebron'. De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012.

Kansrijke gebieden voor de aanleg van een warmtenet (2012) (er:er_kb_net_wkk_1200m)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart . -- In kader van de Warmtekaart Vlaanderen werd voor elke gridcel van 1200 x 1200m in Vlaanderen onderzocht of het een kansrijk (economisch interessant oftewel baten groter dan de kosten) gebied is voor de investering in een warmtenet op basis van restwarmte of op basis van warmte uit een nieuwe hoogrenderende warmtekrachtkoppeling. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. -- Dit onderdeel bevat twee kaartlagen: Titel (1) : Waarbij de restwarmte wordt onttrokken via een buurcel, met een waarde voor restwarmte van 0 EUR/MWh. Naam kaartlaag (1):er_kb_net_comb_1200m Omschrijving (1): Voor elke gridcel met een warmtevraag wordt een kosten baten berekening gemaakt die gebaseerd is op beschikbare restwarmte in naburige gridcellen, de zogenaamde gridcel met “warmtebron”. Het transport van de restwarmte naar de gridcel onder beschouwing brengt extra kosten met zich mee. Mogelijke schaalvoordelen worden in rekening gebracht indien tussenliggende gridcellen zelf overgaan tot de aanleg van een warmtenet. In de berekeningen wordt rekening gehouden met steunmechanismen vanuit de Vlaamse overheid ("Investeringssteun restwarmte"). De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012. Deze methodologie sluit het beste aan bij de realiteit. Titel (2) : Met WKK als warmtebron. Naam kaartlaag (2):er_kb_net_wkk_1200m Omschrijving (2): Voor elke gridcel wordt een kosten baten berekening gemaakt voor het plaatsen van een nieuwe centrale WKK (gasturbine) die met behulp van een warmtenet zijn warmte aflevert binnen dezelfde gridcel. In de berekeningen worden de WKK-certificaten in rekening gebracht. De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012.

Kansrijke gebieden voor de aanleg van een warmtenet - met WKK als warmtebron, scenario lage brandstofprijzen (2012) (er:er_kb_net_wkk_min_bp_1200m)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart. -- In kader van de Warmtekaart Vlaanderen werd voor elke gridcel van 1200 x 1200m in Vlaanderen onderzocht of het een kansrijk (economisch interessant oftewel baten groter dan de kosten) gebied is voor de investering in een warmtenet op basis van restwarmte of op basis van warmte uit een nieuwe hoogrenderende warmtekrachtkoppeling. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. -- Dit onderdeel bevat vier kaartlagen: Titel (1): Met gebruik van restwarmte in dezelfde gridcel. Naam kaartlaag (1):er_kb_net_lok_1200m Omschrijving (1): In deze kosten baten analyse werd het economisch potentieel voor een lokaal warmtenet onderzocht binnen elke gridcel met beschikbare restwarmte. In de berekeningen wordt rekening gehouden met steunmechanismen vanuit de Vlaamse overheid ("Investeringssteun restwarmte"). De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012. Titel (2) : Indien de restwarmte naar naburige cellen wordt getransporteerd. Naam kaartlaag (2):er_kb_net_nab_1200m Omschrijving (2): Voor elke gridcel met een warmtevraag wordt een kosten baten berekening gemaakt die gebaseerd is op beschikbare restwarmte in naburige gridcellen, de zogenaamde gridcel met “warmtebron”. Het transport van de restwarmte naar de gridcel onder beschouwing brengt extra kosten met zich mee. Men gaat hier uit van een rechtstreekse levering aan de gridcel onder evaluatie. In de berekeningen wordt rekening gehouden met steunmechanismen vanuit de Vlaamse overheid ("Investeringssteun restwarmte"). De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012. Titel (3) : Waarbij de restwarmte wordt onttrokken van een buurcel, met een waarde voor restwarmte van 25 EUR/MWh. Naam kaartlaag (3):er_kb_net_comb_max_wrw_1200m Omschrijving (3): Voor elke gridcel met een warmtevraag wordt een kosten baten berekening gemaakt die gebaseerd is op beschikbare restwarmte in naburige gridcellen, de zogenaamde gridcel met “warmtebron”. Het transport van de restwarmte naar de gridcel onder beschouwing brengt extra kosten met zich mee. Deze keer worden mogelijke schaalvoordelen in rekening gebracht indien tussenliggende gridcellen zelf overgaan tot de aanleg van een warmtenet. In de berekeningen wordt rekening gehouden met steunmechanismen vanuit de Vlaamse overheid ("Investeringssteun restwarmte"). Dit is een variant op de kaart 'Kansrijke gebieden voor de aanleg van een warmtenet waarbij de restwarmte niet rechtstreeks van de bron wordt betrokken maar via een buurcel, met een waarde voor restwarmte van 0 EUR/MWh.'. De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012. Titel (4) : Met WKK als warmtebron, scenario lage brandstofprijzen. Naam kaartlaag (4):er_kb_net_wkk_min_bp_1200m Omschrijving (4): Voor elke gridcel wordt een kosten baten berekening gemaakt voor het plaatsen van een nieuwe centrale WKK (gasturbine) die met behulp van een warmtenet zijn warmte aflevert binnen dezelfde gridcel. In de berekeningen worden de WKK-certificaten in rekening gebracht. In dit scenario worden de brandstofprijzen verlaagd. Het effect op de baten kan vergeleken worden met de kaart 'Met WKK als warmtebron'. De analyse vindt plaats op een resolutie van 1200 x 1200 m en is gebaseerd op de toestand in 2012.

Koudevraag residentieel, tertiair en landbouw (2012) (er:er_kvrg_diff_geb_1200m_2012)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart. -- Titel: Koudevraag residentieel, tertiair en landbouw (2012) Naam kaartlaag:er_kvrg_diff_geb_1200m_2012 Omschrijving: De totale koudevraag afkomstig van residentieel, tertiair en landbouw werd voor Vlaanderen in kaart gebracht. Deze is gebaseerd op gemeten aardgas- en elektriciteitsverbruiken zoals gekend door de distributienetbeheerders per individuele gebruiker voor het jaar 2012. Het gaat hier om koeling van gebouwen. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport.

Windturbines omgevingsvergunningen (er:er_windturb_omv)

Puntvormige aanduiding van de status van de aanvragen voor een omgevingsvergunning voor windturbines, met vermelding of de turbine al dan niet gebouwd is.

Stedenbouwkundig aangevraagde windturbines (er:er_windturb_st_aangevr)

Puntvormige aanduiding van de inplanting van windturbines. Het gaat enkel om de aangevraagde turbines met een onderscheid in status tussen vergunde aanvragen, geweigerde aanvragen en aanvragen waarvoor nog geen uitspraak is gedaan. Het is mogelijk dat de vergunde turbines nog niet gebouwd zijn.

Warmtekaart 2019 - Afvalverbrandingsinstallaties (er:er_wrmtk_avi_verm_2019)

De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. Deze kaart biedt een overzicht van de actieve afvalverbrandingsinstallaties in Vlaanderen in 2019, ingedeeld in 5 klassen op basis van hun elektrisch vermogen. Ze kunnen optreden als potentiële leveringspunten van warmte. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.

Warmtekaart 2019 - Aantal energie-intensieve bedrijven in een straal van 5km met mogelijke vraag/aanbod restwarmte (er:er_wrmtk_bedr_5km_rest_2019)

De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. Op basis van de locaties van de grootverbruikers met hun categorie van warmtevraag (zie kaartlaag 'Warmtevraag grootverbruikers 2019') werd een kaart afgeleid die op niveau van de statistische sectoren het aantal energie-intensieve bedrijven gewogen weergeeft in een straal van 5km rond elke sector. Onder energie-intensieve bedrijven worden grootverbruikers verstaan met een warmtevraag groter dan 1 GWh/jaar, de grootverbruikers met de laagste warmtevraag (0,2 – 1 GWh/jaar) werden niet meegenomen in de analyse. Deze kaart geeft op basis van de beschikbare data een eerste indicatie van de mogelijkheid tot vraag naar en/of aanbod van restwarmte in de regio, maar de kanttekening moet hier uiteraard gemaakt worden dat de lokale omstandigheden anders kunnen zijn dan wat zuiver op basis van de warmtevraag afgeleid kan worden. In deze cijfers hebben we immers geen zicht op locaties waar de bedrijfsprocessen mogelijks al geoptimaliseerd zijn waardoor ondanks de hoge warmtevraag er dus geen restwarmtepotentieel zou kunnen zijn. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.

Warmtekaart 2019 - Elektriciteitscentrales (er:er_wrmtk_ec_verm_2019)

De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. Deze kaart biedt een overzicht van de actieve elektriciteitscentrales in Vlaanderen in 2019, ingedeeld in 5 klassen op basis van hun elektrisch vermogen. Het gaat om centrales die momenteel elektriciteit produceren maar niet als WKK operationeel zijn. In theorie kunnen deze omgebouwd worden naar WKK modus en restwarmte leveren. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.

Warmtekaart 2019 - WKK (er:er_wrmtk_wkk_verm_2019)

De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. Deze kaart biedt een overzicht van de actieve warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK) van 2019 in Vlaanderen met een hoge thermische input. Deze grotere WKK's hebben namelijk een hoger potentieel voor het leveren van restwarmte dan kleine lokale installaties. Het elektrisch vermogen wordt weergegeven met vijf klassen. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.

Warmtekaart 2019 - Bestaande warmtenetten (lijnen) (er:er_wrmtk_wnet_bs_ln_2019)

De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. Voor het jaar 2019 konden 58 bestaande warmtenetten in Vlaanderen geïdentificeerd worden, ofwel 92km in totaal (sleuflengte). In deze kaartlaag worden 52 van hen met hun traject op kaart gezet. De anderen worden met een punt op kaart gezet (zie de kaartlaag 'Bestaande warmtenetten 2019 (punten)'. De kaartlaag bevat voor elk warmtenet volgende informatie: naam van het project, type netwerk, gemeente, warmtenetbeheerder, warmtenetleverancier, levering aan residentieel/industrie/tertiair, temperatuursniveau, sleuflengte, opwekkers, hoeveelheid energie geleverd aan warmtenet, aandeel (niet-)hernieuwbare (niet-)restwarmte, financiering ontvangen, financiering uit welke middelen en tenslotte of er een uitbreiding van het netwerk gepland is. Onder warmtenet worden de systemen verstaan die vallen onder de definitie van warmte- of koudenet in het Energiedecreet, art. 1.1.3.,133/2°. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.

Warmtekaart 2019 - Bestaande warmtenetten (punten) (er:er_wrmtk_wnet_bs_pt_2019)

De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. Voor het jaar 2019 konden 58 bestaande warmtenetten in Vlaanderen geïdentificeerd worden, ofwel 92km in totaal (sleuflengte). 52 van hen konden met hun traject op kaart gezet worden (zie kaartlaag 'Bestaande warmtenetten 2019 (lijnen)'. Deze kaartlaag toont de locatie van de overige 6 warmtenetten door middel van een punt. De kaartlaag bevat voor elk warmtenet volgende informatie: naam van het project, type netwerk, gemeente, warmtenetbeheerder, warmtenetleverancier, levering aan residentieel/industrie/tertiair, temperatuursniveau, sleuflengte, opwekkers, hoeveelheid energie geleverd aan warmtenet, aandeel (niet-)hernieuwbare (niet-)restwarmte, financiering ontvangen, financiering uit welke middelen en tenslotte of er een uitbreiding van het netwerk gepland is. Onder warmtenet worden de systemen verstaan die vallen onder de definitie van warmte- of koudenet in het Energiedecreet, art. 1.1.3.,133/2°. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.

Warmtekaart 2019 - Geplande warmtenetten (punten) (er:er_wrmtk_wnet_gpl_pt_2019)

De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. Voor het jaar 2019 konden naast de bestaande warmtenetten ook 36 locaties geïdentificeerd worden waar men plannen heeft om een warmtenet aan te leggen of uit te breiden. Voor deze geplande netten bevat de kaartlaag ook info over: naam van het project, eigenaar, postcode, gemeente en of men al dan niet subsidie heeft aangevraagd in kader van de call groene warmte/restwarmte. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.

Warmtekaart 2019 - Warmtevraagdichtheid per gemeente (er:er_wrmtk_wvrg_gem_2019)

De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. De warmtevraagdichtheid per gemeente drukt de totale warmtevraag per gemeente uit ten opzichte van de lengte van de verharde wegen zoals gedefinieerd in de kaartlaag Wegverbindingen van het GRB. De warmtevraag per gemeente kwam tot stand door de exacte warmtevraag van alle kleinverbruikers te combineren met de exacte warmtevraag van de grootverbruikers aangesloten op het Fluvius net. Voor de overige grootverbruikers (uit de IMJV-rapportering) werd de warmtevraag ingeschat op basis van de gekende range. De warmtevraag is berekend op basis van de gas- en elektriciteitsverbruiksgegevens van Fluvius, de gasverbruiken in de IMJV-rapportering en bijschattingen van het gemiddelde biomassa- en stookolieverbruik uit de Energiebalans. Daarnaast bevat deze kaartlaag voor de verbruikers die aangesloten zijn op het Fluvius net ook gemeentelijke cijfers over het elektriciteitsverbruik, het gasverbruik, het aantal EAN's voor elektriciteit en gas en tenslotte ook een inschatting van het aandeel huishoudens met een stookolie/biomassa-installatie. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.

Warmtekaart 2019 - Warmtevraag grootverbruikers (er:er_wrmtk_wvrg_grtverbr_2019)

De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. Energieverbruikers met een jaarlijkse warmtevraag die groter is dan 0,2 GWh, worden met een punt op kaart gezet en weergegeven in 4 klassen. De warmtevraag is berekend op basis van de gas- en elektriciteitsverbruiksgegevens van Fluvius, de gasverbruiken in de IMJV-rapportering en bijschattingen van het gemiddelde biomassa- en stookolieverbruik uit de Energiebalans. Naast de warmtevraag wordt voor elke verbruiker ook de naam, het adres en het type van activiteit weergegeven. Tenslotte bevat de kaartlaag ook informatie over het aantal aanwezige EAN elektriciteit en EAN gas en geeft het weer of er een PV-installatie aanwezig is. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.

Warmtekaart 2019 - Warmtevraagdichtheid kleinverbruikers (er:er_wrmtk_wvrg_klverbr_2019)

De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. De warmtevraagdichtheid per substraatsegment wordt weergegeven door inkleuring van wegsegmenten op de kaart en weergegeven voor energieverbruikers met een jaarlijkse warmtevraag kleiner dan of gelijk aan 200 MWh. De exacte warmtevraag voor deze energieverbruikers wordt op kaart gezet en is daarbij omwille van privacyredenen geaggregeerd tot op het niveau van minstens 5 verbruiksadressen. De warmtevraag is berekend op basis van de gas- en elektriciteitsverbruiksgegevens van Fluvius en bijschattingen van het gemiddelde biomassa- en stookolieverbruik uit de Energiebalans. De warmtevraagdichtheid drukt de totale warmtevraag per substraatsegment uit ten opzichte van de lengte van de verharde wegen zoals gedefinieerd in de kaartlaag Wegverbindingen van het GRB. De kartering van de warmtevraag gebeurt ter hoogte van het aangrenzende wegsegment. De wegverbindingen van het GRB werden hiervoor aanvankelijk verdeeld in segmenten van 10m en vervolgens samengenomen waar nodig om zo tot het minimum van 5 verbruiksadressen te komen. Ook lege segmenten kwamen hiervoor in aanmerking maar een maximale uitbreiding met 200m werd hier voorzien. Waar het niet haalbaar was om op die manier tot een cluster van minstens 5 verbruikers te komen, worden de verbruiksadressen aan een confidentieel te behandelen wegsegment toegekend. In deze confidentieel te behandelen segmenten bevindt zich slechts 1,8% van het totaal aantal kleinverbruikers en 3,2% van de warmtevraag van de kleinverbruikers. Naast de totale warmtevraag per segment en de warmtevraagdichtheid, uitgedrukt per lengte van het wegsegment, bevat deze kaartlaag ook nog de volgende informatie: elektriciteitsverbruik, gasverbruik, aantal verbruiksadressen, aantal EAN elektriciteit en EAN gas en het aantal verbruiksadressen met een PV-installatie. Er dient opgemerkt te worden dat een verbruiksadres verwijst naar een aansluitingspunt in het netwerk van Fluvius en bijgevolg in enkele gevallen meerdere wooneenheden kan omvatten. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.

Warmtekaart 2019 - Warmtevraagdichtheid per statistische sector (er:er_wrmtk_wvrg_statsec_2019)

De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. De warmtevraagdichtheid per statistische sector drukt de totale warmtevraag per sector uit ten opzichte van de lengte van de verharde wegen zoals gedefinieerd in de kaartlaag Wegverbindingen van het GRB. De warmtevraag per statistische sector kwam tot stand door de exacte warmtevraag van alle kleinverbruikers te combineren met de exacte warmtevraag van de grootverbruikers aangesloten op het Fluvius net. Voor de overige grootverbruikers werd de warmtevraag ingeschat op basis van de gekende range. De warmtevraag is berekend op basis van de gas- en elektriciteitsverbruiksgegevens van Fluvius, de gasverbruiken in de IMJV-rapportering en bijschattingen van het gemiddelde biomassa- en stookolieverbruik uit de Energiebalans. Daarnaast bevat deze kaartlaag voor de verbruikers die aangesloten zijn op het Fluvius net ook cijfers over het elektriciteitsverbruik, het gasverbruik, het aantal EAN's voor elektriciteit en gas en tenslotte ook een inschatting van het aandeel huishoudens met een stookolie/biomassa-installatie. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.

Warmtevraag residentieel, tertiair, landbouw en kleine industrie (2012) (er:er_wvrg_diff_geb_100m_2012)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart. -- De totale warmtevraag afkomstig van residentieel, tertiair, landbouw en kleine industrie (= niet-IMJV industrie) werd voor Vlaanderen in kaart gebracht. Deze is gebaseerd op gemeten aardgas- en elektriciteitsverbruiken zoals gekend door de distributienetbeheerders per individuele gebruiker voor het jaar 2012. Het gaat hier om warmtevraag voor ruimteverwarming en sanitair warm water. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. -- Dit onderdeel bevat drie kaartlagen: Titel (1) :Warmtevraag residentieel, tertiair, landbouw en kleine industrie (2012) Naam kaartlaag (1): er_wvrg_diff_tot_1200m_2012 Omschrijving (1): De warmtevraag van residentieel, tertiair, landbouw en kleine industrie (=niet-IMJV industrie) wordt weergegeven op een 1200 x 1200 m grid. Titel (2) :Warmtevraag kleine industrie (2012) Naam kaartlaag (2):er_wvrg_diff_ind_300m_2012 Omschrijving (2): De warmtevraag van de kleine industrie (=niet-IMJV industrie) werd gekarteerd op een 300 x 300 m grid. Wegens privacyredenen wordt de warmtevraag niet getoond indien minder dan 3 verbruikers binnen een gridcel aanwezig zijn. Deze uitval wordt enkel weergegeven op een 1200 x 1200m resolutie. Titel (3) :Warmtevraag residentieel, tertiair en landbouw (2012) Naam kaartlaag (3):er_wvrg_diff_geb_100m_2012 Omschrijving (3): De warmtevraag van residentieel, tertiair en landbouw werd gekarteerd op een 100 x 100 m grid. Wegens privacyredenen wordt de warmtevraag niet getoond indien minder dan 3 verbruikers binnen een gridcel aanwezig zijn. Deze uitval wordt enkel weergegeven op een 1200 x 1200m resolutie.

Warmtevraag kleine industrie (2012) (er:er_wvrg_diff_ind_300m_2012)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart. -- De totale warmtevraag afkomstig van residentieel, tertiair, landbouw en kleine industrie (= niet-IMJV industrie) werd voor Vlaanderen in kaart gebracht. Deze is gebaseerd op gemeten aardgas- en elektriciteitsverbruiken zoals gekend door de distributienetbeheerders per individuele gebruiker voor het jaar 2012. Het gaat hier om warmtevraag voor ruimteverwarming en sanitair warm water. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. -- Dit onderdeel bevat drie kaartlagen: Titel (1) :Warmtevraag residentieel, tertiair, landbouw en kleine industrie (2012) Naam kaartlaag (1): er_wvrg_diff_tot_1200m_2012 Omschrijving (1): De warmtevraag van residentieel, tertiair, landbouw en kleine industrie (=niet-IMJV industrie) wordt weergegeven op een 1200 x 1200 m grid. Titel (2) :Warmtevraag kleine industrie (2012) Naam kaartlaag (2):er_wvrg_diff_ind_300m_2012 Omschrijving (2): De warmtevraag van de kleine industrie (=niet-IMJV industrie) werd gekarteerd op een 300 x 300 m grid. Wegens privacyredenen wordt de warmtevraag niet getoond indien minder dan 3 verbruikers binnen een gridcel aanwezig zijn. Deze uitval wordt enkel weergegeven op een 1200 x 1200m resolutie. Titel (3) :Warmtevraag residentieel, tertiair en landbouw (2012) Naam kaartlaag (3):er_wvrg_diff_geb_100m_2012 Omschrijving (3): De warmtevraag van residentieel, tertiair en landbouw werd gekarteerd op een 100 x 100 m grid. Wegens privacyredenen wordt de warmtevraag niet getoond indien minder dan 3 verbruikers binnen een gridcel aanwezig zijn. Deze uitval wordt enkel weergegeven op een 1200 x 1200m resolutie.

Warmtevraag residentieel, tertiair, landbouw en kleine industrie - totaal (2012) (er:er_wvrg_diff_tot_1200m_2012)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart. -- De totale warmtevraag afkomstig van residentieel, tertiair, landbouw en kleine industrie (= niet-IMJV industrie) werd voor Vlaanderen in kaart gebracht. Deze is gebaseerd op gemeten aardgas- en elektriciteitsverbruiken zoals gekend door de distributienetbeheerders per individuele gebruiker voor het jaar 2012. Het gaat hier om warmtevraag voor ruimteverwarming en sanitair warm water. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. -- Dit onderdeel bevat drie kaartlagen: Titel (1) :Warmtevraag residentieel, tertiair, landbouw en kleine industrie (2012) Naam kaartlaag (1): er_wvrg_diff_tot_1200m_2012 Omschrijving (1): De warmtevraag van residentieel, tertiair, landbouw en kleine industrie (=niet-IMJV industrie) wordt weergegeven op een 1200 x 1200 m grid. Titel (2) :Warmtevraag kleine industrie (2012) Naam kaartlaag (2):er_wvrg_diff_ind_300m_2012 Omschrijving (2): De warmtevraag van de kleine industrie (=niet-IMJV industrie) werd gekarteerd op een 300 x 300 m grid. Wegens privacyredenen wordt de warmtevraag niet getoond indien minder dan 3 verbruikers binnen een gridcel aanwezig zijn. Deze uitval wordt enkel weergegeven op een 1200 x 1200m resolutie. Titel (3) :Warmtevraag residentieel, tertiair en landbouw (2012) Naam kaartlaag (3):er_wvrg_diff_geb_100m_2012 Omschrijving (3): De warmtevraag van residentieel, tertiair en landbouw werd gekarteerd op een 100 x 100 m grid. Wegens privacyredenen wordt de warmtevraag niet getoond indien minder dan 3 verbruikers binnen een gridcel aanwezig zijn. Deze uitval wordt enkel weergegeven op een 1200 x 1200m resolutie.

Warmtevraag grote industrie (2012) (er:er_wvrg_grote_ind_ptn_2012)

De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart . -- Titel :Warmtevraag grote industrie (2012) Naam kaartlaag:er_wvrg_grote_ind_ptn_2012 Omschrijving: De warmtevraag van de grote industrie is gebaseerd op verbruiksgegevens uit de Integrale MilieuJaarVerslagen (IMJV) en de WKK-inventaris van 2012. Het gaat hier om IMJV bedrijven en bedrijven die aangesloten zijn op het Fluxys-net. De ingeschatte warmtevraag wordt weergegeven met drie klassen. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport.

Ecodistricten (hb:hb_ecodis_inbo)

Deze dataset wil een vervolg zijn op de eerste afbakening van de ecodistricten, die werd opgesteld door het Instituut voor Natuurbehoud en opgenomen in het Structuurplan Vlaanderen, deelfacet Open Ruimte (1993). Voor het opstellen van een concept voor een verfijnde ecologische indeling in Vlaanderen werd teruggegrepen naar het theoretisch uitgewerkte voorbeeld van Nederland. De theorie geeft een nauwkeurige beschrijving van de ecologische hierarchische niveaus. Bovendien is de context van de Nederlandse ecologie behoorlijk aanschouwelijk als voorbeeld voor een Vlaamse indeling. Er werd uitgegaan van een eenduidige definitie voor ecodistricten, die later aangepast werd aan de Vlaamse context (de ecologische situatie enerzijds en de beschikbaarheid van al dan niet gebiedsdekkende informatie anderzijds).

Ecoregio's (hb:hb_ecoreg_inbo)

Deze dataset wil een vervolg zijn op de eerste afbakening van de ecodistricten, die werd opgesteld door het Instituut voor Natuurbehoud en opgenomen in het Structuurplan Vlaanderen, deelfacet Open Ruimte (1993). Voor het opstellen van een concept voor een verfijnde ecologische indeling in Vlaanderen werd teruggegrepen naar het theoretisch uitgewerkte voorbeeld van Nederland. De theorie geeft een nauwkeurige beschrijving van de ecologische hiërarchische niveaus. Bovendien is de context van de Nederlandse ecologie behoorlijk aanschouwelijk als voorbeeld voor een Vlaamse indeling. Er werd uitgegaan van een eenduidige definitie voor ecodistricten, die later aangepast werd aan de Vlaamse context (de ecologische situatie enerzijds en de beschikbaarheid van al dan niet gebiedsdekkende informatie anderzijds).

Voorlopige zoekzones instandhoudingsdoelen Natura 2000 versie 2 (hb:hb_zzihd_line)

Een 'zoekzone' geeft per Europees te beschermen soort en per Europees te beschermen habitat de perimeter aan die gevrijwaard wordt met het oog op het optimaal plaatsen van de instandhoudingsdoelstellingen voor de betrokken speciale beschermingszone in kwestie. De zoekzone maakt volgens het wettelijk kader deel uit van de richtkaarten die een onderdeel zijn van de Managementplannen Natura 2000. De zoekzones zullen evolueren bij elke nieuwe versie van het Managementplan Natura 2000 binnen eenzelfde cyclus van zes jaar. De zoekzones moeten als vaststaande verworvenheid beschouwd worden en zijn voor wat betreft de toepassing bij de passende beoordeling niet onderhandelbaar. Omdat de zoekzones een belangrijk instrument en hulpmiddel zijn voor wat betreft de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen, wordt in afwachting van de managementplannen Natura2000, gewerkt met zogenaamde voorlopige zoekzones. Deze worden opgesteld per habitattype of cluster van habitattypen en verschilt van de eerste kaart met voorlopige zoekzones zoals verspreid begin 2015. De nieuwe versie werd grotendeels gegenereerd met toepassing van het zogenaamde zoekzonemodel met actualisaties en aanpassingen ten gevolge van de uitvoering van de Programmatische Aanpak Stikstof. Dit model werd opgesteld in opdracht van het ANB door VITO en INBO (rapport in voorbereiding) en is gebaseerd op het Ruimtemodel Vlaanderen (VITO). Dit heeft als gevolg dat de kaart voor deze habittypes opgebouwd is op basis van een rasterkaart met cellen van 100x100m (1 ha), die afgeknipt worden op de grenzen van de SBZ (versie 2013). Voor een andere reeks habitats (niet door het model aanstuurbare habitats) zijn de zoekzones bepaald met de methode van de eerste voorlopige zoekzones (D. Adriaens, 2014, Afbakenen voorlopige zoekzones voor de habitattypen binnen SBZ-H, INBO, Nota voor ANB Beleid) . De grootste oppervlaktes daarvan betreffen habitats in de Kuststreek en in de Polders. Deze zoekzones werden ingetekend op basis van de habitatkaart (versie 2013) en op basis van geografische, biotische en abiotische factoren.

Voorlopige zoekzones instandhoudingsdoelen Natura 2000 versie 2014 - lijnen (hb:hb_zzihd_line_v0pt1)

Het gaat om de eerste versie van de zoekzones. Deze zijn ter informatie beschikbaar gesteld doch niet (meer) in gebruik in het kader van het Natura 2000-beleid (‘Instandhoudingsbeleid’). Momenteel zijn daartoe de Voorlopige zoekzones instandhoudingsdoelen Natura 2000 versie 2 in gebruik. Een 'zoekzone' geeft per Europees te beschermen habitat de perimeter aan die gevrijwaard wordt met het oog op het optimaal plaatsen van de instandhoudingsdoelstellingen voor de speciale beschermingszone in kwestie. Zoekzones maken volgens het wettelijk kader deel uit van de richtkaart in een managementplan Natura 2000. Momenteel zijn echter geen managementplannen Natura 2000 vastgesteld door de Vlaamse regering. In afwachting daarvan wordt in de praktijk gewerkt met voorlopige zoekzones. De Voorlopige zoekzones instandhoudingsdoelen Natura 2000 versie 2014 werden oorspronkelijk gepubliceerd begin 2015. In september 2015 werden ze vervangen door de Voorlopige zoekzones instandhoudingsdoelen Natura 2000 versie 2.

Geschikte uitbreidingslocaties voor Europees beschermde habitats en soorten - polygonen (hb:hb_zzihd_poly)

Een 'zoekzone' geeft per Europees te beschermen soort en per Europees te beschermen habitat de perimeter aan die gevrijwaard wordt met het oog op het optimaal plaatsen van de instandhoudingsdoelstellingen voor de betrokken speciale beschermingszone in kwestie. De zoekzone maakt volgens het wettelijk kader deel uit van de richtkaarten die een onderdeel zijn van de Managementplannen Natura 2000. De zoekzones zullen evolueren bij elke nieuwe versie van het Managementplan Natura 2000 binnen eenzelfde cyclus van zes jaar. De zoekzones moeten als vaststaande verworvenheid beschouwd worden en zijn voor wat betreft de toepassing bij de passende beoordeling niet onderhandelbaar. Omdat de zoekzones een belangrijk instrument en hulpmiddel zijn voor wat betreft de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen, wordt in afwachting van de managementplannen Natura2000, gewerkt met zogenaamde voorlopige zoekzones. Deze worden opgesteld per habitattype of cluster van habitattypen en verschilt van de eerste kaart met voorlopige zoekzones zoals verspreid begin 2015. De nieuwe versie werd grotendeels gegenereerd met toepassing van het zogenaamde zoekzonemodel met actualisaties en aanpassingen ten gevolge van de uitvoering van de Programmatische Aanpak Stikstof. Dit model werd opgesteld in opdracht van het ANB door VITO en INBO (rapport in voorbereiding) en is gebaseerd op het Ruimtemodel Vlaanderen (VITO). Dit heeft als gevolg dat de kaart voor deze habittypes opgebouwd is op basis van een rasterkaart met cellen van 100x100m (1 ha), die afgeknipt worden op de grenzen van de SBZ (versie 2013). Voor een andere reeks habitats (niet door het model aanstuurbare habitats) zijn de zoekzones bepaald met de methode van de eerste voorlopige zoekzones (D. Adriaens, 2014, Afbakenen voorlopige zoekzones voor de habitattypen binnen SBZ-H, INBO, Nota voor ANB Beleid) . De grootste oppervlaktes daarvan betreffen habitats in de Kuststreek en in de Polders. Deze zoekzones werden ingetekend op basis van de habitatkaart (versie 2013) en op basis van geografische, biotische en abiotische factoren.

Voorlopige zoekzones instandhoudingsdoelen Natura 2000 versie 2014 - vlakken (hb:hb_zzihd_poly_v0pt1)

Het gaat om de eerste versie van de zoekzones. Deze zijn ter informatie beschikbaar gesteld doch niet (meer) in gebruik in het kader van het Natura 2000-beleid (‘Instandhoudingsbeleid’). Momenteel zijn daartoe de Voorlopige zoekzones instandhoudingsdoelen Natura 2000 versie 2 in gebruik. Een 'zoekzone' geeft per Europees te beschermen habitat de perimeter aan die gevrijwaard wordt met het oog op het optimaal plaatsen van de instandhoudingsdoelstellingen voor de speciale beschermingszone in kwestie. Zoekzones maken volgens het wettelijk kader deel uit van de richtkaart in een managementplan Natura 2000. Momenteel zijn echter geen managementplannen Natura 2000 vastgesteld door de Vlaamse regering. In afwachting daarvan wordt in de praktijk gewerkt met voorlopige zoekzones. De Voorlopige zoekzones instandhoudingsdoelen Natura 2000 versie 2014 werden oorspronkelijk gepubliceerd begin 2015. In september 2015 werden ze vervangen door de Voorlopige zoekzones instandhoudingsdoelen Natura 2000 versie 2.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 industrie binnen belangrijke agglomeraties - Lden contouren (hh:hh_agglo_industrie_lden_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart industrie voor belangrijke agglomeraties met meer dan 100 000 inwoners volgens RL 2002/49/EG. Het referentiejaar van deze data is 2021. De agglomeraties waarop deze data betrekking heeft zijn Antwerpen, Brugge, Gent en Leuven Op de geluidskaart wordt aangegeven aan hoeveel geluid de omgeving wordt blootgesteld. De geluidsbelasting wordt daarbij uitgedrukt in de parameter Lden. Het Lden-niveau is een gewogen jaargemiddeld geluidsdrukniveau over het etmaal waarbij de avond- en nachtniveaus relatief gezien zwaarder doorwegen, wat overeenkomt met de vaststelling dat geluidsoverlast ’s avonds en ’s nachts doorgaans als hinderlijker wordt ervaren. Uit Europees onderzoek blijkt dan ook dat een Lden een relatief goede voorspeller is van de mate waarin omwonenden hinder kunnen ondervinden. Deze geluidsbelastingskaarten worden geactualiseerd om de 5 jaar. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 industrie binnen belangrijke agglomeraties - Lnight contouren (hh:hh_agglo_industrie_lnight_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart industrie voor belangrijke agglomeraties met meer dan 100 000 inwoners volgens RL 2002/49/EG. Het referentiejaar van deze data is 2021. De agglomeraties waarop deze data betrekking heeft zijn Antwerpen, Brugge, Gent en Leuven Op de geluidskaart wordt aangegeven aan hoeveel geluid de omgeving wordt blootgesteld. De geluidsbelasting wordt daarbij uitgedrukt in de parameter Lnight. Het Lnight-niveau is het gemiddelde van de geluidsniveaus tijdens de nacht (23-07u) en is één van de geluidindicatoren die representatief zijn voor mogelijke, nachtelijke slaapverstoring. Deze geluidsbelastingskaarten worden geactualiseerd om de 5 jaar. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 luchtverkeer binnen belangrijke agglomeraties - Lden contouren (hh:hh_agglo_lucht_lden_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart voor luchtverkeer binnen belangrijke agglomeraties volgens RL 2002/49/EG. De luchthaven van Deurne (Antwerpen) is de enige luchthaven die binnen een belangrijke agglomeratie van Vlaanderen ligt. Het referentiejaar van deze data is 2021. Op de geluidskaart wordt de jaargemiddelde geluidsimmissie van de vliegbewegingen van en naar de luchthaven Deurne weergegeven uitgedrukt in de parameter Lden. De geluidsbelasting wordt daarbij uitgedrukt in de parameter Lden. Het Lden-niveau is een gewogen jaargemiddeld geluidsdrukniveau over het etmaal waarbij de avond- en nachtniveaus relatief gezien zwaarder doorwegen, wat overeenkomt met de vaststelling dat geluidsoverlast ’s avonds en ’s nachts doorgaans als hinderlijker wordt ervaren. Uit Europees onderzoek blijkt dan ook dat een Lden een relatief goede voorspeller is van de mate waarin omwonenden hinder kunnen ondervinden. Deze geluidsbelastingskaarten worden geactualiseerd om de 5 jaar. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.De parameter Lden stelt het geluidsniveau tijdens de nachtperiode voor en is dus en maat voor mogelijke slaapverstoring. De strategische geluidsbelastingskaart in uitvoering van de RL 2002/49/EG wordt 5-jaarlijks geactualiseerd. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 luchtverkeer binnen belangrijke agglomeraties - Lnight contouren (hh:hh_agglo_lucht_lnight_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart voor luchtverkeer binnen belangrijke agglomeraties volgens RL 2002/49/EG. De luchthaven van Deurne (Antwerpen) is de enige luchthaven die binnen een belangrijke agglomeratie van Vlaanderen ligt. Het referentiejaar van deze data is 2021. Op de geluidskaart wordt de jaargemiddelde geluidsimmissie van de vliegbewegingen van en naar de luchthaven Deurne weergegeven uitgedrukt in de parameter Lnight. Het Lnight-niveau is het gemiddelde van de geluidsniveaus tijdens de nacht (23-07u) en is één van de geluidindicatoren die representatief zijn voor mogelijke, nachtelijke slaapverstoring. Deze geluidsbelastingskaarten worden geactualiseerd om de 5 jaar. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 spoorverkeer binnen belangrijke agglomeraties - Lden contouren (hh:hh_agglo_spoor_lden_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart spoorverkeer (trein en tram) voor belangrijke agglomeraties met meer dan 100 000 inwoners volgens RL 2002/49/EG. Het referentiejaar van deze data is 2021. De agglomeraties waarop deze data betrekking heeft zijn Antwerpen, Brugge, Gent en Leuven Op de geluidskaart wordt aangegeven aan hoeveel geluid de omgeving wordt blootgesteld. De geluidsbelasting wordt daarbij uitgedrukt in de parameter Lden. Het Lden-niveau is een gewogen jaargemiddeld geluidsdrukniveau over het etmaal waarbij de avond- en nachtniveaus relatief gezien zwaarder doorwegen, wat overeenkomt met de vaststelling dat geluidsoverlast ’s avonds en ’s nachts doorgaans als hinderlijker wordt ervaren. Uit Europees onderzoek blijkt dan ook dat een Lden een relatief goede voorspeller is van de mate waarin omwonenden hinder kunnen ondervinden. Deze geluidsbelastingskaarten worden geactualiseerd om de 5 jaar. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 spoorverkeer binnen belangrijke agglomeraties - Lnight contouren (hh:hh_agglo_spoor_lnight_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart spoorverkeer (trein en tram) voor belangrijke agglomeraties met meer dan 100 000 inwoners volgens RL 2002/49/EG. Het referentiejaar van deze data is 2021. De agglomeraties waarop deze data betrekking heeft zijn Antwerpen, Brugge, Gent en Leuven Op de geluidskaart wordt aangegeven aan hoeveel geluid de omgeving wordt blootgesteld. De geluidsbelasting wordt daarbij uitgedrukt in de parameter Lnight. Het Lnight-niveau is het gemiddelde van de geluidsniveaus tijdens de nacht (23-07u) en is één van de geluidindicatoren die representatief zijn voor mogelijke, nachtelijke slaapverstoring. Deze geluidsbelastingskaarten worden geactualiseerd om de 5 jaar. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 wegverkeer binnen belangrijke agglomeraties- Lden contouren (hh:hh_agglo_weg_lden_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart wegverkeer voor belangrijke agglomeraties met meer dan 100 000 inwoners volgens RL 2002/49/EG. Het referentiejaar van deze data is 2021. De agglomeraties waarop deze data betrekking heeft zijn Antwerpen, Brugge, Gent en Leuven Op de geluidskaart wordt aangegeven aan hoeveel geluid de omgeving wordt blootgesteld. De geluidsbelasting wordt daarbij uitgedrukt in de parameter Lden. Het Lden-niveau is een gewogen jaargemiddeld geluidsdrukniveau over het etmaal waarbij de avond- en nachtniveaus relatief gezien zwaarder doorwegen, wat overeenkomt met de vaststelling dat geluidsoverlast ’s avonds en ’s nachts doorgaans als hinderlijker wordt ervaren. Uit Europees onderzoek blijkt dan ook dat een Lden een relatief goede voorspeller is van de mate waarin omwonenden hinder kunnen ondervinden. Deze geluidsbelastingskaarten worden geactualiseerd om de 5 jaar. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 wegverkeer binnen belangrijke agglomeraties - Lnight contouren (hh:hh_agglo_weg_lnight_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart wegverkeer voor belangrijke agglomeraties met meer dan 100 000 inwoners volgens RL 2002/49/EG. Het referentiejaar van deze data is 2021. De agglomeraties waarop deze data betrekking heeft zijn Antwerpen, Brugge, Gent en Leuven Op de geluidskaart wordt aangegeven aan hoeveel geluid de omgeving wordt blootgesteld. De geluidsbelasting wordt daarbij uitgedrukt in de parameter Lnight. Het Lnight-niveau is het gemiddelde van de geluidsniveaus tijdens de nacht (23-07u) en is één van de geluidindicatoren die representatief zijn voor mogelijke, nachtelijke slaapverstoring. Deze geluidsbelastingskaarten worden geactualiseerd om de 5 jaar. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Belangrijke en aanvullende wegen van de strategische geluidsbelastingskaart referentiejaar 2021 (hh:hh_belangrijke_en_aan_wegen_2021)

De data toont het wegennetwerk dat werd meegenomen in de strategische geluidsbelastingkaarten voor belangrijke en aanvullende wegen. Waarbij er een onderscheid wordt gemaakt tussen belangrijke wegen met meer dan 3 miljoen voertuigpassages per jaar en anderzijds aanvullende wegen die zorgen voor een meer aansluitend wegennetwerk

Buurtgroen - toestand 2013 (hh:hh_buurtgroen_2013)

De geodatalaag ‘buurtgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 0,2ha. Deze geodatalaag werd bekomen door de selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2013). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De daarin beschreven methode werd toegepast op de landgebruikskaart , toestand 2013. De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot buurtgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Buurtgroen - toestand 2016 (hh:hh_buurtgroen_2016)

De geodatalaag ‘buurtgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 0,2ha. Deze geodatalaag werd bekomen door de selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2016). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De daarin beschreven methode werd toegepast op de landgebruikskaart , toestand 2016. De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot buurtgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Buurtgroen - toestand 2019 (hh:hh_buurtgroen_2019)

De geodatalaag ‘buurtgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 0,2ha. Deze geodatalaag werd bekomen door de selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2019). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot buurtgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Ventilus - Magnetische veld hoogspanningslijnen (bestaande toestand) (hh:hh_emf_best_toest_ventilus)

Weergave van de zone van het magnetische veld nabij bestaande hoogspanningslijnen die deel uitmaken van het traject voor Ventilus. De berekende zone geeft weer waar er meer dan 0,4µT kan voorkomen nabij een bestaande hoogspanningslijn. Bevat ook de berekende zone van de bestaande hoogspanninglijn die nav. Ventilus zal worden afgebroken. Berekeningen worden uitgevoerd met een gevalideerd rekenmodel met als input de configuratie van de masten en geleiders en de jaargemiddelde stroombelasting.

Ventilus - Magnetische veld hoogspanningslijnen (geplande toestand) (hh:hh_emf_gepl_toest_ventilus)

Zone van het magnetische veld nabij geplande hoogspanningslijnen die deel uitmaken van het traject voor Ventilus. De berekende zone geeft weer waar er meer dan 0,4µT kan voorkomen nabij een toekomstige hoogspanningslijn. Op plaatsen waar vandaag nog geen hoogspanningslijn aanwezig is werd er een contour bepaald die een indicatie van het magnetisch veld aangeeft. De magneetveldzone van de ondergrondse 380kV, 220kV en 150kV kabels die deeluitmaken van het project zijn hier ook in opgenomen. Bij versterking worden berekeningen uitgevoerd met een gevalideerd rekenmodel met als input de configuratie van de masten en geleiders en de jaargemiddelde stroombelasting. Bij herbenuttig en nieuwe trajecten wordt berekend met een realistische worst case berekening. Bij ondergrondse delen wordt gerekend met de geplande configuratie van geleiders. Er wordt telkens gebruik gemaakt van de jaargemiddelde stroombelasting.

GES-kaart geluidsbelasting - toestand 2016 (hh:hh_ges_geluid_vlaa_2016)

Kaart van de Gezondheid Effecten Screening score (GES) van omgevingslawaai in Vlaanderen. De indicator is gebaseerd op de strategische geluidsbelastingkaarten Lden voor het referentiejaar 2016 voor belangrijke wegen, belangrijke spoorwegen en voor de luchthaven Brussel, aangevuld met de strategische geluidsbelastingkaarten Lden voor agglomeratie Antwerpen (referentiejaar 2016), Gent (referentiejaar 2016) en Brugge (referentie jaar 2011) zoals goedgekeurd door de Vlaamse regering in 2018 in uitvoering van de Europese richtlijn omgevingslawaai. De bestaande indicatoren werden omgerekend naar hinder-equivalente Lden waarden om vervolgens te komen tot een cumulatieve geluidbelastingskaart. De kaart kan gebruikt worden om potentiële probleemgebieden voor omgevingslawaai te detecteren. De kaart is echter niet gebiedsdekkend aangezien de geluidbelasting enkel berekend werd voor belangrijke verkeersinfrastructuren en de drie agglomeraties, hierdoor ontbreekt er data voor bijvoorbeeld lokale wegen of industriële bronnen buiten de agglomeraties. Hierdoor is er voor veel omgevingen geen data beschikbaar, en wordt de geluidbelasting op sommige locaties onderschat. De cumulatieve hinder-equivalente Lden waarden werden vervolgens met behulp van de Nederlandse methodiek Gezondheid Effect Screening (GES) verdeeld in klassen die een inzicht geven in potentiële gezondheidseffecten als eerste indicatie voor het lokale omgevingslawaai in de gekarteerde gebieden. De GES klassen werden op deze manier gedefinieerd: GES 0 73dB(A) = "zeer onvoldoende". Scores vanaf GES 6 kunnen gelinkt worden aan het optreden van hart- en vaatziekten op basis van evidentie uit epidemiologisch onderzoek. Ook bij lagere geluidsbelastingen kunnen er echter negatieve effecten op de gezondheid optreden.

GES-kaart hittestress - toestand 2003 (hh:hh_ges_hitte_vlabru_2003)

Gebiedsdekkende kaart van de Gezondheid Effecten Screening score (GES) van hittestress in Vlaanderen. De indicator is gebaseerd op het aantal hittegolfgraaddagen (°C.dag) in Vlaanderen in het jaar 2003, gemodelleerd voor de Vlaamse milieumaatschappij (2018). De indicator hittegolfgraaddag (HGD) geeft aan waar en met hoeveel graden Celsius de drempelwaarden voor minimum en maximum temperaturen (respectievelijk 18.2°C en 29.6°C), aangegeven door de FOD Volksgezondheid, worden overschreden. Per locatie wordt het aantal hittegolfgraaddagen opgeteld voor alle dagen van het jaar 2003. Voor het aanmaken van de GES-kaart maken we gebruik van de HGD kaart van 2003, een erg warm jaar dat ook als referentie wordt gebruikt in de studie van de Vlaamse milieumaatschappij (2018). Er is geopteerd om te werken met de kaart voor een extreem jaar in plaats van een jaargemiddelde kaart, omdat de gezondheidsproblemen zich voornamelijk voordoen tijdens dit soort zomers, en op die manier de potentiële probleemlocaties goed in beeld worden gebracht en niet worden onderschat. De GES klassen werden op deze manier gedefinieerd: GES 2 = 0 - 20 (°C.dag) = "redelijk" ; GES 3 = 20 - 30 (°C.dag) = "vrij matig" ; GES 4 = 30 - 40 (°C.dag) = "matig" ; GES 5 = 40 - 60 (°C.dag) = "zeer matig" ; GES 6 = 60 - 80 (°C.dag) ="onvoldoende"; GES 7 = 80-100 (°C.dag) = "ruim onvoldoende"; GES 8 > 100 (°C.dag) = "zeer onvoldoende". GES 6 komt overeen met minstens 60 hitteggolfgraaddagen, een waarde die zich in Antwerpen voor doet in het jaar 2003 en waarvan geweten is dat er veel slachtoffers vielen als gevolg van hittestress. ook een lager aantal hittegolfgraaddagen heeft echter negatieve effecten op de gezondheid. De kaart kan gebruikt worden om potentiële probleemgebieden voor hittestress in Vlaanderen te detecteren. Naast luchttemperatuur zijn echter ook stralingsbelasting (zowel kortgolvig als langgolvig), luchtvochtigheid en windsnelheid belangrijke factoren in het bepalen van hittestress en humaan thermisch comfort. De modellering houdt hiermee geen rekening. Lokaal kan de werkelijk ervaren hittestress dus hoger (bijvoorbeeld door lokale straling afkomstig van bijvoorbeeld beton- of asfaltverharding) of lager (bijvoorbeeld omwille van schaduw door bomen) zijn.

GES-kaart hittestress - toestand 2018 (hh:hh_ges_hitte_vlabru_2018)

Gebiedsdekkende kaart van de Gezondheid Effecten Screening score (GES) van hittestress in Vlaanderen. De indicator is gebaseerd op het aantal hittegolfgraaddagen (°C.dag) in Vlaanderen in het jaar 2018, gemodelleerd volgens de methodiek ontwikkeld door VITO en gebruikt door de Vlaamse milieumaatschappij (2018). De indicator hittegolfgraaddag (HGD) geeft aan waar en met hoeveel graden Celsius de drempelwaarden voor minimum en maximum temperaturen (respectievelijk 18.2°C en 29.6°C), aangegeven door de FOD Volksgezondheid, worden overschreden. Per locatie wordt het aantal hittegolfgraaddagen opgeteld voor alle dagen van het jaar 2018. Voor het aanmaken van de GES-kaart maken we gebruik van de HGD kaart van 2018, een recent uitzonderlijk warm jaar. Er is geopteerd om te werken met de kaart voor een extreem jaar in plaats van een jaargemiddelde kaart, omdat de gezondheidsproblemen zich voornamelijk voordoen tijdens dit soort zomers, en op die manier de potentiële probleemlocaties goed in beeld worden gebracht en niet worden onderschat. De GES klassen werden op deze manier gedefinieerd: GES 2 = 0 - 20 (°C.dag) = "redelijk" ; GES 3 = 20 - 30 (°C.dag) = "vrij matig" ; GES 4 = 30 - 40 (°C.dag) = "matig" ; GES 5 = 40 - 60 (°C.dag) = "zeer matig" ; GES 6 = 60 - 80 (°C.dag) ="onvoldoende"; GES 7 = 80-100 (°C.dag) = "ruim onvoldoende"; GES 8 > 100 (°C.dag) = "zeer onvoldoende". GES 6 komt overeen met minstens 60 hitteggolfgraaddagen, een waarde die zich in Antwerpen voor deed in het jaar 2003 en waarvan geweten is dat er veel slachtoffers vielen als gevolg van hittestress. Ook een lager aantal hittegolfgraaddagen heeft echter negatieve effecten op de gezondheid. De kaart kan gebruikt worden om potentiële probleemgebieden voor hittestress in Vlaanderen te detecteren. Naast luchttemperatuur zijn echter ook stralingsbelasting (zowel kortgolvig als langgolvig), luchtvochtigheid en windsnelheid belangrijke factoren in het bepalen van hittestress en humaan thermisch comfort. De modellering houdt hiermee geen rekening. Lokaal kan de werkelijk ervaren hittestress dus hoger (bijvoorbeeld door lokale straling afkomstig van bijvoorbeeld beton- of asfaltverharding) of lager (bijvoorbeeld omwille van schaduw door bomen) zijn.

GES-kaart luchtkwaliteit - toestand 2017 (hh:hh_ges_lucht_vlaa_2017)

Gebiedsdekkende kaart van de Gezondheid Effecten Screening score (GES) van lokale luchtkwaliteit in Vlaanderen. De indicator is gebaseerd op de jaargemiddelde NO2 (stikstofdioxide) concentraties (Vlaamse Milieumaatschappij 2017), die gemodelleerd werd met de RIO-IFDM-OSPM modelketen. Deze polluent werd als basis genomen omwille van zijn grote ruimtelijke variatie, sterke link met lokale emissies en goed gedocumenteerde gezondheidseffecten. De concentraties aan NO2 werden vervolgens met behulp van de Nederlandse methodiek Gezondheids Effect Screening (GES) verdeeld in klassen die een inzicht geven in potentiële gezondheidseffecten van luchtverontreiniging door NO2, als eerste indicatie voor de lokale luchtkwaliteit. Uiteraard zijn ook andere polluenten (bijvoorbeeld fijn stof of ozon) van belang bij de verdere analyse en beoordeling van de lokale luchtkwaliteit. De GES klassen werden op deze manier gedefinieerd: GES 1 = 0-10 µg/m³ jaargemiddelde NO2 = "goed" ; GES 4 = 10-20 µg/m³ jaargemiddelde NO2 = "matig"; GES 6 = 20-30 µg/m³ jaargemiddelde NO2= "onvoldoende", GES 7 = 30-40 µg/m³ jaargemiddelde NO2= "ruim onvoldoende", GES 8 >40 µg/m³ jaargemiddelde NO2= "zeer onvoldoende". Vanaf GES 6 wordt de gezondheidsadvieswaarde zoals geadviseerd door het Agentschap voor Zorg en Gezondheid (maximaal 20 µg/m³ jaargemiddelde NO2) overschreden, maar ook lagere concentraties hebben negatieve effecten op de gezondheid.

Gemiddelde nachtelijke lichtemissies voor de maanden april tot en met oktober, uitgezonderd de maand juni – toestand 2014 (hh:hh_licht_2014)

De kaart toont de nachtelijke emissies van licht in Vlaanderen waargenomen vanuit de ruimte. De Suomi National Polar-orbiting Partnership satelliet vliegt na middernacht over Vlaanderen en heeft een erg gevoelige sensor (Visible/Infrared Imaging Sensor of VIIRS). Er is slechts gebruik gemaakt van data zonder invloed van maanlicht, wolken en sneeuw. Medewerkers van de Aardobservatie Groep van het Amerikaanse NOAA, de National Oceanic and Atmospheric Administration, verwerken de data tot nachtelijke lichtemissiekaarten. De eenheden van de kaart zijn Watt/cm²/steradiaal. Dit is het vermogen per oppervlakte per ruimtehoek. De kaart geeft voor het Vlaamse Gewest de gemiddelde waarde van de lichtemisses weer voor het referentiejaar 2014. Deze kaart is samengesteld op basis van het gemiddelde van de 6 maandelijkse waarden van de maanden april, mei, juli, augustus, september en oktober. De maand juni wordt uitgesloten: deze maand had in 2016 te weinig observaties en is dus uitgesloten van elk jaar om de vergelijkbaarheid te behouden. De wintermaanden zijn niet opgenomen om de invloed van winterse condities op de lichtemissies uit te sluiten.

Gemiddelde nachtelijke lichtemissies voor de maanden april tot en met oktober, uitgezonderd de maand juni – toestand 2015 (hh:hh_licht_2015)

De kaart toont de nachtelijke emissies van licht in Vlaanderen waargenomen vanuit de ruimte. De Suomi National Polar-orbiting Partnership satelliet vliegt na middernacht over Vlaanderen en heeft een erg gevoelige sensor (Visible/Infrared Imaging Sensor of VIIRS). Er is slechts gebruik gemaakt van data zonder invloed van maanlicht, wolken en sneeuw. Medewerkers van de Aardobservatie Groep van het Amerikaanse NOAA, de National Oceanic and Atmospheric Administration, verwerken de data tot nachtelijke lichtemissiekaarten. De eenheden van de kaart zijn Watt/cm²/steradiaal. Dit is het vermogen per oppervlakte per ruimtehoek. De kaart geeft voor het Vlaamse Gewest de gemiddelde waarde van de lichtemisses weer voor het referentiejaar 2015. Deze kaart is samengesteld op basis van het gemiddelde van de 6 maandelijkse waarden van de maanden april, mei, juli, augustus, september en oktober. De maand juni wordt uitgesloten: deze maand had in 2016 te weinig observaties en is dus uitgesloten van elk jaar om de vergelijkbaarheid te behouden. De wintermaanden zijn niet opgenomen om de invloed van winterse condities op de lichtemissies uit te sluiten.

Gemiddelde nachtelijke lichtemissies voor de maanden april tot en met oktober, uitgezonderd de maand juni – toestand 2016 (hh:hh_licht_2016)

De kaart toont de nachtelijke emissies van licht in Vlaanderen waargenomen vanuit de ruimte. De Suomi National Polar-orbiting Partnership satelliet vliegt na middernacht over Vlaanderen en heeft een erg gevoelige sensor (Visible/Infrared Imaging Sensor of VIIRS). Er is slechts gebruik gemaakt van data zonder invloed van maanlicht, wolken en sneeuw. Medewerkers van de Aardobservatie Groep van het Amerikaanse NOAA, de National Oceanic and Atmospheric Administration, verwerken de data tot nachtelijke lichtemissiekaarten. De eenheden van de kaart zijn Watt/cm²/steradiaal. Dit is het vermogen per oppervlakte per ruimtehoek. De kaart geeft voor het Vlaamse Gewest de gemiddelde waarde van de lichtemisses weer voor het referentiejaar 2016. Deze kaart is samengesteld op basis van het gemiddelde van de 6 maandelijkse waarden van de maanden april, mei, juli, augustus, september en oktober. De maand juni wordt uitgesloten: deze maand had in 2016 te weinig observaties en is dus uitgesloten van elk jaar om de vergelijkbaarheid te behouden. De wintermaanden zijn niet opgenomen om de invloed van winterse condities op de lichtemissies uit te sluiten.

Gemiddelde nachtelijke lichtemissies voor de maanden april tot en met oktober, uitgezonderd de maand juni – toestand 2017 (hh:hh_licht_2017)

De kaart toont de nachtelijke emissies van licht in Vlaanderen waargenomen vanuit de ruimte. De Suomi National Polar-orbiting Partnership satelliet vliegt na middernacht over Vlaanderen en heeft een erg gevoelige sensor (Visible/Infrared Imaging Sensor of VIIRS). Er is slechts gebruik gemaakt van data zonder invloed van maanlicht, wolken en sneeuw. Medewerkers van de Aardobservatie Groep van het Amerikaanse NOAA, de National Oceanic and Atmospheric Administration, verwerken de data tot nachtelijke lichtemissiekaarten. De eenheden van de kaart zijn Watt/cm²/steradiaal. Dit is het vermogen per oppervlakte per ruimtehoek. De kaart geeft voor het Vlaamse Gewest de gemiddelde waarde van de lichtemisses weer voor het referentiejaar 2017. Deze kaart is samengesteld op basis van het gemiddelde van de 6 maandelijkse waarden van de maanden april, mei, juli, augustus, september en oktober. De maand juni wordt uitgesloten: deze maand had in 2016 te weinig observaties en is dus uitgesloten van elk jaar om de vergelijkbaarheid te behouden. De wintermaanden zijn niet opgenomen om de invloed van winterse condities op de lichtemissies uit te sluiten.

Gemiddelde nachtelijke lichtemissies voor de maanden april tot en met oktober, uitgezonderd de maand juni – toestand 2018 (hh:hh_licht_2018)

De kaart toont de nachtelijke emissies van licht in Vlaanderen waargenomen vanuit de ruimte. De Suomi National Polar-orbiting Partnership satelliet vliegt na middernacht over Vlaanderen en heeft een erg gevoelige sensor (Visible/Infrared Imaging Sensor of VIIRS). Er is slechts gebruik gemaakt van data zonder invloed van maanlicht, wolken en sneeuw. Medewerkers van de Aardobservatie Groep van het Amerikaanse NOAA, de National Oceanic and Atmospheric Administration, verwerken de data tot nachtelijke lichtemissiekaarten. De eenheden van de kaart zijn Watt/cm²/steradiaal. Dit is het vermogen per oppervlakte per ruimtehoek. De kaart geeft voor het Vlaamse Gewest de gemiddelde waarde van de lichtemisses weer voor het referentiejaar 2018. Deze kaart is samengesteld op basis van het gemiddelde van de 6 maandelijkse waarden van de maanden april, mei, juli, augustus, september en oktober. De maand juni wordt uitgesloten: deze maand had in 2016 te weinig observaties en is dus uitgesloten van elk jaar om de vergelijkbaarheid te behouden. De wintermaanden zijn niet opgenomen om de invloed van winterse condities op de lichtemissies uit te sluiten.

Gemiddelde nachtelijke lichtemissies voor de maanden april tot en met oktober, uitgezonderd de maand juni – toestand 2019 (hh:hh_licht_2019)

De kaart toont de nachtelijke emissies van licht in Vlaanderen waargenomen vanuit de ruimte. De Suomi National Polar-orbiting Partnership satelliet vliegt na middernacht over Vlaanderen en heeft een erg gevoelige sensor (Visible/Infrared Imaging Sensor of VIIRS). Er is slechts gebruik gemaakt van data zonder invloed van maanlicht, wolken en sneeuw. Medewerkers van de Aardobservatie Groep van het Amerikaanse NOAA, de National Oceanic and Atmospheric Administration, verwerken de data tot nachtelijke lichtemissiekaarten. De eenheden van de kaart zijn Watt/cm²/steradiaal. Dit is het vermogen per oppervlakte per ruimtehoek. De kaart geeft voor het Vlaamse Gewest de gemiddelde waarde van de lichtemisses weer voor het referentiejaar 2019. Deze kaart is samengesteld op basis van het gemiddelde van de 6 maandelijkse waarden van de maanden april, mei, juli, augustus, september en oktober. De maand juni wordt uitgesloten: deze maand had in 2016 te weinig observaties en is dus uitgesloten van elk jaar om de vergelijkbaarheid te behouden. De wintermaanden zijn niet opgenomen om de invloed van winterse condities op de lichtemissies uit te sluiten.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 belangrijke luchthaven(s) Lden contouren (hh:hh_lucht_lden_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart voor belangrijke luchthaven(s) in Vlaanderen met meer dan 50.000 vliegbewegingen per jaar (excl. oefenvluchten met lichte vliegtuigen) volgens RL 2002/49/EG. De luchthaven van Brussels Airport is de enige luchthaven in Vlaanderen die aan de definitie van 'belangrijke luchthaven' volgens richtlijn 2002/49/EG voldoet. Het referentiejaar van deze data is 2021. Op de geluidskaart wordt de jaargemiddelde geluidsimmissie van de vliegbewegingen van en naar de luchthaven Brussels Airport weergegeven uitgedrukt in de parameter Lden. Het Lden-niveau is een gewogen jaargemiddeld geluidsdrukniveau over het etmaal waarbij de avond- en nachtniveaus relatief gezien zwaarder doorwegen, wat overeenkomt met de vaststelling dat geluidsoverlast ’s avonds en ’s nachts doorgaans als hinderlijker wordt ervaren. Uit Europees onderzoek blijkt dan ook dat een Lden een relatief goede voorspeller is van de mate waarin omwonenden hinder kunnen ondervinden. De strategische geluidsbelastingskaart in uitvoering van de RL 2002/49/EG wordt 5-jaarlijks geactualiseerd. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 belangrijke luchthaven(s) Lnight contouren (hh:hh_lucht_lnight_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart voor belangrijke luchthaven(s) in Vlaanderen met meer dan 50.000 vliegbewegingen per jaar (excl. oefenvluchten met lichte vliegtuigen) volgens RL 2002/49/EG. De luchthaven van Brussels Airport is de enige luchthaven in Vlaanderen die aan de definitie van 'belangrijke luchthaven' volgens richtlijn 2002/49/EG voldoet. Het referentiejaar van deze data is 2021. Op de geluidskaart wordt de jaargemiddelde geluidsimmissie van de vliegbewegingen van en naar de luchthaven Brussels Airport weergegeven uitgedrukt in de parameter Lnight. De parameter Lnight stelt het geluidsniveau tijdens de nachtperiode voor en is dus en maat voor mogelijke slaapverstoring. De strategische geluidsbelastingskaart in uitvoering van de RL 2002/49/EG wordt 5-jaarlijks geactualiseerd. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Natuurbeleving op de weg - toestand 2013 (hh:hh_natbelevweg_2013)

"Natuurbeleving op de weg" geeft een indruk van het gehalte aan "groenblauw" in een wijk, gezien vanop de weg. Dit kan voor verschillende doeleinden worden gebruikt. Ten eerste kan je ze als burger gebruiken om de aangenaamste route tussen twee punten te ontdekken. Zo kan je de groenste (en vaak gezondste) route naar de school voor je kind uitstippelen. Let wel, de kaart houdt geen rekening met toegankelijkheid. Dit kan lokale besturen helpen om een idee te krijgen van welke groene plekken best ontsloten kunnen worden om een groen traject te vervolledigen. Deze kaart doet enkel een uitspraak over het groenblauw, dus niet over andere factoren die een traject aangenaam of onaangenaam kunnen maken (verkeersdrukte, veiligheid, kwaliteit van het wegdek, mooie gebouwen, …). De kaart geeft het percentage groenblauw (hoog groen, laag groen, landbouw en water) weer in een straal van 20 meter rond een weg. Het groenblauw rond de weg wordt als het ware toegekend aan de weg zelf. Op die manier geeft de kaart een indicatie voor de groenblauwe beleving op elke locatie gelegen op een weg in Vlaanderen. De analyse wordt gemaakt aan de hand van de Groenkaart Vlaanderen (voor hoog groen, laag groen en landbouw), het Grootschalig Referentie Bestand (GRB) voor entiteit Water, en het Wegenregister. Al deze geodatalagen zijn open beschikbaar via Geopunt. Aan hoog groen, laag groen, landbouw en water wordt dezelfde waarde toegekend. De berekening houdt daarnaast geen rekening met de inrichting van de weg zelf (verhard of onverhard). Voor meer details over de totstandkoming van dit product en wordt verwezen naar het technisch rapport 'Poelmans Lien, Janssen Liliane, Vranckx Stijn (2022), Natuurbeleving op de weg – Technische beschrijving. Studie uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving.' dat je terugvindt onder https://www.researchportal.be/nl/publicatie/natuurbeleving-op-de-weg-technische-beschrijving

Natuurbeleving op de weg - toestand 2016 (hh:hh_natbelevweg_2016)

"Natuurbeleving op de weg" geeft een indruk van het gehalte aan "groenblauw" in een wijk, gezien vanop de weg. Dit kan voor verschillende doeleinden worden gebruikt. Ten eerste kan je ze als burger gebruiken om de aangenaamste route tussen twee punten te ontdekken. Zo kan je de groenste (en vaak gezondste) route naar de school voor je kind uitstippelen. Let wel, de kaart houdt geen rekening met toegankelijkheid. Dit kan lokale besturen helpen om een idee te krijgen van welke groene plekken best ontsloten kunnen worden om een groen traject te vervolledigen. Deze kaart doet enkel een uitspraak over het groenblauw, dus niet over andere factoren die een traject aangenaam of onaangenaam kunnen maken (verkeersdrukte, veiligheid, kwaliteit van het wegdek, mooie gebouwen, …). De kaart geeft het percentage groenblauw (hoog groen, laag groen, landbouw en water) weer in een straal van 20 meter rond een weg. Het groenblauw rond de weg wordt als het ware toegekend aan de weg zelf. Op die manier geeft de kaart een indicatie voor de groenblauwe beleving op elke locatie gelegen op een weg in Vlaanderen. De analyse wordt gemaakt aan de hand van de Groenkaart Vlaanderen (voor hoog groen, laag groen en landbouw), het Grootschalig Referentie Bestand (GRB) voor entiteit Water, en het Wegenregister. Al deze geodatalagen zijn open beschikbaar via Geopunt. Aan hoog groen, laag groen, landbouw en water wordt dezelfde waarde toegekend. De berekening houdt daarnaast geen rekening met de inrichting van de weg zelf (verhard of onverhard). Voor meer details over de totstandkoming van dit product en wordt verwezen naar het technisch rapport 'Poelmans Lien, Janssen Liliane, Vranckx Stijn (2022), Natuurbeleving op de weg – Technische beschrijving. Studie uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving.' dat je terugvindt onder https://www.researchportal.be/nl/publicatie/natuurbeleving-op-de-weg-technische-beschrijving

Natuurbeleving op de weg - toestand 2019 (hh:hh_natbelevweg_2019)

"Natuurbeleving op de weg" geeft een indruk van het gehalte aan "groenblauw" in een wijk, gezien vanop de weg. Dit kan voor verschillende doeleinden worden gebruikt. Ten eerste kan je ze als burger gebruiken om de aangenaamste route tussen twee punten te ontdekken. Zo kan je de groenste (en vaak gezondste) route naar de school voor je kind uitstippelen. Let wel, de kaart houdt geen rekening met toegankelijkheid. Dit kan lokale besturen helpen om een idee te krijgen van welke groene plekken best ontsloten kunnen worden om een groen traject te vervolledigen. Deze kaart doet enkel een uitspraak over het groenblauw, dus niet over andere factoren die een traject aangenaam of onaangenaam kunnen maken (verkeersdrukte, veiligheid, kwaliteit van het wegdek, mooie gebouwen, …). De kaart geeft het percentage groenblauw (hoog groen, laag groen, landbouw en water) weer in een straal van 20 meter rond een weg. Het groenblauw rond de weg wordt als het ware toegekend aan de weg zelf. Op die manier geeft de kaart een indicatie voor de groenblauwe beleving op elke locatie gelegen op een weg in Vlaanderen. De analyse wordt gemaakt aan de hand van de Groenkaart Vlaanderen (voor hoog groen, laag groen en landbouw), het Grootschalig Referentie Bestand (GRB) voor entiteit Water, en het Wegenregister. Al deze geodatalagen zijn open beschikbaar via Geopunt. Aan hoog groen, laag groen, landbouw en water wordt dezelfde waarde toegekend. De berekening houdt daarnaast geen rekening met de inrichting van de weg zelf (verhard of onverhard). Voor meer details over de totstandkoming van dit product en wordt verwezen naar het technisch rapport 'Poelmans Lien, Janssen Liliane, Vranckx Stijn (2022), Natuurbeleving op de weg – Technische beschrijving. Studie uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving.' dat je terugvindt onder https://www.researchportal.be/nl/publicatie/natuurbeleving-op-de-weg-technische-beschrijving

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 belangrijke spoorwegen Lden contouren (hh:hh_spoor_lden_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart voor spoorverkeer met meer dan 30 000 trein- of trampassages per jaar volgens RL 2002/49/EG. Het referentiejaar van deze data is 2021. Op de geluidskaart wordt aangegeven aan hoeveel geluid de omgeving wordt blootgesteld. De geluidsbelasting wordt daarbij uitgedrukt in de parameter Lden. Het Lden-niveau is een gewogen jaargemiddeld geluidsdrukniveau over het etmaal waarbij de avond- en nachtniveaus relatief gezien zwaarder doorwegen, wat overeenkomt met de vaststelling dat geluidsoverlast ’s avonds en ’s nachts doorgaans als hinderlijker wordt ervaren. Uit Europees onderzoek blijkt dan ook dat een Lden een relatief goede voorspeller is van de mate waarin omwonenden hinder kunnen ondervinden. Deze geluidsbelastingskaarten worden geactualiseerd om de 5 jaar. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 belangrijke spoorwegen Lnight contouren (hh:hh_spoor_lnight_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart voor spoorverkeer met meer dan 30 000 trein - of trampassages per jaar volgens RL 2002/49/EG. Het referentiejaar van deze data is 2021. Op de geluidskaart wordt aangegeven aan hoeveel geluid de omgeving wordt blootgesteld. De geluidsbelasting wordt daarbij uitgedrukt in de parameter Lnight. Het Lnight-niveau is het gemiddelde van de geluidsniveaus tijdens de nacht (23-07u) en is één van de geluidindicatoren die representatief zijn voor mogelijke, nachtelijke slaapverstoring. Deze geluidsbelastingskaarten worden geactualiseerd om de 5 jaar. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Stadsbos - toestand 2013 (hh:hh_stadsbos_2013)

De geodatalaag ‘stadsbos’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 60ha. Deze geodatalaag werd bekomen door het selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2019). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>1ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De daarin beschreven methode werd toegepast op de landgebruikskaart toestand 2013. De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot stadsbos rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Stadsbos - toestand 2016 (hh:hh_stadsbos_2016)

De geodatalaag ‘stadsbos’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 60ha. Deze geodatalaag werd bekomen door het selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2019). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>1ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De daarin beschreven methode werd toegepast op de landgebruikskaart toestand 2016. De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot stadsbos rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Stadsbos - toestand 2019 (hh:hh_stadsbos_2019)

De geodatalaag ‘stadsbos’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 60ha. Deze geodatalaag werd bekomen door het selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2019). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>1ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot stadsbos rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Stadsdeelgroen - toestand 2013 (hh:hh_stadsdeelgroen_2013)

De geodatalaag ‘stadsdeelgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 30ha. Deze geodatalaag werd bekomen door het selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2013). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De daarin beschreven methode werd toegepast op de landgebruikskaart toestand 2013. De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot stadsdeelgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Stadsdeelgroen - toestand 2016 (hh:hh_stadsdeelgroen_2016)

De geodatalaag ‘stadsdeelgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 30ha. Deze geodatalaag werd bekomen door het selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2016). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De daarin beschreven methode werd toegepast op de landgebruikskaart toestand 2016. De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot stadsdeelgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Stadsdeelgroen - toestand 2019 (hh:hh_stadsdeelgroen_2019)

De geodatalaag ‘stadsdeelgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 30ha. Deze geodatalaag werd bekomen door het selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2019). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot stadsdeelgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Stadsgroen - toestand 2013 (hh:hh_stadsgroen_2013)

De geodatalaag ‘stadsgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 60ha. Deze geodatalaag werd bekomen door het selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2013). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De daarin beschreven methode werd toegepast op de landgebruikskaart toestand 2013. De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot stadsgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Stadsgroen - toestand 2016 (hh:hh_stadsgroen_2016)

De geodatalaag ‘stadsgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 60ha. Deze geodatalaag werd bekomen door het selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2016). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De daarin beschreven methode werd toegepast op de landgebruikskaart toestand 2016. De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot stadsgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Stadsgroen - toestand 2019 (hh:hh_stadsgroen_2019)

De geodatalaag ‘stadsgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 60ha. Deze geodatalaag werd bekomen door het selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2019). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot stadsgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Stiltegebieden in Vlaanderen (hh:hh_stiltegeb)

Kaart met een overzicht van gebieden met een kwaliteitslabel Stiltegebied en akoestisch onderzochte potentiële stiltegebieden in Vlaanderen. Op deze kaart worden de contouren van de erkende gebieden met kwaliteitslabel Stiltegebieden en andere akoestisch onderzochte stiltegebieden in Vlaanderen weergegeven. Stiltegebieden zijn gebieden met een relatief laag akoestisch geluidsniveau en een aangenaam akoestisch geluidsklimaat. Ze worden hierop beoordeeld op basis van een aantal criteria met akoestische basis zoals het maximaal geluidsniveau, het aantal gebiedsvreemde geluidsgebeurtenissen en het percentage gebiedsvreemd geluid waargenomen door een onderzoeker. De kaart wordt geactualiseerd als er nieuwe informatie beschikbaar wordt. Bijvoorbeeld als een nieuw kwaliteitslabel Stiltegebied wordt toegekend. De laatste actualisatie dateert van december 2017.

VLOPS kaarten - NH3 - NH3 concentratie (VLOPS20, Meteo 2017, Emissies 2017) (hh:hh_vlops_nh3_conc_1km_20MZ17M517)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde concentratie van ammoniak (NH3) in de lucht (in µg/m³) voor gans Vlaanderen op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS20 (gebaseerd op OPS4.5.2), de emissiecijfers voor NH3 in 2017 en de meteorologische gegevens van 2017. Voor deze kaart werden de ruwe VLOPS modeluitvoer vermenigvuldigd met de kalibratiefactor x0,87.

VLOPS kaarten - NH3 - NH3 concentratie (VLOPS23, meteo 2021, emissies 2021) (hh:hh_vlops_nh3_conc_1km_23MZ21M521)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde concentratie van ammoniak (NH3) in de lucht (in µg/m³) voor gans Vlaanderen op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS23 (gebaseerd op OPS 5.1.0,2), de emissiecijfers voor NH3 in 2021 en de meteorologische gegevens van 2021. Voor deze kaart werden de ruwe VLOPS modeluitvoer vermenigvuldigd met de kalibratiefactor x0,80.

VLOPS kaarten - NH3 - NHx totale depositie (VLOPS20, Meteo 2017, Emissies 2017) (hh:hh_vlops_nhx_td_1km_20MZ17M517)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde totale depositie (td) van NHx (in mol/ha·jaar) voor gans Vlaanderen op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS20 (gebaseerd op OPS4.5.2), de emissiecijfers voor NH3 in 2017 en de meteorologische gegevens van 2017. Voor deze kaart werden eerst de ruwe VLOPS modeluitvoeren voor de droge depositie van NHx vermenigvuldigd met de kalibratiefactor x0,87 en de natte depositie van NHx vermenigvuldigd met de kalibratiefactor x1,20. Daarna werden deze gekalibreerde VLOPS-kaarten bij elkaar opgeteld om de totale depositie van NHx te berekenen.

VLOPS kaarten - NH3 - NHx totale depositie (VLOPS23, meteo 2021, emissies 2021) (hh:hh_vlops_nhx_td_1km_23MZ21M521)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde totale depositie (td) van NHx (in mol/ha·jaar) voor gans Vlaanderen op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS23 (gebaseerd op OPS 5.1.0.2), de emissiecijfers voor NH3 in 2021 en de meteorologische gegevens van 2021. Voor deze kaart werden eerst de ruwe VLOPS modeluitvoeren voor de droge depositie van NHx vermenigvuldigd met de kalibratiefactor x0,80 en de natte depositie van NHx vermenigvuldigd met de kalibratiefactor x1,38. Daarna werden deze gekalibreerde VLOPS-kaarten bij elkaar opgeteld om de totale depositie van NHx te berekenen.

VLOPS kaarten - NH3 - NHx droge depositiesnelheid (VLOPS20, Meteo 2017, Emissies 2017) (hh:hh_vlops_nhx_vd_1km_20MZ17M517)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde droge depositiesnelheid (vd) van NHx (in cm/s) voor gans Vlaanderen op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS20 (gebaseerd op OPS4.5.2), de emissiecijfers voor NH3 in 2017 en de meteorologische gegevens van 2017.

VLOPS kaarten - NH3 - NHx droge depositiesnelheid (VLOPS23, meteo 2021, emissies 2021) (hh:hh_vlops_nhx_vd_1km_23MZ21M521)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde droge depositiesnelheid (vd) van NHx (in cm/s) voor gans Vlaanderen op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS23 (gebaseerd op OPS 5.1.0.2), de emissiecijfers voor NH3 in 2021 en de meteorologische gegevens van 2021.

VLOPS kaarten - NOx - NOy totale depositie (VLOPS20, Meteo 2017, Emissies 2017) (hh:hh_vlops_noy_td_1km_20MZ17M517)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde totale depositie (td) van NOy (in mol/ha·jaar) voor gans Vlaanderen op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS20 (gebaseerd op OPS4.5.2), de emissiecijfers voor NOx in 2017 en de meteorologische gegevens van 2017. Voor deze kaart werden eerst de ruwe VLOPS modeluitvoeren voor de droge depositie van NOy vermenigvuldigd met de kalibratiefactor x1,00 en de natte depositie van NOy vermenigvuldigd met de kalibratiefactor x1,01. Daarna werden deze gekalibreerde VLOPS-kaarten bij elkaar opgeteld om de totale depositie van NOy te berekenen.

VLOPS kaarten - NOx - NOy totale depositie (VLOPS23, meteo 2021, emissies 2021) (hh:hh_vlops_noy_td_1km_23MZ21M521)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde totale depositie (td) van NOy (in mol/ha·jaar) voor gans Vlaanderen op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS23 (gebaseerd op OPS 5.1.0.2), de emissiecijfers voor NOx in 2021 en de meteorologische gegevens van 2021. Voor deze kaart werden eerst de ruwe VLOPS modeluitvoeren voor de droge depositie van NOy vermenigvuldigd met de kalibratiefactor x1,00 en de natte depositie van NOy vermenigvuldigd met de kalibratiefactor x0,97. Daarna werden deze gekalibreerde VLOPS-kaarten bij elkaar opgeteld om de totale depositie van NOy te berekenen.

VLOPS kaarten - NOx - NOy droge depositiesnelheid (VLOPS20, Meteo 2017, Emissies 2017) (hh:hh_vlops_noy_vd_1km_20MZ17M517)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde droge depositiesnelheid (vd) van NOy (in cm/s) voor gans Vlaanderen op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS20 (gebaseerd op OPS4.5.2), de emissiecijfers voor NOx in 2017 en de meteorologische gegevens van 2017.

VLOPS kaarten - NOx - NOy droge depositiesnelheid (VLOPS23, meteo 2021, emissies 2021) (hh:hh_vlops_noy_vd_1km_23MZ21M521)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde droge depositiesnelheid (vd) van NOy (in cm/s) voor gans Vlaanderen op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS23 (gebaseerd op OPS 5.1.0.2), de emissiecijfers voor NOx in 2021 en de meteorologische gegevens van 2021.

VLOPS kaarten - SO2 - SOx totale depositie (VLOPS20, Meteo 2017, Emissies 2017) (hh:hh_vlops_sox_td_1km_20MZ17M517)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde totale depositie (td) van SOx (in mol/ha·jaar) voor gans Vlaanderen op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS20 (gebaseerd op OPS4.5.2), de emissiecijfers voor SO2 in 2017 en de meteorologische gegevens van 2017. Voor deze kaart werden eerst de ruwe VLOPS modeluitvoeren voor de droge depositie van SOx vermenigvuldigd met de kalibratiefactor x0,82 en de natte depositie van SOx vermenigvuldigd met de kalibratiefactor x1,36. Daarna werden deze gekalibreerde VLOPS-kaarten bij elkaar opgeteld om de totale depositie van SOx te berekenen.

VLOPS kaarten - SO2 - SOx totale depositie (VLOPS23, meteo 2021, emissies 2021) (hh:hh_vlops_sox_td_1km_23MZ21M521)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde totale depositie (td) van SOx (in mol/ha·jaar) voor gans Vlaanderen op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS23 (gebaseerd op OPS 5.1.0.2), de emissiecijfers voor SO2 in 2021 en de meteorologische gegevens van 2021. Voor deze kaart werden eerst de ruwe VLOPS modeluitvoeren voor de droge depositie van SOx vermenigvuldigd met de kalibratiefactor x1,13 en de natte depositie van SOx vermenigvuldigd met de kalibratiefactor x2,11. Daarna werden deze gekalibreerde VLOPS-kaarten bij elkaar opgeteld om de totale depositie van SOx te berekenen.

VLOPS kaarten - SO2 - SOx droge depositiesnelheid (VLOPS20, Meteo 2017, Emissies 2017) (hh:hh_vlops_sox_vd_1km_20MZ17M517)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde droge depositiesnelheid (vd) van SOx (in cm/s) voor gans Vlaanderen op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS20 (gebaseerd op OPS4.5.2), de emissiecijfers voor SO2 in 2017 en de meteorologische gegevens van 2017.

VLOPS kaarten - SO2 - SOx droge depositiesnelheid (VLOPS23, meteo 2021, emissies 2021) (hh:hh_vlops_sox_vd_1km_23MZ21M521)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde droge depositiesnelheid (vd) van SOx (in cm/s) voor gans Vlaanderen op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS23 (gebaseerd op OPS 5.1.0.2), de emissiecijfers voor SO2 in 2021 en de meteorologische gegevens van 2021.

VLOPS kaarten - Totale vermestende depositie (VLOPS20, Meteo 2017, Emissies 2017) (hh:hh_vlops_tmd_1km_20MZ17M517)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde totale vermestende depositie (tmd) voor gans Vlaanderen (in kg N/ha·jaar) op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS20 (gebaseerd op OPS4.5.2), de emissiecijfers voor NH3 en NOx in 2017 en de meteorologische gegevens van 2017. Voor deze kaart werden de resultaten voor de totale depositie van NHx en NOy bij elkaar opgeteld samen met een bijtelling voor opgelost organisch stikstof (DON) van 150 mol/(ha·jaar) of 2,1 kg N/(ha·jaar).

VLOPS kaarten - Totale stikstofdepositie (VLOPS23, meteo 2021, emissies 2021) (hh:hh_vlops_tmd_1km_23MZ21M521)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde totale stikstofdepositie (tmd) voor gans Vlaanderen (in kg N/ha·jaar) op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS23 (gebaseerd op OPS 5.1.0.2), de emissiecijfers voor NH3 en NOx in 2021 en de meteorologische gegevens van 2021. Voor deze kaart werden de resultaten voor de totale depositie van NHx en NOy bij elkaar opgeteld samen met een bijtelling voor opgelost organisch stikstof (DON) van 150 mol/(ha·jaar) of 2,1 kg N/(ha·jaar).

VLOPS kaarten - Totale verzurende depositie (VLOPS20, Meteo 2017, Emissies 2017) (hh:hh_vlops_tzd_1km_20MZ17M517)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde totale vermestende depositie (tzd) voor gans Vlaanderen (in Zeq/ha·jaar) op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS20 (gebaseerd op OPS4.5.2), de emissiecijfers voor NH3 en NOx in 2017 en de meteorologische gegevens van 2017. Voor deze kaart werden de resultaten voor de totale depositie van NHx, NOy en SOx bij elkaar opgeteld samen met een bijtelling voor halogeenzuren van 25 Zeq/ha/j voor zowel de droge- als de natte depositie en voor organische van 170 Zeq/ha/j voor de droge depositie en 60 Zeq/ha/j voor de natte depositie.

VLOPS kaarten - Totale verzurende depositie (VLOPS23, meteo 2021, emissies 2021) (hh:hh_vlops_tzd_1km_23MZ21M521)

Deze VLOPS-kaart toont de gemodelleerde totale vermestende depositie (tzd) voor gans Vlaanderen (in Zeq/ha·jaar) op 1x1 km². Deze kaart werd berekend met VLOPS23 (gebaseerd op OPS 5.1.0.2), de emissiecijfers voor NH3 en NOx in 2021 en de meteorologische gegevens van 2021. Voor deze kaart werden de resultaten voor de totale depositie van NHx, NOy en SOx bij elkaar opgeteld samen met een bijtelling voor halogeenzuren van 25 Zeq/ha/j voor zowel de droge- als de natte depositie en voor organische van 170 Zeq/ha/j voor de droge depositie en 60 Zeq/ha/j voor de natte depositie.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 belangrijke en aanvullende wegen Lden contouren (hh:hh_weg_aan_lden_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart voor wegverkeer met meer dan 3 miljoen voertuigpassages per jaar volgens RL 2002/49/EG en aanvullende wegen. Het referentiejaar van deze data is 2021. Op de geluidskaart wordt aangegeven aan hoeveel geluid de omgeving wordt blootgesteld. De geluidsbelasting wordt daarbij uitgedrukt in de parameter Lden. Het Lden-niveau is een gewogen jaargemiddeld geluidsdrukniveau over het etmaal waarbij de avond- en nachtniveaus relatief gezien zwaarder doorwegen, wat overeenkomt met de vaststelling dat geluidsoverlast ’s avonds en ’s nachts doorgaans als hinderlijker wordt ervaren. Uit Europees onderzoek blijkt dan ook dat een Lden een relatief goede voorspeller is van de mate waarin omwonenden hinder kunnen ondervinden. Deze geluidsbelastingskaarten worden geactualiseerd om de 5 jaar. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 belangrijke en aanvullende wegen Lnight contouren (hh:hh_weg_aan_lnight_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart voor wegverkeer met meer dan 3 miljoen voertuigpassages per jaar volgens RL 2002/49/EG en aanvullende wegen. Het referentiejaar van deze data is 2021. Op de geluidskaart wordt aangegeven aan hoeveel geluid de omgeving wordt blootgesteld. De geluidsbelasting wordt daarbij uitgedrukt in de parameter Lnight. Het Lnight-niveau is het gemiddelde van de geluidsniveaus tijdens de nacht (23-07u) en is één van de geluidindicatoren die representatief zijn voor mogelijke, nachtelijke slaapverstoring. Deze geluidsbelastingskaarten worden geactualiseerd om de 5 jaar. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 belangrijke wegen Lden contouren (hh:hh_weg_lden_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart voor wegverkeer met meer dan 3 miljoen voertuigpassages per jaar volgens RL 2002/49/EG. Het referentiejaar van deze data is 2021. Op de geluidskaart wordt aangegeven aan hoeveel geluid de omgeving wordt blootgesteld. De geluidsbelasting wordt daarbij uitgedrukt in de parameter Lden. Het Lden-niveau is een gewogen jaargemiddeld geluidsdrukniveau over het etmaal waarbij de avond- en nachtniveaus relatief gezien zwaarder doorwegen, wat overeenkomt met de vaststelling dat geluidsoverlast ’s avonds en ’s nachts doorgaans als hinderlijker wordt ervaren. Uit Europees onderzoek blijkt dan ook dat een Lden een relatief goede voorspeller is van de mate waarin omwonenden hinder kunnen ondervinden. Deze geluidsbelastingskaarten worden geactualiseerd om de 5 jaar. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Strategische geluidsbelastingskaart 2021 belangrijke wegen Lnight contouren (hh:hh_weg_lnight_2021_c)

Strategische geluidsbelastingskaart voor wegverkeer met meer dan 3 miljoen voertuigpassages per jaar volgens RL 2002/49/EG. Het referentiejaar van deze data is 2021. Op de geluidskaart wordt aangegeven aan hoeveel geluid de omgeving wordt blootgesteld. De geluidsbelasting wordt daarbij uitgedrukt in de parameter Lnight. Het Lnight-niveau is het gemiddelde van de geluidsniveaus tijdens de nacht (23-07u) en is één van de geluidindicatoren die representatief zijn voor mogelijke, nachtelijke slaapverstoring. Deze geluidsbelastingskaarten worden geactualiseerd om de 5 jaar. Vanaf de strategische geluidsbelastingskaarten met referentiejaar 2021 werd er een nieuwe rekenmethode gehanteerd. Dit is een nieuwe gezamenlijke Europese rekenmethode die vanaf de karteringsronde met referentiejaar 2021 voor alle lidstaten verplicht is. Omdat deze rekenmethode verschilt van deze die werd toegepast bij eerdere karteringsrondes is het niet aangewezen om de resultaten van referentiejaar 2021 te vergelijken met voorgaande edities (2006, 2011 en 2016). Het valt immers niet uit te sluiten dat verschillen in berekende blootstelling louter te wijten zijn aan de toepassing van deze nieuwe rekenmethode en niet een gevolg zijn van een verhoogde of verminderde blootstelling.

Wijkgroen - toestand 2013 (hh:hh_wijkgroen_2013)

De geodatalaag ‘wijkgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 10ha. Deze geodatalaag werd bekomen door de selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2013). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De daarin beschreven methode werd toegepast op de landgebruikskaart toestand 2013. De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot wijkgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Wijkgroen - toestand 2016 (hh:hh_wijkgroen_2016)

De geodatalaag ‘wijkgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 10ha. Deze geodatalaag werd bekomen door de selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2016). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De daarin beschreven methode werd toegepast op de landgebruikskaart toestand 2016. De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot wijkgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Wijkgroen - toestand 2019 (hh:hh_wijkgroen_2019)

De geodatalaag ‘wijkgroen’ bevat alle clusters van publiek toegankelijke groene ruimte met een minimale oppervlakte van 10ha. Deze geodatalaag werd bekomen door de selectie van alle ‘groengebieden’ op basis van de landgebruikskaart (toestand 2019). Deze groengebieden werden algoritmisch geclusterd op basis van aaneengeslotenheid, waarbij ook fysieke barrières in rekening werden gebracht. Vervolgens werden enkel die groengebieden behouden die grenzen aan een te voet toegankelijke openbare weg. Op basis hiervan werden vijf rasterlagen (resolutie 10x10m²) opgemaakt waarbij clusters werden geselecteerd per functieniveau op basis van een minimale oppervlakte: buurtgroen (>0,2ha); wijkgroen (>10ha); stadsdeelgroen (>30ha); stadsgroen (>60ha); stadsbos (>200ha). De geselecteerde clusters met een hoger functieniveau zijn dus steeds een deelverzameling van de geselecteerde clusters van een lager functieniveau. Opgelet, door de toegepaste methode bestaat het groentype ‘stadsbos’ niet enkel uit bos, maar uit verschillende types groene ruimte. Meer informatie is terug te vinden in dit achtergronddocument: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf De aanwezigheid van groen heeft een positief effect op een heel aantal verschillende aspecten die een kwalitatieve leefomgeving bepalen. Het gaat hierbij o.a. om een positief effect op de fysieke, mentale en sociale gezondheid, maar ook om biodiversiteit, klimaatbestendigheid, landschappelijke kwaliteit,… Een gangbaar Vlaams referentiekader (geïntroduceerd in MIRA-S 2000) om de beschikbaarheid van groene ruimte te beoordelen stelt dat elke inwoner toegang zou moeten hebben tot buurtgroen op maximaal 400m, wijkgroen op maximaal 800m, stadsdeelgroen op maximaal 1600m, stadsgroen op maximaal 3200m en stadsbos op maximaal 5000m. Deze datalaag laat onder andere toe het aantal inwoners te berekenen in een bepaald gebied dat toegang heeft tot wijkgroen rekening houdend met eerder vermelde maximale afstand.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 1 m-resolutie, 2013 (lc:lc_jaarbak_1m_2013)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 1 m-resolutie geeft voor elke cel aan of deze wel of niet is afgedekt. De JaarBAK is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 1 m-resolutie, 2014 (lc:lc_jaarbak_1m_2014)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 1 m-resolutie geeft voor elke cel aan of deze wel of niet is afgedekt. De JaarBAK is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 1 m-resolutie, 2015 (lc:lc_jaarbak_1m_2015)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 1 m-resolutie geeft voor elke cel aan of deze wel of niet is afgedekt. De JaarBAK is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 1 m-resolutie, 2016 (lc:lc_jaarbak_1m_2016)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 1 m-resolutie geeft voor elke cel aan of deze wel of niet is afgedekt. De JaarBAK is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 1 m-resolutie, 2017 (lc:lc_jaarbak_1m_2017)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 1 m-resolutie geeft voor elke cel aan of deze wel of niet is afgedekt. De JaarBAK is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 1 m-resolutie, 2018 (lc:lc_jaarbak_1m_2018)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 1 m-resolutie geeft voor elke cel aan of deze wel of niet is afgedekt. De JaarBAK is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 1 m-resolutie, 2019 (lc:lc_jaarbak_1m_2019)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 1 m-resolutie geeft voor elke cel aan of deze wel of niet is afgedekt. De JaarBAK is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 1 m-resolutie, 2020 (lc:lc_jaarbak_1m_2020)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 1 m-resolutie geeft voor elke cel aan of deze wel of niet is afgedekt. De JaarBAK is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 1 m-resolutie, 2021 (lc:lc_jaarbak_1m_2021)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 1 m-resolutie geeft voor elke cel aan of deze wel of niet is afgedekt. De JaarBAK is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 1 m-resolutie, 2022 (voorlopig) (lc:lc_jaarbak_1m_2022_temp)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 5 m-resolutie is een geaggregeerde versie van de originele 1 m-versie van de JaarBAK. Ze geeft voor elke 5 m-cel de afdekkingsgraad en is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Voor dit laatst beschikbare jaar gaat het om een voorlopige versie zonder continuïteitscorrectie. Die correctie zet afwijkingen doorheen de tijd recht, maar kan enkel toegepast worden wanneer ook de JaarBAK van het volgende jaar bestaat. Zodra dit het geval is, wordt deze voorlopige versie vervangen door de definitieve versie. In de tussentijd kan de voorlopige versie al gebruikt worden voor analyses, weliswaar met de nodige omzichtigheid. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 5 m-resolutie, 2013 (lc:lc_jaarbak_5m_2013)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 5 m-resolutie is een geaggregeerde versie van de originele 1 m-versie van de JaarBAK. Ze geeft voor elke 5 m-cel de afdekkingsgraad en is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 5 m-resolutie, 2014 (lc:lc_jaarbak_5m_2014)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 5 m-resolutie is een geaggregeerde versie van de originele 1 m-versie van de JaarBAK. Ze geeft voor elke 5 m-cel de afdekkingsgraad en is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 5 m-resolutie, 2015 (lc:lc_jaarbak_5m_2015)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 5 m-resolutie is een geaggregeerde versie van de originele 1 m-versie van de JaarBAK. Ze geeft voor elke 5 m-cel de afdekkingsgraad en is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 5 m-resolutie, 2016 (lc:lc_jaarbak_5m_2016)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 5 m-resolutie is een geaggregeerde versie van de originele 1 m-versie van de JaarBAK. Ze geeft voor elke 5 m-cel de afdekkingsgraad en is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 5 m-resolutie, 2017 (lc:lc_jaarbak_5m_2017)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 5 m-resolutie is een geaggregeerde versie van de originele 1 m-versie van de JaarBAK. Ze geeft voor elke 5 m-cel de afdekkingsgraad en is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 5 m-resolutie, 2018 (lc:lc_jaarbak_5m_2018)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 5 m-resolutie is een geaggregeerde versie van de originele 1 m-versie van de JaarBAK. Ze geeft voor elke 5 m-cel de afdekkingsgraad en is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 5 m-resolutie, 2019 (lc:lc_jaarbak_5m_2019)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 5 m-resolutie is een geaggregeerde versie van de originele 1 m-versie van de JaarBAK. Ze geeft voor elke 5 m-cel de afdekkingsgraad en is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 5 m-resolutie, 2020 (lc:lc_jaarbak_5m_2020)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 5 m-resolutie is een geaggregeerde versie van de originele 1 m-versie van de JaarBAK. Ze geeft voor elke 5 m-cel de afdekkingsgraad en is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 5 m-resolutie, 2021 (lc:lc_jaarbak_5m_2021)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 5 m-resolutie is een geaggregeerde versie van de originele 1 m-versie van de JaarBAK. Ze geeft voor elke 5 m-cel de afdekkingsgraad en is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK), 5 m-resolutie, 2022 (voorlopig) (lc:lc_jaarbak_5m_2022_temp)

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 5 m-resolutie is een geaggregeerde versie van de originele 1 m-versie van de JaarBAK. Ze geeft voor elke 5 m-cel de afdekkingsgraad en is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Voor dit laatst beschikbare jaar gaat het om een voorlopige versie zonder continuïteitscorrectie. Die correctie zet afwijkingen doorheen de tijd recht, maar kan enkel toegepast worden wanneer ook de JaarBAK van het volgende jaar bestaat. Zodra dit het geval is, wordt deze voorlopige versie vervangen door de definitieve versie. In de tussentijd kan de voorlopige versie al gebruikt worden voor analyses, weliswaar met de nodige omzichtigheid. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558.

Afbakeningen van de stedelijke gebieden in uitvoering van het RSV toestand juni 2023 (lu:lu_afbakstedgeb_rsv)

Deze kaart geeft de afbakeningen weer van de stedelijke gebieden in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). Deze afbakening gebeurt aan de hand van de definitieve vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP). Volgens de taakverdeling van het RSV worden de grootstedelijke en regionaalstedelijke gebieden afgebakend door het Vlaams gewest (via gewestelijke RUP), en de kleinstedelijke gebieden door de provincies (via provinciale RUP). Deze kaart maakt een indeling volgens type stedelijk gebied op basis van RUP die definitief goedgekeurd zijn. Deze afbakeningen hebben een beleidsmatige waarde. Ze geven aan in welke gebieden een ruimtelijk beleid voor stedelijke gebieden van kracht is. Buiten deze gebieden wordt een ruimtelijk beleid voor buitengebied gevoerd. Deze afgebakende gebieden geven dus informatie over de beleidsmatige wenselijkheid van het al dan niet stedelijk zijn van elk perceel in Vlaanderen. De afbakeningen kwamen tot stand na een planningsproces met lokale en bovenlokale actoren, en dus niet via een rekenalgoritme.

DSI - Algemene Plannen van Aanleg - Contouren (lu:lu_apa_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van de algemene plannen van aanleg. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Algemene Plannen van Aanleg - Deelgebieden (lu:lu_apa_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van de algemene plannen van aanleg. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken.

DSI - Algemene Plannen van Aanleg - Grondvlakken (lu:lu_apa_gv)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type grondvlakken - van de algemene plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Grondvlakvoorschriften zullen in de praktijk altijd aan een vlakvormig planelement gekoppeld worden dat op zijn beurt een vlakvullend legendesymbool ontvangt, m.a.w. een dekkende symboliek. Dit soort voorschriften kan zowel een vervangend als een aanvullend karakter vertonen ten opzicht van andere voorschriften, afhankelijk van de geldende decretale marges betreffende subsidiariteit, hiërarchie van de plannen, en de overgang van de plannen van de oude wetgeving naar de nieuwe. Bovenop de grondvlakken van het plan kunnen andersoortige planelementen gelegd worden. Deze worden ingedeeld volgens geometrie: vlakken, lijnen, punten en volgens de geometrische nauwkeurigheid van de planelementen (geometrisch nauwkeurig te bepalen of bij wijze van aanduiding).

DSI - Algemene Plannen van Aanleg - Lijnen (lu:lu_apa_ln)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type lijnen - van de algemene plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Algemene Plannen van Aanleg - Lijnen indicatieve aanduiding (lu:lu_apa_lnia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type lijnen indicatieve aanduiding - van de algemene plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Algemene Plannen van Aanleg - Onteigeningsplan, contour (lu:lu_apa_ont_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van onteigeningsplannen horende bij algemene plannen van aanleg. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Algemene Plannen van Aanleg - Onteigeningsplan, deelgebieden (lu:lu_apa_ont_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van onteigeningsplannen horende bij algemene plannen van aanleg. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken. 

DSI - Algemene Plannen van Aanleg - Overdrukken (lu:lu_apa_ov)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type overdrukken - van de algemene plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen.

DSI - Algemene Plannen van Aanleg - Overdrukken indicatieve aanduiding (lu:lu_apa_ovia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type overdrukken indicatieve aanduiding- van de algemene plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Algemene Plannen van Aanleg - Punten (lu:lu_apa_pt)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type punten - van de algemene plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Algemene Plannen van Aanleg - Punten indicatieve aanduiding (lu:lu_apa_ptia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type punten indicatieve aanduiding - van de algemene plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

Contouren van de arresten - Gewestplan (lu:lu_arr_gwp_besl)

De digitale vectoriële versie van de contouren van de arresten op het gewestplan.

Bebouwingsdichtheid per ha  - Vlaanderen - toestand 2013 (lu:lu_bebdicht_ha_vlaa_2013)

Per hectare wordt berekend welke oppervlakte ‘bebouwd’ is, door de oppervlakte van alle gebouwen binnen die hectarecel op te tellen. Daarbij werden alle gebouwen uit de gebouwenlaag Gbg van GRB opgenomen (hoofdgebouwen, bijgebouwen en gebouwen afgezoomd met virtuele gevels ) én alle gebouwen van CADMAP met uitzondering van de ondergrondse gebouwen (UN). Deze geodatalaag werd in 2021 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2019. Voor meer details over de gehanteerde methode van toewijzing van landgebruik aan open ruimte verwijzen we naar het technisch rapport: "Poelmans Lien, Crols Tomas, Janssen Liliane, Hambsch Lorenz (2021), Indicatoren Ruimtelijk Rendement. Technische fiches", uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor OmgevingDeze geodatalaag werd in 2021 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2019. Voor meer details over de gehanteerde methode van toewijzing van landgebruik aan open ruimte verwijzen we naar het technisch rapport: XXX

Bebouwingsdichtheid per ha  - Vlaanderen - toestand 2019 (lu:lu_bebdicht_ha_vlaa_2019)

Per hectare wordt berekend welke oppervlakte ‘bebouwd’ is, door de oppervlakte van alle gebouwen binnen die hectarecel op te tellen. Daarbij werden alle gebouwen uit de gebouwenlaag Gbg van GRB opgenomen (hoofdgebouwen, bijgebouwen en gebouwen afgezoomd met virtuele gevels ) én alle gebouwen van CADMAP met uitzondering van de ondergrondse gebouwen (UN). Voor meer details over de gehanteerde methode van toewijzing van landgebruik aan open ruimte verwijzen we naar het technisch rapport "Poelmans Lien, Crols Tomas, Janssen Liliane, Hambsch Lorenz (2021), Indicatoren Ruimtelijk Rendement. Technische fiches", uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving.

DSI - Bijzondere Plannen van Aanleg - Contouren (lu:lu_bpa_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van de bijzondere plannen van aanleg. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Bijzondere Plannen van Aanleg - Deelgebieden (lu:lu_bpa_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van de bijzodere plannen van aanleg. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken.

DSI - Bijzondere Plannen van Aanleg - Grondvlakken (lu:lu_bpa_gv)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type grondvlakken - van de bijzondere plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Grondvlakvoorschriften zullen in de praktijk altijd aan een vlakvormig planelement gekoppeld worden dat op zijn beurt een vlakvullend legendesymbool ontvangt, m.a.w. een dekkende symboliek. Dit soort voorschriften kan zowel een vervangend als een aanvullend karakter vertonen ten opzicht van andere voorschriften, afhankelijk van de geldende decretale marges betreffende subsidiariteit, hiërarchie van de plannen, en de overgang van de plannen van de oude wetgeving naar de nieuwe. Bovenop de grondvlakken van het plan kunnen andersoortige planelementen gelegd worden. Deze worden ingedeeld volgens geometrie: vlakken, lijnen, punten en volgens de geometrische nauwkeurigheid van de planelementen (geometrisch nauwkeurig te bepalen of bij wijze van aanduiding).

DSI - Bijzondere Plannen van Aanleg - Lijnen (lu:lu_bpa_ln)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type lijnen - van de bijzondere plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Bijzondere Plannen van Aanleg - Lijnen indicatieve aanduiding (lu:lu_bpa_lnia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type lijnen indicatieve aanduiding - van de bijzondere plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Bijzondere Plannen van Aanleg - Onteigeningsplan, contour (lu:lu_bpa_ont_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van onteigeningsplannen horende bij bijzondere plannen van aanleg. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Bijzondere Plannen van Aanleg - Onteigeningsplan, deelgebieden (lu:lu_bpa_ont_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van onteigeningsplannen horende bij bijzondere plannen van aanleg. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken. 

DSI - Bijzondere Plannen van Aanleg - Overdrukken (lu:lu_bpa_ov)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type overdrukken - van de bijzondere plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen.

DSI - Bijzondere Plannen van Aanleg - Overdrukken indicatieve aanduiding (lu:lu_bpa_ovia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type overdrukken indicatieve aanduiding- van de bijzondere plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Bijzondere Plannen van Aanleg - Punten (lu:lu_bpa_pt)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type punten - van de bijzondere plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Bijzondere Plannen van Aanleg - Punten indicatieve aanduiding (lu:lu_bpa_ptia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type punten indicatieve aanduiding - van de bijzondere plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Bijzondere Plannen van Aanleg - Rooilijnplan, contour (lu:lu_bpa_roo_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van rooilijnplannen horende bij bijzondere plannen van aanleg.  Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Bijzondere Plannen van Aanleg - Rooilijnplan, deelgebieden (lu:lu_bpa_roo_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van rooilijnplannen horende bij bijzondere plannen van aanleg. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken. 

DSI - Bijzondere Plannen van Aanleg - Rooilijnplan, lijnen (lu:lu_bpa_roo_ln)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen van het type lijnen van rooilijnplannen horende bij bijzondere plannen van aanleg. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

Gemiddelde buitenruimte per verstedelijkt gebied - Vlaanderen - 2013 (lu:lu_btnrmt_versted_vlaa_2013)

Op basis van deze kaart krijg je de gemiddelde buitenruimte per bewoond perceel per verstedelijkt gebied in m². De buitenruimte is de ruimte ingenomen door bv tuinen, koeren, terrassen,... excl de woning op een bepaald bewoond perceel. De berekening gebeurde in volgende stappen: selectie van bewoonde percelen adhv GRB en CRAB adressenbestand de oppervlakte van deze percelen verminderd met de (hoofdgebouw) bebouwing geeft de resterende buitenruimte als resultaat de gemiddelde oppervlakte wordt berekend per type verstedelijkt gebied

DSI - Complexe Projecten - Contouren (lu:lu_cpr_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle definitief goedgekeurde contouren van de complexe projecten. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen. De contouren zijn in deze dataset beschikbaar voor zover ze al zijn opgeladen door het betreffende bestuur, dat eigenaar is van de data en verantwoordelijk voor de inhoud.

DSI - Complexe Projecten - Deelgebieden (lu:lu_cpr_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle definitief goedgekeurde deelgebieden van de complexe projecten. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken. De deelgebieden zijn in deze dataset beschikbaar voor zover ze al zijn opgeladen door het betreffende bestuur, dat eigenaar is van de data en verantwoordelijk voor de inhoud.

DSI - Complexe Projecten - Grondvlakken (lu:lu_cpr_gv)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle definitief goedgekeurde planelementen - van het type grondvlak - van de complexe projecten. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Grondvlakvoorschriften zullen in de praktijk altijd aan een vlakvormig planelement gekoppeld worden dat op zijn beurt een vlakvullend legendesymbool ontvangt, m.a.w. een dekkende symboliek. Dit soort voorschriften kan zowel een vervangend als een aanvullend karakter vertonen ten opzicht van andere voorschriften, afhankelijk van de geldende decretale marges betreffende subsidiariteit, hiërarchie van de plannen, en de overgang van de plannen van de oude wetgeving naar de nieuwe. Bovenop de grondvlakken van het plan kunnen andersoortige planelementen gelegd worden. Deze worden ingedeeld volgens geometrie: vlakken, lijnen, punten en volgens de geometrische nauwkeurigheid van de planelementen (geometrisch nauwkeurig te bepalen of bij wijze van aanduiding). De planelementen zijn in deze dataset beschikbaar voor zover ze al zijn opgeladen door het betreffende bestuur, dat eigenaar is van de data en verantwoordelijk voor de inhoud.

DSI - Complexe Projecten - Lijnen (lu:lu_cpr_ln)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle definitief goedgekeurde planelementen - van het type lijnen - van de complexe projecten. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. De planelementen zijn in deze dataset beschikbaar voor zover ze al zijn opgeladen door het betreffende provinciebestuur, dat eigenaar is van de data en verantwoordelijk voor de inhoud.

DSI - Complexe Projecten - Lijnen indicatieve aanduiding (lu:lu_cpr_lnia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle definitief goedgekeurde planelementen - van het type lijnen indicatieve aanduiding - van de complexe projecten. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken. De planelementen zijn in deze dataset beschikbaar voor zover ze al zijn opgeladen door het betreffende bestuur, dat eigenaar is van de data en verantwoordelijk voor de inhoud.

DSI - Complexe Projecten - Overdrukken (lu:lu_cpr_ov)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle definitief goedgekeurde planelementen - van het type overdrukken - van de complexe projecten. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen. De planelementen zijn in deze dataset beschikbaar voor zover ze al zijn opgeladen door het betreffende bestuur, dat eigenaar is van de data en verantwoordelijk voor de inhoud.

DSI - Complexe Projecten - Overdrukken indicatieve aanduiding (lu:lu_cpr_ovia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle definitief goedgekeurde planelementen - van het type overdrukken indicatieve aanduiding - van de complexe projecten. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken. De planelementen zijn in deze dataset beschikbaar voor zover ze al zijn opgeladen door het betreffende bestuur, dat eigenaar is van de data en verantwoordelijk voor de inhoud.

DSI - Complexe Projecten - Punten (lu:lu_cpr_pt)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle definitief goedgekeurde planelementen - van het type punten - van de complexe projecten. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. De planelementen zijn in deze dataset beschikbaar voor zover ze al zijn opgeladen door het betreffende bestuur, dat eigenaar is van de data en verantwoordelijk voor de inhoud.

DSI - Complexe Projecten - Punten indicatieve aanduiding (lu:lu_cpr_ptia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle definitief goedgekeurde planelementen - van het type punten indicatieve aanduiding - van de complexe projecten. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken. De planelementen zijn in deze dataset beschikbaar voor zover ze al zijn opgeladen door het betreffende bestuur, dat eigenaar is van de data en verantwoordelijk voor de inhoud.

DSI - Gemeentelijke Bouwverordeningen (lu:lu_gembvo_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van de gemeentelijke bouwverordeningen. Elke verordening wordt afgebakend door zijn contour.

DSI - Plannen en verordeningen van volledige gemeenten (lu:lu_gem_ct_vol)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van gemeentelijke ruimtelijke plannen en verordeningen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak, van een gemeente waarvan alle plannen en verordeningen werden opgeladen en gepubliceerd in het uitwisselplatform Digitale Stedenbouwkundige Informatie (DSI). Het gaat dan specifiek over ruimtelijke uitvoeringsplannen, bijzondere plannen van aanleg, algemene plannen van aanleg, herzieningen of opheffingen verouderde inrichtingsvoorschriften en verordeningen in zoverre deze opgemaakt werden door de desbetreffende gemeente als plannende overheid. Elke verordening wordt afgebakend door zijn contour. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Gemeentelijke Onteigeningsplannen - Contouren (lu:lu_gemont_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van definitief goedgekeurde gemeentelijke onteigeningsplannen, opgemaakt in het kader van ruimtelijke ordening. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Gemeentelijke Onteigeningsplannen - Natraject (lu:lu_gemont_na)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van recente schorsingen en vernietigingen van gemeentelijke onteigeningsplannen door de Raad van State en intrekkingen door de gemeenteraad.

DSI - Gemeentelijke Rooilijnplannen - Contouren (lu:lu_gemroo_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van definitief goedgekeurde gemeentelijke rooilijnplannen, opgemaakt in het kader van ruimtelijke ordening. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Gemeentelijke RUP - Contouren (lu:lu_gemrup_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Gemeentelijke RUP - Deelgebieden (lu:lu_gemrup_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken.

DSI - Gemeentelijke RUP - Grondvlakken (lu:lu_gemrup_gv)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type grondvlak - van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Grondvlakvoorschriften zullen in de praktijk altijd aan een vlakvormig planelement gekoppeld worden dat op zijn beurt een vlakvullend legendesymbool ontvangt, m.a.w. een dekkende symboliek. Dit soort voorschriften kan zowel een vervangend als een aanvullend karakter vertonen ten opzicht van andere voorschriften, afhankelijk van de geldende decretale marges betreffende subsidiariteit, hiërarchie van de plannen, en de overgang van de plannen van de oude wetgeving naar de nieuwe. Bovenop de grondvlakken van het plan kunnen andersoortige planelementen gelegd worden. Deze worden ingedeeld volgens geometrie: vlakken, lijnen, punten en volgens de geometrische nauwkeurigheid van de planelementen (geometrisch nauwkeurig te bepalen of bij wijze van aanduiding).

DSI - Gemeentelijke RUP - Lijnen (lu:lu_gemrup_ln)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type lijnen- van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Gemeentelijke RUP - Lijnen indicatieve aanduiding (lu:lu_gemrup_lnia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type lijnen indicatieve aanduiding - van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Gemeentelijke RUP - Natraject (lu:lu_gemrup_na)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van recente schorsingen en vernietigingen van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen door de Raad van State en intrekkingen door de Vlaamse Regering.

DSI - Gemeentelijke RUP - Onteigeningsplan, contour (lu:lu_gemrup_ont_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van onteigeningsplannen horende bij gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Gemeentelijke RUP - Onteigeningsplan, deelgebieden (lu:lu_gemrup_ont_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van onteigeningsplannen horende bij gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken.

DSI - Gemeentelijke RUP - Overdrukken (lu:lu_gemrup_ov)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type overdrukken - van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen.

DSI - Gemeentelijke RUP - Overdrukken indicatieve aanduiding (lu:lu_gemrup_ovia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type overdrukken indicatieve aanduiding - van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Gemeentelijke RUP - Punten (lu:lu_gemrup_pt)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type punten - van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Gemeentelijke RUP - Punten indicatieve aanduiding (lu:lu_gemrup_ptia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type punten indicatieve aanduiding - van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Gemeentelijke RUP - Rooilijnplan, contour (lu:lu_gemrup_roo_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van rooilijnplannen horende bij gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Gemeentelijke RUP -Rooilijnplan, deelgebieden (lu:lu_gemrup_roo_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van rooilijnplannen horende bij gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken.

DSI - Gemeentelijke RUP - Rooilijnplan, lijnen (lu:lu_gemrup_roo_ln)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen van het type lijnen van rooilijnplannen horende bij gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Gemeentelijke RUP - Schorsingen (lu:lu_gemrup_sc)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle schorsingen door de Vlaamse Regering en de deputaties van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen.

DSI - Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordeningen (lu:lu_gemsvo_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen. Elke verordening wordt afgebakend door zijn contour.

DSI - Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordeningen - Natraject (lu:lu_gemsvo_na)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van recente schorsingen en vernietigingen van gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen door de Raad van State en intrekkingen door de gemeenteraad.

DSI - Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordeningen - Schorsingen (lu:lu_gemsvo_sc)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle schorsingen door de Vlaamse Regering en de deputaties van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen.

DSI - Gewestelijke Bouwverordeningen (lu:lu_gewbvo_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van de gewestelijke bouwverordeningen. Elke verordening wordt afgebakend door zijn contour.

Gewogen gemiddelde gebouwhoogte per ha - Vlaanderen - toestand 2016 (lu:lu_gewogengebhoogte_ha_vlaa_2016)

De gebouwenlaag van het GRB met hoogtegegevens (3D GRB) wordt hier als basisdata gebruikt (versie 2016). Per rastercel van 1ha wordt de gemiddelde hoogte van alle gebouwen binnen deze cel berekend, gewogen met de (grond)oppervlakte van de gebouwen.

DSI - Gewestelijke Onteigeningsplannen - Contouren (lu:lu_gewont_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van definitief goedgekeurde gewestelijke onteigeningsplannen, opgemaakt in het kader van ruimtelijke ordening. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Gewestelijke Onteigeningsplannen - Natraject (lu:lu_gewont_na)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van recente schorsingen en vernietigingen van gewestelijke onteigeningsplannen door de Raad van State en intrekkingen door de Vlaamse Regering.

DSI - Gewestelijke Rooilijnplannen - Contouren (lu:lu_gewroo_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van definitief goedgekeurde gewestelijke rooilijnplannen, opgemaakt in het kader van ruimtelijke ordening. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Gewestelijke RUP - Contouren (lu:lu_gewrup_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Gewestelijke RUP - Speciale contour, grondvlakken (lu:lu_gewrup_ctspec_gv)

Deze dataset bevat de omhullende contour van de "grondvlakvoorschriften" van de definitief goedgekeurde verordenende gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen.

DSI - Gewestelijke RUP - Speciale contour, lijnen (lu:lu_gewrup_ctspec_ln)

Deze dataset bevat de omhullende contour van de "lijnvoorschriften" van de definitief goedgekeurde verordenende gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen.

DSI - Gewestelijke RUP - Speciale contour, overdrukken (lu:lu_gewrup_ctspec_ov)

Deze dataset bevat de omhullende contour van de "overdrukvlakvoorschriften" van de definitief goedgekeurde verordenende gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen.

DSI - Gewestelijke RUP - Speciale contour, punten (lu:lu_gewrup_ctspec_pt)

Deze dataset bevat de omhullende contour van de "puntvoorschriften" van de definitief goedgekeurde verordenende gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen.

DSI - Gewestelijke RUP - Deelgebieden (lu:lu_gewrup_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken.

DSI - Gewestelijke RUP - Grondvlakken (lu:lu_gewrup_gv)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type grondvlak - van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Grondvlakvoorschriften zullen in de praktijk altijd aan een vlakvormig planelement gekoppeld worden dat op zijn beurt een vlakvullend legendesymbool ontvangt, m.a.w. een dekkende symboliek. Dit soort voorschriften kan zowel een vervangend als een aanvullend karakter vertonen ten opzicht van andere voorschriften, afhankelijk van de geldende decretale marges betreffende subsidiariteit, hiërarchie van de plannen, en de overgang van de plannen van de oude wetgeving naar de nieuwe. Bovenop de grondvlakken van het plan kunnen andersoortige planelementen gelegd worden. Deze worden ingedeeld volgens geometrie: vlakken, lijnen, punten en volgens de geometrische nauwkeurigheid van de planelementen (geometrisch nauwkeurig te bepalen of bij wijze van aanduiding).

DSI - Gewestelijke RUP - Lijnen (lu:lu_gewrup_ln)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type lijnen- van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Gewestelijke RUP - Lijnen indicatieve aanduiding (lu:lu_gewrup_lnia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type lijnen indicatieve aanduiding - van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Gewestelijke RUP - Natraject (lu:lu_gewrup_na)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van recente schorsingen en vernietigingen van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen door de Raad van State en intrekkingen door de Vlaamse Regering.

DSI - Gewestelijke RUP - Onteigeningsplan, contour (lu:lu_gewrup_ont_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van onteigeningsplannen horende bij gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Gewestelijke RUP - Onteigeningsplan, deelgebieden (lu:lu_gewrup_ont_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van onteigeningsplannen horende bij gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken.

DSI - Gewestelijke RUP - Overdrukken (lu:lu_gewrup_ov)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type overdrukken - van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen.

DSI - Gewestelijke RUP - Overdrukken indicatieve aanduiding (lu:lu_gewrup_ovia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type overdrukken indicatieve aanduiding - van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Gewestelijke RUP - Punten (lu:lu_gewrup_pt)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type punten - van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Gewestelijke RUP - Punten indicatieve aanduiding (lu:lu_gewrup_ptia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type punten indicatieve aanduiding - van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Gewestelijk RUP - Rooilijnplan, contour (lu:lu_gewrup_roo_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van rooilijnplannen horende bij gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Gewestelijke RUP - Rooilijnplan, deelgebieden (lu:lu_gewrup_roo_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van rooilijnplannen horende bij gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken.

DSI - Gewestelijke RUP - Rooilijnplan, lijnen (lu:lu_gewrup_roo_ln)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen van het type lijnen van rooilijnplannen horende bij gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordeningen (lu:lu_gewsvo_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van de gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen. Elke verordening wordt afgebakend door zijn contour.

DSI - Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordeningen - Natraject (lu:lu_gewsvo_na)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van recente schorsingen en vernietigingen van gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen door de Raad van State en intrekkingen door het Vlaams Gewest.

DSI - Gewestplan, vector - Contouren (lu:lu_gwp_ct)

“Gewestplan, vector - Contouren" is een dataset in digitaal vectorformaat van de contouren van de gewestplannen. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen. Aan de kaarten op basis van deze dataset kunnen geen rechten worden ontleend. De informatie in de kaarten heeft louter informatieve waarde en geen juridisch bindende kracht. Om uitsluitsel te krijgen over de juridische planningscontext van een bepaald perceel of gebied dient u contact op te nemen met de stedenbouwkundige dienst van het betreffende gemeentebestuur. De digitale gewestplannen werden gecreëerd op basis van de originele gewestplan(wijziging)en die werden opgemaakt op kaartschaal 1/10.000. Bijgevolg is deze digitale versie enkel geschikt voor gebruik op middenschalig niveau, meer bepaald met maximale gebruiksschaal 1/10.000. Het gecombineerd raadplegen van dit bestand met grootschalige percelenkaarten is cartografisch niet correct en biedt geen uitsluitsel over de juridisch verordenende planningscontext van een perceel. Dit digitaal bestand is met de grootst mogelijke zorg samengesteld, met de oorspronkelijke, juridisch geldende gewestplannen als basis. Toch is het niet uitgesloten dat bepaalde informatie verouderd, onvolledig of onjuist is. De getoonde informatie kan dus niet beschouwd worden als een ‘voor eensluidend verklaarde kopie’ van de originele gewestplan(wijzigingen). Deze dataset is opgemaakt door vectorisatie van de kaarten van de 25 gewestplannen vastgesteld in de periode 1976 - 1980. Deze kaarten zijn opgemaakt op kaartschaal 1:10.000. Alle aanpassingen die het gevolg zijn van de later goedgekeurde gewestplanwijzigingen zijn geïntegreerd in de dataset. In het geval er Arresten van de Raad van State werden uitgesproken die geleid hebben tot vernietiging van bepaalde delen van de gewestplannen dan werd, in het merendeel van de gevallen, het gewestplan in de toestand van vóór de vernietiging hersteld. Een overzicht van de reeds herstelde vernietigingsarresten vindt U in de metadata van deze dataset onder de rubriek Kwaliteit, Bewerkingen, Processtappen. LET OP ! Voor een 30-tal arresten moet het gewestplan nog digitaal hersteld worden. Op die plekken is het getoonde digitale gewestplan dus niet meer van toepassing.

DSI - Gewestplan, vector - Grondvlakken (lu:lu_gwp_gv)

“Gewestplan, vector - Grondvlakken" is een dataset in digitaal vectorformaat van de grondvlakkenvan de gewestplannen. Grondvlakvoorschriften zullen in de praktijk altijd aan een vlakvormig planelement gekoppeld worden dat op zijn beurt een vlakvullend legendesymbool krijgt, m.a.w. een dekkende symboliek. Bovenop de grondvlakken van het plan kunnen andersoortige planelementen gelegd worden. Deze worden ingedeeld volgens geometrie: in het geval van het gewestplan gaat het om vlakken en lijnen. Aan de kaarten op basis van deze dataset kunnen geen rechten worden ontleend. De informatie in de kaarten heeft louter informatieve waarde en geen juridisch bindende kracht. Om uitsluitsel te krijgen over de juridische planningscontext van een bepaald perceel of gebied dient u contact op te nemen met de stedenbouwkundige dienst van het betreffende gemeentebestuur. De digitale gewestplannen werden gecreëerd op basis van de originele gewestplan(wijziging)en die werden opgemaakt op kaartschaal 1/10.000. Bijgevolg is deze digitale versie enkel geschikt voor gebruik op middenschalig niveau, meer bepaald met maximale gebruiksschaal 1/10.000. Het gecombineerd raadplegen van dit bestand met grootschalige percelenkaarten is cartografisch niet correct en biedt geen uitsluitsel over de juridisch verordenende planningscontext van een perceel. Dit digitaal bestand is met de grootst mogelijke zorg samengesteld, met de oorspronkelijke, juridisch geldende gewestplannen als basis. Toch is het niet uitgesloten dat bepaalde informatie verouderd, onvolledig of onjuist is. De getoonde informatie kan dus niet beschouwd worden als een ‘voor eensluidend verklaarde kopie’ van de originele gewestplan(wijzigingen). Deze dataset is opgemaakt door vectorisatie van de kaarten van de 25 gewestplannen vastgesteld in de periode 1976 - 1980. Deze kaarten zijn opgemaakt op kaartschaal 1:10.000. Alle aanpassingen die het gevolg zijn van de later goedgekeurde gewestplanwijzigingen zijn geïntegreerd in de dataset. In het geval er Arresten van de Raad van State werden uitgesproken die geleid hebben tot vernietiging van bepaalde delen van de gewestplannen dan werd, in het merendeel van de gevallen, het gewestplan in de toestand van vóór de vernietiging hersteld. Een overzicht van de reeds herstelde vernietigingsarresten vindt U in de metadata van deze dataset onder de rubriek Kwaliteit, Bewerkingen, Processtappen. LET OP ! Voor een 30-tal arresten moet het gewestplan nog digitaal hersteld worden. Op die plekken is het getoonde digitale gewestplan dus niet meer van toepassing.

DSI - Gewestplan, vector - Lijnen (lu:lu_gwp_ln)

“Gewestplan, vector - Lijnen" is een dataset in digitaal vectorformaat van de lijnen van de gewestplannen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige planelementen zijn aanvullend ten opzichte van de voorschriften die zijn gedefinieerd in grondvlakken en, indien voorkomend, overdrukken. Aan de kaarten op basis van deze dataset kunnen geen rechten worden ontleend. De informatie in de kaarten heeft louter informatieve waarde en geen juridisch bindende kracht. Om uitsluitsel te krijgen over de juridische planningscontext van een bepaald perceel of gebied dient u contact op te nemen met de stedenbouwkundige dienst van het betreffende gemeentebestuur. De digitale gewestplannen werden gecreëerd op basis van de originele gewestplan(wijziging)en die werden opgemaakt op kaartschaal 1/10.000. Bijgevolg is deze digitale versie enkel geschikt voor gebruik op middenschalig niveau, meer bepaald met maximale gebruiksschaal 1/10.000. Het gecombineerd raadplegen van dit bestand met grootschalige percelenkaarten is cartografisch niet correct en biedt geen uitsluitsel over de juridisch verordenende planningscontext van een perceel. Dit digitaal bestand is met de grootst mogelijke zorg samengesteld, met de oorspronkelijke, juridisch geldende gewestplannen als basis. Toch is het niet uitgesloten dat bepaalde informatie verouderd, onvolledig of onjuist is. De getoonde informatie kan dus niet beschouwd worden als een ‘voor eensluidend verklaarde kopie’ van de originele gewestplan(wijzigingen). Deze dataset is opgemaakt door vectorisatie van de kaarten van de 25 gewestplannen vastgesteld in de periode 1976 - 1980. Deze kaarten zijn opgemaakt op kaartschaal 1:10.000. Alle aanpassingen die het gevolg zijn van de later goedgekeurde gewestplanwijzigingen zijn geïntegreerd in de dataset. In het geval er Arresten van de Raad van State werden uitgesproken die geleid hebben tot vernietiging van bepaalde delen van de gewestplannen dan werd, in het merendeel van de gevallen, het gewestplan in de toestand van vóór de vernietiging hersteld. Een overzicht van de reeds herstelde vernietigingsarresten vindt U in de metadata van deze dataset onder de rubriek Kwaliteit, Bewerkingen, Processtappen. LET OP ! Voor een 30-tal arresten moet het gewestplan nog digitaal hersteld worden. Op die plekken is het getoonde digitale gewestplan dus niet meer van toepassing.

DSI - Gewestplan, vector - Overdrukken (lu:lu_gwp_ov)

“Gewestplan, vector - Overdrukken" is een dataset in digitaal vectorformaat van de overdrukken van de gewestplannen. Overdrukken moeten beschouwd worden als 'extra' voorschriften bovenop de voorschriften die zijn gedefinieerd in de grondvlakken. Overdrukvoorschriften zijn aanvullend en vervangen dus niet de voorschriften die gekoppeld zijn aan de onderliggende grondvlakken. Het is mogelijk dat op éénzelfde locatie meerdere overdrukken voorkomen. Aan de kaarten op basis van deze dataset kunnen geen rechten worden ontleend. De informatie in de kaarten heeft louter informatieve waarde en geen juridisch bindende kracht. Om uitsluitsel te krijgen over de juridische planningscontext van een bepaald perceel of gebied dient u contact op te nemen met de stedenbouwkundige dienst van het betreffende gemeentebestuur. De digitale gewestplannen werden gecreëerd op basis van de originele gewestplan(wijziging)en die werden opgemaakt op kaartschaal 1/10.000. Bijgevolg is deze digitale versie enkel geschikt voor gebruik op middenschalig niveau, meer bepaald met maximale gebruiksschaal 1/10.000. Het gecombineerd raadplegen van dit bestand met grootschalige percelenkaarten is cartografisch niet correct en biedt geen uitsluitsel over de juridisch verordenende planningscontext van een perceel. Dit digitaal bestand is met de grootst mogelijke zorg samengesteld, met de oorspronkelijke, juridisch geldende gewestplannen als basis. Toch is het niet uitgesloten dat bepaalde informatie verouderd, onvolledig of onjuist is. De getoonde informatie kan dus niet beschouwd worden als een ‘voor eensluidend verklaarde kopie’ van de originele gewestplan(wijzigingen). Deze dataset is opgemaakt door vectorisatie van de kaarten van de 25 gewestplannen vastgesteld in de periode 1976 - 1980. Deze kaarten zijn opgemaakt op kaartschaal 1:10.000. Alle aanpassingen die het gevolg zijn van de later goedgekeurde gewestplanwijzigingen zijn geïntegreerd in de dataset. In het geval er Arresten van de Raad van State werden uitgesproken die geleid hebben tot vernietiging van bepaalde delen van de gewestplannen dan werd, in het merendeel van de gevallen, het gewestplan in de toestand van vóór de vernietiging hersteld. Een overzicht van de reeds herstelde vernietigingsarresten vindt U in de metadata van deze dataset onder de rubriek Kwaliteit, Bewerkingen, Processtappen. LET OP ! Voor een 30-tal arresten moet het gewestplan nog digitaal hersteld worden. Op die plekken is het getoonde digitale gewestplan dus niet meer van toepassing.

Gewestplan, raster (lu:lu_gwp_rv_raster)

De bestemmingen op de Vlaamse gewestplannen, cartografisch weergegeven via de officiele gewestplanlegende. De bestemming verwijst naar de algemene en aanvullende (bijzondere) stedenbouwkundige voorschriften zoals ze voor al de Vlaamse gewestplannen werden vastgelegd. Ook de gewestplanwijzigingen werden verwerkt. Schorsings- en vernietigingsarresten werden echter in principe niet verwerkt. Dit bestand is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Toch is het niet uitgesloten dat bepaalde informatie verouderd, onvolledig of onjuist is. Het digitale gewestplan is een bestand geschikt voor gebruik op middenschalig niveau, met maximale gebruiksschaal 1/10.000 . Het gecombineerd raadplegen van dit bestand met grootschalige percelenkaarten is cartografisch niet correct en biedt geen uitsluitsel over de juridisch verordenende planningscontext van een perceel. Aan de gegevens in de kaart kunnen geen rechten worden ontleend. De informatie in de kaart heeft louter informatieve waarde en geen juridisch bindende kracht. Om uitsluitsel te krijgen over de juridische planningscontext van een bepaald perceel of gebied dient u contact op te nemen met de gemeentelijke stedenbouwkundige dienst.

Herbevestigde agrarische gebieden (lu:lu_hag)

De herbevestigde agrarische gebieden zijn een van de gevolgen van de afbakeningsprocessen in de buitengebiedregio's. Via dit planningsproces worden de bestaande gewestplannen beleidsmatig herbevestigd voor de gebeiden van de aggrarische structuur.

DSI - Herziening of Opheffing Verouderde inrichtingsvoorschriften (HOV) - Contouren (lu:lu_hov_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van herzien of opgeheven verouderde inrichtingsvoorschriften zoals beschreven in VCRO artikel 7.4.4/1, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Herziening of Opheffing Verouderde inrichtingsvoorschriften (HOV) - Deelgebieden (lu:lu_hov_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van herzien of opgeheven verouderde inrichtingsvoorschriften zoals beschreven in VCRO artikel 7.4.4/1, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken. 

DSI - Herziening of Opheffing Verouderde inrichtingsvoorschriften (HOV) - Grondvlakken (lu:lu_hov_gv)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type grondvlak - van herzien of opgeheven verouderde inrichtingsvoorschriften zoals beschreven in VCRO artikel 7.4.4/1, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Grondvlakvoorschriften zullen in de praktijk altijd aan een vlakvormig planelement gekoppeld worden dat op zijn beurt een vlakvullend legendesymbool ontvangt, m.a.w. een dekkende symboliek. Dit soort voorschriften kan zowel een vervangend als een aanvullend karakter vertonen ten opzicht van andere voorschriften, afhankelijk van de geldende decretale marges betreffende subsidiariteit, hiërarchie van de plannen, en de overgang van de plannen van de oude wetgeving naar de nieuwe. Bovenop de grondvlakken van het plan kunnen andersoortige planelementen gelegd worden. Deze worden ingedeeld volgens geometrie: vlakken, lijnen, punten en volgens de geometrische nauwkeurigheid van de planelementen (geometrisch nauwkeurig te bepalen of bij wijze van aanduiding).

DSI - Herziening of Opheffing Verouderde inrichtingsvoorschriften (HOV) - Lijnen (lu:lu_hov_ln)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type lijnen- van herzien of opgeheven verouderde inrichtingsvoorschriften zoals beschreven in VCRO artikel 7.4.4/1, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Herziening of Opheffing Verouderde inrichtingsvoorschriften (HOV) - Lijnen indicatieve aanduiding (lu:lu_hov_lnia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type lijnen indicatieve aanduiding - van herzien of opgeheven verouderde inrichtingsvoorschriften zoals beschreven in VCRO artikel 7.4.4/1, zowell de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Herziening of Opheffing Verouderde inrichtingsvoorschriften (HOV) - Natraject (lu:lu_hov_na)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van recente schorsingen en vernietigingen van herzien of opgeheven verouderde inrichtingsvoorschriften zoals beschreven in VCRO artikel 7.4.4/1 door de Raad van State en intrekkingen door de gemeenteraad.

DSI - Herziening of Opheffing Verouderde inrichtingsvoorschriften (HOV) - Overdrukken (lu:lu_hov_ov)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type overdrukken - van herzien of opgeheven verouderde inrichtingsvoorschriften zoals beschreven in VCRO artikel 7.4.4/1, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen.

DSI - Herziening of Opheffing Verouderde inrichtingsvoorschriften (HOV) - Overdrukken indicatieve aanduiding (lu:lu_hov_ovia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type overdrukken indicatieve aanduiding - van herzien of opgeheven verouderde inrichtingsvoorschriften zoals beschreven in VCRO artikel 7.4.4/1, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Herziening of Opheffing Verouderde inrichtingsvoorschriften (HOV) - Punten (lu:lu_hov_pt)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type punten - van herzien of opgeheven verouderde inrichtingsvoorschriften zoals beschreven in VCRO artikel 7.4.4/1, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Herziening of Opheffing Verouderde inrichtingsvoorschriften (HOV) - Punten indicatieve aanduiding (lu:lu_hov_ptia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type punten indicatieve aanduiding - van herzien of opgeheven verouderde inrichtingsvoorschriften zoals beschreven in VCRO artikel 7.4.4/1, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Herziening of Opheffing Verouderde inrichtingsvoorschriften (HOV) - Schorsingen (lu:lu_hov_sc)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle schorsingen door de Vlaamse Regering en de deputaties van herzien of opgeheven verouderde inrichtingsvoorschriften zoals beschreven in VCRO artikel 7.4.4/1.

Aandeel infrastructuur per ha - Vlaanderen - toestand 2013 (lu:lu_infra_ha_vlaa_2013)

Voor deze indicator werd per hectare berekend welk percentage van de oppervlakte wordt ingenomen door ‘infrastructuur’. ‘Infrastructuur’ wordt hierbij gedefinieerd als alle onbebouwde artificiële terreinen uit het Landgebruiksbestand (niveau 2) toestand 2013. Deze geodatalaag werd in 2021 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2019. Voor meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Aandeel infrastructuur per ha - Vlaanderen - toestand 2019 (lu:lu_infra_ha_vlaa_2019)

Voor deze indicator werd per hectare berekend welk percentage van de oppervlakte wordt ingenomen door ‘infrastructuur’. ‘Infrastructuur’ wordt hierbij gedefinieerd als alle onbebouwde artificiële terreinen uit het Landgebruiksbestand (niveau 2) toestand 2019. Voor meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Kansenkaart onthardingswinst (lu:lu_kk_ontwin_1m)

De kansenkaart onthardingswinst bepaalt aan de hand van een relatieve en gestandaardiseerde score van 1 tot 10 welke locaties meer of minder kansrijk zijn voor ontharding dan andere. Deze kansenkaart is gebiedsdekkend voor heel Vlaanderen en geeft per rastercel van 1x1m weer hoe groot de onthardingskans (of het onthardingspotentieel) is voor elke verharde plek. De onthardingskans werd berekend uitgaande van 2 drijfveren voor ontharding: prioriteiten (daar waar verharding een negatieve impact heeft op de omgeving) en opportuniteiten (daar waar ontharding makkelijk te realiseren is uitgaande van de karakteristieken van de verharding zelf). Voor prioriteiten werd rekening gehouden met onder andere pluviaal overstromingsrisico, natuurverbinding, stedelijk hitte-eilandeffect en infiltratiepotentieel. Voor de opportuniteiten werd uitgegaan van onder andere de redundantie van wegenis in het wegennet, geïsoleerde bebouwing, bebouwing in overstromingsgevoelige gebieden, ... Voor de verschillende parameters werden de meest actuele, beschikbare kaartgegevens gebruikt. Voor elke parameter werd een relatieve, gestandaardiseerde score berekend om de kansrijkheid van ontharding uit te drukken i.f.v. een aanwezige prioriteit en/ of een aanwezige opportuniteit. Door vervolgens via een multi-criteria-analyse in GIS de relatieve waardes van de parameters op te tellen, werd een synthesekaart bekomen. Score 1 staat voor een lage relatieve onthardingskans en score 10 staat voor een hoge relatieve onthardingskans. Meer details over de totstandkoming van de onderliggende datalagen en de samenstelling tot de finale kansenkaart lees je in het eindrapport ‘Onthardingswinst: Afwegingskader en kansenkaart, deel 1’ dat je terugvindt via https://researchportal.be/nl/publicatie/onthardingswinst-afwegingskader-en-kansenkaart-deel-1 Als aanvulling op de kansenkaart, die inzichten biedt op het macroschaalniveau, werd een afwegingskader opgemaakt om de onthardingsmogelijkheden meer gebiedsspecifiek te evalueren. Dit afwegingskader staat beschreven in deel 2 van het eindrapport : https://researchportal.be/nl/publicatie/onthardingswinst-afwegingskader-en-kansenkaart-deel-2

Kansenkaart ruimtelijk rendement verhogen voor gemengde omgevingen (lu:lu_kk_ruimrend_ha)

De kansenkaart ‘ruimtelijk rendement verhogen voor gemengde omgevingen’ visualiseert Vlaanderen-breed informatie over geschikte locaties voor de verhoging van het ruimtelijke rendement, zoals bedoeld in de strategische visie Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). De kansenkaart is een kennisbasis die voor beleidsvoorbereiding ingezet kan worden. De kansenkaart toont vanuit een cartografische invalshoek de geschiktheid van een locatie voor rendementsverhoging binnen het bestaand ruimtebeslag en uitsluitend vanuit een Vlaams perspectief. Het is evident dat het gebruik in combinatie moet gebeuren met andere beleidselementen uit het BRV. Bovendien moet ieder rendementverhogend initiatief op maat van de omgeving gebeuren, waarbij rekening dient te worden houden met lokale context, leefomgevingskwaliteit, enzovoort. De kansenkaart maakt abstractie van juridisch-planologische bestemmingszones en beschermingen (of vaststellingen) van erfgoedwaarden. Deze kansenkaart geldt voor de (her-)ontwikkeling van gemengde omgevingen. Dit wil zeggen bestaand ruimtebeslag waarin een mix van wonen, werken, voorzieningen enz. wordt gerealiseerd. De kansenkaart is niet inzetbaar voor bedrijventerreinen of andere ‘monofunctionele’ inplantingen, of bijzondere functies (bijvoorbeeld een energiecentrale, een motorcrossterrein enz.). Deze kansenkaart geeft potenties weer via een score op een quasi continue schaal. De scoring gebeurt aan de hand van een GIS-verwerking, waarbij verschillende ruimtelijke criteria met elkaar gecombineerd worden. Deze ruimtelijke criteria zijn een vertaling van een weloverwogen selectie van ontwikkelingsprincipes uit de strategische visie BRV die van tel zijn voor de locatiekeuze van gemengde omgevingen voor wonen, werken en voorzieningen. Deze ontwikkelingsprincipes zijn gecombineerd in een afwegingsdiagram dat de leidraad vormt voor het opstellen van de kansenkaart. De kansenkaart ‘ruimtelijk rendement verhogen voor gemengde omgevingen’ is opgesteld onder de vorm van een rastervormig GIS-bestand. In eerste instantie worden daarbij alle gebruikte kaartlagen verrasterd worden naar een resolutie van 10x10m en met elkaar gecombineerd. Niettemin hebben enkele belangrijke inputlagen een minder fijn detailniveau. Daarom wordt de kansenkaart in een finale verwerkingsstap teruggebracht tot een resolutie van 1ha door het uitmiddelen van de originele rastercellen opgemaakt op 10x10m resolutie. De finale kansenkaart kan dus helpen om een uitspraak te doen over het verhogen van ruimtelijk rendement binnen het bestaande ruimtebeslag en dit op een detailniveau van 1ha. Alle details over de methode van opmaak van dit product zijn raadpleegbaar in het technisch rapport: "Poelmans Lien, Hambsch Lorenz, Willems Peter, Mertens Geert (2022), Kansenkaart ruimtelijk rendement verhogen & kansenkaart ruimtelijk uitbreiden voor gemengde omgevingen – actualisatie 2021 - technische beschrijving" dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3212955 Deze kansenkaart werd samengesteld met gebruik van de meest recente en best beschikbare kaartlagen die begin 2021 voorhanden waren. Niettemin geven de meest dominante inputdata (met name die van de OV-knooppunten en de voorzieningen) de toestand in 2019 weer. Het is evident dat een kansenkaart die gebaseerd is op evoluerende parameters, op zich ook dynamisch van aard is. Zo kan een update ervan ook rekening houden met toekomstige knooppunten, een veranderde waardering van elementen in het fysisch systeem, een wijzigend voorzieningenaanbod of openbaar vervoersaanbod enz. Deze kansenkaart is een vervanging van een oudere versie met toestand 2015 (gepubliceerd in 2021).

Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen - bedrijventerreinen, militaire domeinen en campings - toestand 2013 (lu:lu_klv_bmc_vlaa_2013)

Deze kaart geeft een typologische indeling van de bebouwing in Vlaanderen weer, waarbij deze wordt opgedeeld in kernen, linten en verspreide bebouwing. Bij deze indeling wordt maximaal uitgegaan van een morfologische benadering. Dit staat in contrast met een beleidsmatige afbakening, zoals bijvoorbeeld de juridisch vastgestelde gebiedsafbakeningen via ruimtelijke uitvoeringsplannen, of een afbakening die in belangrijke mate rekening houdt met het activiteitenniveau, zoals bijvoorbeeld de indeling in stedelijke, randstedelijke en landelijke gebieden (Poelmans et al., 2020). Deze indeling gebeurt volautomatisch aan de hand van een speciaal hiervoor ontwikkeld algoritme op basis van een aantal ruimtelijke variabelen. Er werd daarbij voortgebouwd op de methodiek ontwikkeld in vroegere studies die getracht hebben de lintbebouwing en kernbebouwing in detail in kaart te brengen. Het gebruikte algoritme werd bijgesteld tijdens interactieve werksessies met experten van VITO en het departement Omgeving. Als resultaat werden de volgende geodatalagen aangemaakt: een polygonenlaag met de kernen als aaneengesloten bebouwde zones met een totale omvang van minimum 5ha en waarbinnen in totaal minimum 20 gezinnen wonen, en met een voldoende hoge dichtheid aan gebouwen (aantal > 30 gebouwen binnen een straal van 100m), of een voldoende hoge oppervlakte (footprint > 9500m² binnen een straal van 100m) aan gebouwen of een voldoende hoge dichtheid aan huishoudens (aantal > 60 huishoudens binnen een straal van 100m) een lijnenlaag met linten bestaande uit straten, gelegen buiten de kern, die voor minimaal 200m aaneengesloten bebouwd zijn of waarvan minimum 80% van de totale straatlengte bebouwd is een polygonenlaag met verspreide gebouwen, zijnde gebouwen die niet in de kern liggen of niet tot linten behoren een polygonenlaag met gebieden die buiten de analyse werden gelaten, dit zijn alle militaire domeinen, alle monofunctionele bedrijventerreinen groter dan 3ha, en alle campings en vakantiedomeinen Al deze geodatalagen worden weergegeven op deze kaart. Als databron van de gebouwen en de administratieve percelen werd gebruik gemaakt van het grootschalig referentiebestand (GRB). Voor de wegen werd gebruik gemaakt van het Wegenregister. Voor het ruimtebeslag werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. Voor de huishoudensdichtheid binnen de kernen werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. De militaire domeinen zijn diegene die juridisch vastgesteld zijn via de gewestplannen. De bedrijventerreinen zijn gebaseerd op het GIS-bedrijventerreinen van het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). De campings en vakantiedomeinen zijn afkomstig uit de Biologische Waarderingskaart (BWK) en de RuiTeR-databank van Toerisme Vlaanderen. De methode werd gedeeltelijk bijgesteld t.o.v de eerste versie die in 2018 werd gepubliceerd. Deze geodatalaag werd daarom in 2021 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2019. Meer details over de gehanteerde methode voor deze typologische indeling vind je in het technisch rapport: "Tomas Crols, Lien Poelmans, Lorenz Hambsch, Stijn Vanacker, Peter Willems, Ann Pisman, Karolien Vermeiren en Joris Pieters (2021), Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen, toestand 2013-2016-2019. Morfologische indeling van bebouwing in Vlaanderen" dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-2825095

Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen - bedrijventerreinen, militaire domeinen en campings - toestand 2019 (lu:lu_klv_bmc_vlaa_2019)

Deze kaart geeft een typologische indeling van de bebouwing in Vlaanderen weer, waarbij deze wordt opgedeeld in kernen, linten en verspreide bebouwing. Bij deze indeling wordt maximaal uitgegaan van een morfologische benadering. Dit staat in contrast met een beleidsmatige afbakening, zoals bijvoorbeeld de juridisch vastgestelde gebiedsafbakeningen via ruimtelijke uitvoeringsplannen, of  een afbakening die in belangrijke mate rekening houdt met het activiteitenniveau, zoals bijvoorbeeld de indeling in stedelijke, randstedelijke en landelijke gebieden (Poelmans et al., 2020). Deze indeling gebeurt volautomatisch aan de hand van een speciaal hiervoor ontwikkeld algoritme op basis van een aantal ruimtelijke variabelen. Er werd daarbij voortgebouwd op de methodiek ontwikkeld  in vroegere studies die getracht hebben de lintbebouwing en kernbebouwing in detail in kaart te brengen. Het gebruikte algoritme werd bijgesteld tijdens interactieve werksessies met experten van VITO en het departement Omgeving. Als resultaat werden de volgende geodatalagen aangemaakt: een polygonenlaag met de kernen als aaneengesloten bebouwde zones met een totale omvang van minimum 5ha en waarbinnen in totaal minimum 20 gezinnen wonen, en met een voldoende hoge dichtheid aan gebouwen (aantal > 30 gebouwen binnen een straal van 100m), of een voldoende hoge oppervlakte (footprint > 9500m² binnen een straal van 100m)  aan gebouwen of een voldoende hoge dichtheid aan huishoudens (aantal > 60 huishoudens binnen een straal van 100m) een lijnenlaag met linten bestaande uit straten, gelegen buiten de kern, die voor minimaal 200m aaneengesloten bebouwd zijn of waarvan minimum 80% van de totale straatlengte bebouwd is een polygonenlaag met verspreide gebouwen, zijnde gebouwen die niet in de kern liggen of niet tot linten behoren een polygonenlaag met gebieden die buiten de analyse werden gelaten, dit zijn alle militaire domeinen,  alle monofunctionele bedrijventerreinen groter dan 3ha, en alle campings en vakantiedomeinen  Al deze geodatalagen worden weergegeven op deze kaart. Als databron van de gebouwen en de administratieve percelen werd gebruik gemaakt van het grootschalig referentiebestand (GRB). Voor de wegen werd gebruik gemaakt van het Wegenregister. Voor het ruimtebeslag werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. Voor de huishoudensdichtheid binnen de kernen werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. De militaire domeinen zijn diegene die juridisch vastgesteld zijn via de gewestplannen. De bedrijventerreinen zijn gebaseerd op het GIS-bedrijventerreinen van het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). De campings en vakantiedomeinen  zijn afkomstig uit de Biologische Waarderingskaart (BWK) en de RuiTeR-databank van Toerisme Vlaanderen. Meer details over de gehanteerde methode voor deze typologische indeling vind je in het technisch rapport:  "Tomas Crols, Lien Poelmans, Lorenz Hambsch, Stijn Vanacker, Peter Willems, Ann Pisman, Karolien Vermeiren en Joris Pieters (2021), Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen, toestand 2013-2016-2019. Morfologische indeling van bebouwing in Vlaanderen" dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-2825095

Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen - kernen - toestand 2013 (lu:lu_klv_kern_vlaa_2013)

Deze kaart geeft een typologische indeling van de bebouwing in Vlaanderen weer, waarbij deze wordt opgedeeld in kernen, linten en verspreide bebouwing. Bij deze indeling wordt maximaal uitgegaan van een morfologische benadering. Dit staat in contrast met een beleidsmatige afbakening, zoals bijvoorbeeld de juridisch vastgestelde gebiedsafbakeningen via ruimtelijke uitvoeringsplannen, of een afbakening die in belangrijke mate rekening houdt met het activiteitenniveau, zoals bijvoorbeeld de indeling in stedelijke, randstedelijke en landelijke gebieden (Poelmans et al., 2020). Deze indeling gebeurt volautomatisch aan de hand van een speciaal hiervoor ontwikkeld algoritme op basis van een aantal ruimtelijke variabelen. Er werd daarbij voortgebouwd op de methodiek ontwikkeld in vroegere studies die getracht hebben de lintbebouwing en kernbebouwing in detail in kaart te brengen. Het gebruikte algoritme werd bijgesteld tijdens interactieve werksessies met experten van VITO en het departement Omgeving. Als resultaat werden de volgende geodatalagen aangemaakt: een polygonenlaag met de kernen als aaneengesloten bebouwde zones met een totale omvang van minimum 5ha en waarbinnen in totaal minimum 20 gezinnen wonen, en met een voldoende hoge dichtheid aan gebouwen (aantal > 30 gebouwen binnen een straal van 100m), of een voldoende hoge oppervlakte (footprint > 9500m² binnen een straal van 100m) aan gebouwen of een voldoende hoge dichtheid aan huishoudens (aantal > 60 huishoudens binnen een straal van 100m) een lijnenlaag met linten bestaande uit straten, gelegen buiten de kern, die voor minimaal 200m aaneengesloten bebouwd zijn of waarvan minimum 80% van de totale straatlengte bebouwd is een polygonenlaag met verspreide gebouwen, zijnde gebouwen die niet in de kern liggen of niet tot linten behoren een polygonenlaag met gebieden die buiten de analyse werden gelaten, dit zijn alle militaire domeinen, alle monofunctionele bedrijventerreinen groter dan 3ha, en alle campings en vakantiedomeinen Al deze geodatalagen worden weergegeven op deze kaart. Als databron van de gebouwen en de administratieve percelen werd gebruik gemaakt van het grootschalig referentiebestand (GRB). Voor de wegen werd gebruik gemaakt van het Wegenregister. Voor het ruimtebeslag werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. Voor de huishoudensdichtheid binnen de kernen werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. De militaire domeinen zijn diegene die juridisch vastgesteld zijn via de gewestplannen. De bedrijventerreinen zijn gebaseerd op het GIS-bedrijventerreinen van het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). De campings en vakantiedomeinen zijn afkomstig uit de Biologische Waarderingskaart (BWK) en de RuiTeR-databank van Toerisme Vlaanderen. De methode werd gedeeltelijk bijgesteld t.o.v de eerste versie die in 2018 werd gepubliceerd. Deze geodatalaag werd daarom in 2021 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2019. Meer details over de gehanteerde methode voor deze typologische indeling vind je in het technisch rapport: "Tomas Crols, Lien Poelmans, Lorenz Hambsch, Stijn Vanacker, Peter Willems, Ann Pisman, Karolien Vermeiren en Joris Pieters (2021), Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen, toestand 2013-2016-2019. Morfologische indeling van bebouwing in Vlaanderen" dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-2825095

Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen - kernen - toestand 2019 (lu:lu_klv_kern_vlaa_2019)

Deze kaart geeft een typologische indeling van de bebouwing in Vlaanderen weer, waarbij deze wordt opgedeeld in kernen, linten en verspreide bebouwing. Bij deze indeling wordt maximaal uitgegaan van een morfologische benadering. Dit staat in contrast met een beleidsmatige afbakening, zoals bijvoorbeeld de juridisch vastgestelde gebiedsafbakeningen via ruimtelijke uitvoeringsplannen, of een afbakening die in belangrijke mate rekening houdt met het activiteitenniveau, zoals bijvoorbeeld de indeling in stedelijke, randstedelijke en landelijke gebieden (Poelmans et al., 2020). Deze indeling gebeurt volautomatisch aan de hand van een speciaal hiervoor ontwikkeld algoritme op basis van een aantal ruimtelijke variabelen. Er werd daarbij voortgebouwd op de methodiek ontwikkeld in vroegere studies die getracht hebben de lintbebouwing en kernbebouwing in detail in kaart te brengen. Het gebruikte algoritme werd bijgesteld tijdens interactieve werksessies met experten van VITO en het departement Omgeving. Als resultaat werden de volgende geodatalagen aangemaakt: een polygonenlaag met de kernen als aaneengesloten bebouwde zones met een totale omvang van minimum 5ha en waarbinnen in totaal minimum 20 gezinnen wonen, en met een voldoende hoge dichtheid aan gebouwen (aantal > 30 gebouwen binnen een straal van 100m), of een voldoende hoge oppervlakte (footprint > 9500m binnen een straal van 100m) aan gebouwen of een voldoende hoge dichtheid aan huishoudens (aantal > 60 huishoudens binnen een straal van 100m) een lijnenlaag met linten bestaande uit straten, gelegen buiten de kern, die voor minimaal 200m aaneengesloten bebouwd zijn of waarvan minimum 80% van de totale straatlengte bebouwd is een polygonenlaag met verspreide gebouwen, zijnde gebouwen die niet in de kern liggen of niet tot linten behoren een polygonenlaag met gebieden die buiten de analyse werden gelaten, dit zijn alle militaire domeinen, alle monofunctionele bedrijventerreinen groter dan 3ha, en alle campings en vakantiedomeinen. Al deze geodatalagen worden weergegeven op deze kaart. Als databron van de gebouwen en de administratieve percelen werd gebruik gemaakt van het grootschalig referentiebestand (GRB). Voor de wegen werd gebruik gemaakt van het Wegenregister. Voor het ruimtebeslag werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. Voor de huishoudensdichtheid binnen de kernen werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. De militaire domeinen zijn diegene die juridisch vastgesteld zijn via de gewestplannen. De bedrijventerreinen zijn gebaseerd op het GIS-bedrijventerreinen van het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). De campings en vakantiedomeinen zijn afkomstig uit de Biologische Waarderingskaart (BWK) en de RuiTeR-databank van Toerisme Vlaanderen. Meer details over de gehanteerde methode voor deze typologische indeling vind je in het technisch rapport: "Tomas Crols, Lien Poelmans, Lorenz Hambsch, Stijn Vanacker, Peter Willems, Ann Pisman, Karolien Vermeiren en Joris Pieters (2021), Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen, toestand 2013-2016-2019. Morfologische indeling van bebouwing in Vlaanderen" dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-2825095

Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen - linten - toestand 2013 (lu:lu_klv_lint_vlaa_2013)

Deze kaart geeft een typologische indeling van de bebouwing in Vlaanderen weer, waarbij deze wordt opgedeeld in kernen, linten en verspreide bebouwing. Bij deze indeling wordt maximaal uitgegaan van een morfologische benadering. Dit staat in contrast met een beleidsmatige afbakening, zoals bijvoorbeeld de juridisch vastgestelde gebiedsafbakeningen via ruimtelijke uitvoeringsplannen, of een afbakening die in belangrijke mate rekening houdt met het activiteitenniveau, zoals bijvoorbeeld de indeling in stedelijke, randstedelijke en landelijke gebieden (Poelmans et al., 2020). Deze indeling gebeurt volautomatisch aan de hand van een speciaal hiervoor ontwikkeld algoritme op basis van een aantal ruimtelijke variabelen. Er werd daarbij voortgebouwd op de methodiek ontwikkeld in vroegere studies die getracht hebben de lintbebouwing en kernbebouwing in detail in kaart te brengen. Het gebruikte algoritme werd bijgesteld tijdens interactieve werksessies met experten van VITO en het departement Omgeving. Als resultaat werden de volgende geodatalagen aangemaakt: een polygonenlaag met de kernen als aaneengesloten bebouwde zones met een totale omvang van minimum 5ha en waarbinnen in totaal minimum 20 gezinnen wonen, en met een voldoende hoge dichtheid aan gebouwen (aantal > 30 gebouwen binnen een straal van 100m), of een voldoende hoge oppervlakte (footprint > 9500m² binnen een straal van 100m) aan gebouwen of een voldoende hoge dichtheid aan huishoudens (aantal > 60 huishoudens binnen een straal van 100m) een lijnenlaag met linten bestaande uit straten, gelegen buiten de kern, die voor minimaal 200m aaneengesloten bebouwd zijn of waarvan minimum 80% van de totale straatlengte bebouwd is een polygonenlaag met verspreide gebouwen, zijnde gebouwen die niet in de kern liggen of niet tot linten behoren een polygonenlaag met gebieden die buiten de analyse werden gelaten, dit zijn alle militaire domeinen, alle monofunctionele bedrijventerreinen groter dan 3ha, en alle campings en vakantiedomeinen Al deze geodatalagen worden weergegeven op deze kaart. Als databron van de gebouwen en de administratieve percelen werd gebruik gemaakt van het grootschalig referentiebestand (GRB). Voor de wegen werd gebruik gemaakt van het Wegenregister. Voor het ruimtebeslag werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. Voor de huishoudensdichtheid binnen de kernen werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. De militaire domeinen zijn diegene die juridisch vastgesteld zijn via de gewestplannen. De bedrijventerreinen zijn gebaseerd op het GIS-bedrijventerreinen van het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). De campings en vakantiedomeinen zijn afkomstig uit de Biologische Waarderingskaart (BWK) en de RuiTeR-databank van Toerisme Vlaanderen. De methode werd gedeeltelijk bijgesteld t.o.v de eerste versie die in 2018 werd gepubliceerd. Deze geodatalaag werd daarom in 2021 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2019. Meer details over de gehanteerde methode voor deze typologische indeling vind je in het technisch rapport: "Tomas Crols, Lien Poelmans, Lorenz Hambsch, Stijn Vanacker, Peter Willems, Ann Pisman, Karolien Vermeiren en Joris Pieters (2021), Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen, toestand 2013-2016-2019. Morfologische indeling van bebouwing in Vlaanderen" dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-2825095

Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen - linten - toestand 2019 (lu:lu_klv_lint_vlaa_2019)

Deze kaart geeft een typologische indeling van de bebouwing in Vlaanderen weer, waarbij deze wordt opgedeeld in kernen, linten en verspreide bebouwing. Bij deze indeling wordt maximaal uitgegaan van een morfologische benadering. Dit staat in contrast met een beleidsmatige afbakening, zoals bijvoorbeeld de juridisch vastgestelde gebiedsafbakeningen via ruimtelijke uitvoeringsplannen, of een afbakening die in belangrijke mate rekening houdt met het activiteitenniveau, zoals bijvoorbeeld de indeling in stedelijke, randstedelijke en landelijke gebieden (Poelmans et al., 2020). Deze indeling gebeurt volautomatisch aan de hand van een speciaal hiervoor ontwikkeld algoritme op basis van een aantal ruimtelijke variabelen. Er werd daarbij voortgebouwd op de methodiek ontwikkeld in vroegere studies die getracht hebben de lintbebouwing en kernbebouwing in detail in kaart te brengen. Het gebruikte algoritme werd bijgesteld tijdens interactieve werksessies met experten van VITO en het departement Omgeving. Als resultaat werden de volgende geodatalagen aangemaakt: een polygonenlaag met de kernen als aaneengesloten bebouwde zones met een totale omvang van minimum 5ha en waarbinnen in totaal minimum 20 gezinnen wonen, en met een voldoende hoge dichtheid aan gebouwen (aantal > 30 gebouwen binnen een straal van 100m), of een voldoende hoge oppervlakte (footprint > 9500m binnen een straal van 100m) aan gebouwen of een voldoende hoge dichtheid aan huishoudens (aantal > 60 huishoudens binnen een straal van 100m) een lijnenlaag met linten bestaande uit straten, gelegen buiten de kern, die voor minimaal 200m aaneengesloten bebouwd zijn of waarvan minimum 80% van de totale straatlengte bebouwd is een polygonenlaag met verspreide gebouwen, zijnde gebouwen die niet in de kern liggen of niet tot linten behoren een polygonenlaag met gebieden die buiten de analyse werden gelaten, dit zijn alle militaire domeinen, alle monofunctionele bedrijventerreinen groter dan 3ha, en alle campings en vakantiedomeinen. Al deze geodatalagen worden weergegeven op deze kaart. Als databron van de gebouwen en de administratieve percelen werd gebruik gemaakt van het grootschalig referentiebestand (GRB). Voor de wegen werd gebruik gemaakt van het Wegenregister. Voor het ruimtebeslag werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. Voor de huishoudensdichtheid binnen de kernen werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. De militaire domeinen zijn diegene die juridisch vastgesteld zijn via de gewestplannen. De bedrijventerreinen zijn gebaseerd op het GIS-bedrijventerreinen van het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). De campings en vakantiedomeinen zijn afkomstig uit de Biologische Waarderingskaart (BWK) en de RuiTeR-databank van Toerisme Vlaanderen. Meer details over de gehanteerde methode voor deze typologische indeling vind je in het technisch rapport: "Tomas Crols, Lien Poelmans, Lorenz Hambsch, Stijn Vanacker, Peter Willems, Ann Pisman, Karolien Vermeiren en Joris Pieters (2021), Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen, toestand 2013-2016-2019. Morfologische indeling van bebouwing in Vlaanderen" dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-2825095

Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen - verspreide bebouwing - toestand 2013 (lu:lu_klv_versp_vlaa_2013)

Deze kaart geeft een typologische indeling van de bebouwing in Vlaanderen weer, waarbij deze wordt opgedeeld in kernen, linten en verspreide bebouwing. Bij deze indeling wordt maximaal uitgegaan van een morfologische benadering. Dit staat in contrast met een beleidsmatige afbakening, zoals bijvoorbeeld de juridisch vastgestelde gebiedsafbakeningen via ruimtelijke uitvoeringsplannen, of een afbakening die in belangrijke mate rekening houdt met het activiteitenniveau, zoals bijvoorbeeld de indeling in stedelijke, randstedelijke en landelijke gebieden (Poelmans et al., 2020). Deze indeling gebeurt volautomatisch aan de hand van een speciaal hiervoor ontwikkeld algoritme op basis van een aantal ruimtelijke variabelen. Er werd daarbij voortgebouwd op de methodiek ontwikkeld in vroegere studies die getracht hebben de lintbebouwing en kernbebouwing in detail in kaart te brengen. Het gebruikte algoritme werd bijgesteld tijdens interactieve werksessies met experten van VITO en het departement Omgeving. Als resultaat werden de volgende geodatalagen aangemaakt: een polygonenlaag met de kernen als aaneengesloten bebouwde zones met een totale omvang van minimum 5ha en waarbinnen in totaal minimum 20 gezinnen wonen, en met een voldoende hoge dichtheid aan gebouwen (aantal > 30 gebouwen binnen een straal van 100m), of een voldoende hoge oppervlakte (footprint > 9500m² binnen een straal van 100m) aan gebouwen of een voldoende hoge dichtheid aan huishoudens (aantal > 60 huishoudens binnen een straal van 100m) een lijnenlaag met linten bestaande uit straten, gelegen buiten de kern, die voor minimaal 200m aaneengesloten bebouwd zijn of waarvan minimum 80% van de totale straatlengte bebouwd is een polygonenlaag met verspreide gebouwen, zijnde gebouwen die niet in de kern liggen of niet tot linten behoren een polygonenlaag met gebieden die buiten de analyse werden gelaten, dit zijn alle militaire domeinen, alle monofunctionele bedrijventerreinen groter dan 3ha, en alle campings en vakantiedomeinen Al deze geodatalagen worden weergegeven op deze kaart. Als databron van de gebouwen en de administratieve percelen werd gebruik gemaakt van het grootschalig referentiebestand (GRB). Voor de wegen werd gebruik gemaakt van het Wegenregister. Voor het ruimtebeslag werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. Voor de huishoudensdichtheid binnen de kernen werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. De militaire domeinen zijn diegene die juridisch vastgesteld zijn via de gewestplannen. De bedrijventerreinen zijn gebaseerd op het GIS-bedrijventerreinen van het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). De campings en vakantiedomeinen zijn afkomstig uit de Biologische Waarderingskaart (BWK) en de RuiTeR-databank van Toerisme Vlaanderen. De methode werd gedeeltelijk bijgesteld t.o.v de eerste versie die in 2018 werd gepubliceerd. Deze geodatalaag werd daarom in 2021 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2019. Meer details over de gehanteerde methode voor deze typologische indeling vind je in het technisch rapport: "Tomas Crols, Lien Poelmans, Lorenz Hambsch, Stijn Vanacker, Peter Willems, Ann Pisman, Karolien Vermeiren en Joris Pieters (2021), Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen, toestand 2013-2016-2019. Morfologische indeling van bebouwing in Vlaanderen" dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-2825095

Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen - verspreide bebouwing - toestand 2019 (lu:lu_klv_versp_vlaa_2019)

Deze kaart geeft een typologische indeling van de bebouwing in Vlaanderen weer, waarbij deze wordt opgedeeld in kernen, linten en verspreide bebouwing. Bij deze indeling wordt maximaal uitgegaan van een morfologische benadering. Dit staat in contrast met een beleidsmatige afbakening, zoals bijvoorbeeld de juridisch vastgestelde gebiedsafbakeningen via ruimtelijke uitvoeringsplannen, of een afbakening die in belangrijke mate rekening houdt met het activiteitenniveau, zoals bijvoorbeeld de indeling in stedelijke, randstedelijke en landelijke gebieden (Poelmans et al., 2020). Deze indeling gebeurt volautomatisch aan de hand van een speciaal hiervoor ontwikkeld algoritme op basis van een aantal ruimtelijke variabelen. Er werd daarbij voortgebouwd op de methodiek ontwikkeld in vroegere studies die getracht hebben de lintbebouwing en kernbebouwing in detail in kaart te brengen. Het gebruikte algoritme werd bijgesteld tijdens interactieve werksessies met experten van VITO en het departement Omgeving. Als resultaat werden de volgende geodatalagen aangemaakt: een polygonenlaag met de kernen als aaneengesloten bebouwde zones met een totale omvang van minimum 5ha en waarbinnen in totaal minimum 20 gezinnen wonen, en met een voldoende hoge dichtheid aan gebouwen (aantal > 30 gebouwen binnen een straal van 100m), of een voldoende hoge oppervlakte (footprint > 9500m binnen een straal van 100m) aan gebouwen of een voldoende hoge dichtheid aan huishoudens (aantal > 60 huishoudens binnen een straal van 100m) een lijnenlaag met linten bestaande uit straten, gelegen buiten de kern, die voor minimaal 200m aaneengesloten bebouwd zijn of waarvan minimum 80% van de totale straatlengte bebouwd is een polygonenlaag met verspreide gebouwen, zijnde gebouwen die niet in de kern liggen of niet tot linten behoren een polygonenlaag met gebieden die buiten de analyse werden gelaten, dit zijn alle militaire domeinen, alle monofunctionele bedrijventerreinen groter dan 3ha, en alle campings en vakantiedomeinen. Al deze geodatalagen worden weergegeven op deze kaart. Als databron van de gebouwen en de administratieve percelen werd gebruik gemaakt van het grootschalig referentiebestand (GRB). Voor de wegen werd gebruik gemaakt van het Wegenregister. Voor het ruimtebeslag werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. Voor de huishoudensdichtheid binnen de kernen werd gebruik gemaakt van de gelijknamige indicator gepubliceerd door departement Omgeving. De militaire domeinen zijn diegene die juridisch vastgesteld zijn via de gewestplannen. De bedrijventerreinen zijn gebaseerd op het GIS-bedrijventerreinen van het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). De campings en vakantiedomeinen zijn afkomstig uit de Biologische Waarderingskaart (BWK) en de RuiTeR-databank van Toerisme Vlaanderen. Meer details over de gehanteerde methode voor deze typologische indeling vind je in het technisch rapport: "Tomas Crols, Lien Poelmans, Lorenz Hambsch, Stijn Vanacker, Peter Willems, Ann Pisman, Karolien Vermeiren en Joris Pieters (2021), Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen, toestand 2013-2016-2019. Morfologische indeling van bebouwing in Vlaanderen" dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-2825095

Knooppuntwaarde per ha - toestand 2019 (lu:lu_knptw_ha_2019)

Deze kaart geeft voor iedere locatie van 1 ha  in het Vlaamse en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan wat de totale score is voor knooppuntwaarde van het collectief vervoer, waarbij werd rekening gehouden met de knooppunten die deel uitmaken van het spoornetwerk (trein, tram, (pre)metro, sneltram, lightrail) en de A-bushaltes van De Lijn, en dit voor de bestaande knooppunten in referentiejaar 2019. De knooppunten die in rekening worden gebracht zijn alle knooppunten die deel uitmaken van het spoornetwerk en dus bediend worden door het collectief vervoer per spoor (trein, tram, (pre)metro, sneltram, lightrail) in Vlaanderen en Brussel en een selectie van bushaltes van De Lijn en de MIVB. Wat betreft de spoorwegstations worden ook deze in Wallonië, die vanuit Vlaanderen of Brussel te bereiken zijn per spoor (waaronder bv. Luik of Namen), en een selectie van spoorwegstations in het buitenland (met o.a. Paris Nord, London St Pancras of Aachen), in rekening gebracht. Anders dan in 'toestand 2015' die het resultaat was van de originele studie, houden we voor de selectie van bushaltes de volgende assumpties aan: Enkel bushaltes waar lijnen met minstens een 30+/-5 minutenfrequentie twee dezelfde haltes na mekaar rijden tijdens daluren (dinsdag/donderdag tussen 13u en 15u) worden in rekening gebracht. Alle lijnen die deze bushaltes aandoen (ook degene die met een bv. een uurfrequentie) worden meegenomen in de berekening van de indicatoren. Eerst wordt de knooppuntwaarde van de individuele knooppunten berekend via een al dan niet gewogen aggregatie van een aantal deelindicatoren die in de gespecialiseerde literatuur omschreven staan. Nadien gebeurt de uitstraling van de knooppuntwaarde naar elke ha-rastercel in het Vlaamse en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest via afstandsvervalfuncties, die weergeven  hoe de knooppuntwaarde afneemt naarmate de reistijd tot het knooppunt toeneemt.  Voor meer details over de gekozen knooppunten, de gebruikte deelindicatoren en de gehanteerde methode van de functies voor het afstandsverval wordt enerzijds verwezen naar het eindrapport van de originele studie dat je terugvindt via:   https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/230143 , en anderzijds naar het bijkomend rapport dat de  update en (beperkte) wijziging van de methodiek van de resultaten voor toestand 2019 beschrijft en dat je terugvindt via :  https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/743869

Landschapsatlas 1996 - 2001 - ankerplaatsen (lu:lu_la_ap)

De Landschapsatlas beëindigd in 2001 is het resultaat van een snelsurvey van de relicten van de traditionele landschappen in Vlaanderen, steunend op de beschikbare informatiebronnen, kaartreeksen en de kleurenorthofoto's van omstreeks 1990. De opmaak gebeurde per provincie, startte in 1996 en werd voltooid in 2000. Dit is dan ook de referentieperiode voor deze inventarisatie. Een relict is een overblijfsel uit vroegere tijd dat nog getuigt van de toestand die toenmaals was. Met betrekking tot landschappen kunnen relicten zeer divers in aard zijn en getuigen in vele gevallen van een wordingsgeschiedenis. Daarom werd een classificatie gemaakt naar de ruimtelijke dimensie die de relicten in het landschap bezitten en dit in relatie tot de gebruikte kaartschaal 1/50.000. In wezen zijn dit punt-, lijn- en vlakvormige relicten. De categorieen zijn dan ook punt- en lijnrelicten, relictzones en ankerplaatsen.

Landschapsatlas 1996 - 2001 - lijnrelicten (lu:lu_la_lr)

De Landschapsatlas beëindigd in 2001 is het resultaat van een snelsurvey van de relicten van de traditionele landschappen in Vlaanderen, steunend op de beschikbare informatiebronnen, kaartreeksen en de kleurenorthofoto's van omstreeks 1990. De opmaak gebeurde per provincie, startte in 1996 en werd voltooid in 2000. Dit is dan ook de referentieperiode voor deze inventarisatie. Een relict is een overblijfsel uit vroegere tijd dat nog getuigt van de toestand die toenmaals was. Met betrekking tot landschappen kunnen relicten zeer divers in aard zijn en getuigen in vele gevallen van een wordingsgeschiedenis. Daarom werd een classificatie gemaakt naar de ruimtelijke dimensie die de relicten in het landschap bezitten en dit in relatie tot de gebruikte kaartschaal 1/50.000. In wezen zijn dit punt-, lijn- en vlakvormige relicten. De categorieen zijn dan ook punt- en lijnrelicten, relictzones en ankerplaatsen.

Landgebruik - Vlaanderen - toestand 2013 (lu:lu_landgebruik_vlaa_2013_v3)

Deze kaart geeft voor iedere 10m-cel binnen het Vlaamse Gewest het werkelijke landgebruik weer, en dit voor referentiejaar 2013. Het concept ‘landgebruik’ verwijst naar het daadwerkelijke gebruik van de grond voor welbepaalde menselijke activiteiten zoals huisvesting, industrie en diensten, recreatie,…of teelten, zoals akkerbouw, grasteelt, ...of natuurlijke begroeiing , zoals bos, struikgewas,... Het werkelijke landgebruik van een locatie is niet noodzakelijk identiek met de juridisch-planologische bestemming van deze locatie. Gronden kunnen bestemd zijn als woongebied, maar effectief in gebruik als grasland of akkerland. Deze kaart bevat geen informatie over de planologische bestemming. Het werkelijke landgebruik, zoals op deze kaart weergegeven, is samengesteld op basis van de 4 dataniveaus van het 'landgebruiksbestand 2013'. Meer bepaald gebeurt dit door een combinatie en aggregatie van een aantal categorieën uit de verschillende dataniveaus van dit landgebruiksbestand. Deze geodatalaag werd in 2023 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2022. Voor meer details over de totstandkoming van het onderliggende 'landgebruiksbestand' (met 4 dataniveaus) en de samenstelling tot deze resulterende landgebruikskaart wordt daarom verwezen naar het technisch rapport 'Poelmans Lien, Janssen Liliane, Hambsch Lorenz (2023), Landgebruik en ruimtebeslag in Vlaanderen, toestand 2022, uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving' dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-6426438

Landgebruik - Vlaanderen - toestand 2016 (lu:lu_landgebruik_vlaa_2016_v3)

Deze kaart geeft voor iedere 10m-cel binnen het Vlaamse Gewest het werkelijke landgebruik weer, en dit voor referentiejaar 2016. Het concept ‘landgebruik’ verwijst naar het daadwerkelijke gebruik van de grond voor welbepaalde menselijke activiteiten zoals huisvesting, industrie en diensten, recreatie,…of teelten, zoals akkerbouw, grasteelt, ...of natuurlijke begroeiing , zoals bos, struikgewas,... Het werkelijke landgebruik van een locatie is uiteraard niet noodzakelijk identiek met de juridisch-planologische bestemming van deze locatie. Gronden kunnen bestemd zijn als woongebied, maar effectief in gebruik als grasland of akkerland. Deze kaart bevat geen informatie over de planologische bestemming. Het werkelijke landgebruik, zoals op deze kaart weergegeven, is samengesteld op basis van de 4 dataniveaus van het 'landgebruiksbestand 2016'. Meer bepaald gebeurt dit door een combinatie en aggregatie van een aantal categorieën uit de verschillende dataniveaus van dit landgebruiksbestand. Deze geodatalaag werd in 2023 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2016, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2022. Voor meer details over de totstandkoming van het onderliggende 'landgebruiksbestand' (met 4 dataniveaus) en de samenstelling tot deze resulterende landgebruikskaart wordt daarom verwezen naar het technisch rapport 'Poelmans Lien, Janssen Liliane, Hambsch Lorenz (2023), Landgebruik en ruimtebeslag in Vlaanderen, toestand 2022, uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving' dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-6426438

Landgebruik - Vlaanderen - toestand 2019 (lu:lu_landgebruik_vlaa_2019_v3)

Deze kaart geeft voor iedere 10m-cel binnen het Vlaamse Gewest het werkelijke landgebruik weer, en dit voor referentiejaar 2019. Het concept ‘landgebruik’ verwijst naar het daadwerkelijke gebruik van de grond voor welbepaalde menselijke activiteiten zoals huisvesting, industrie en diensten, recreatie,…of teelten, zoals akkerbouw, grasteelt, ...of natuurlijke begroeiing , zoals bos, struikgewas,... Het werkelijke landgebruik van een locatie is uiteraard niet noodzakelijk identiek met de juridisch-planologische bestemming van deze locatie. Gronden kunnen bestemd zijn als woongebied, maar effectief in gebruik als grasland of akkerland. Deze kaart bevat geen informatie over de planologische bestemming. Het werkelijke landgebruik, zoals op deze kaart weergegeven, is samengesteld op basis van de 4 dataniveaus van het 'landgebruiksbestand 2019'. Meer bepaald gebeurt dit door een combinatie en aggregatie van een aantal categorieën uit de verschillende dataniveaus van dit landgebruiksbestand. Deze geodatalaag werd in 2023 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2019, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2022. Voor meer details over de totstandkoming van het onderliggende 'landgebruiksbestand' (met 4 dataniveaus) en de samenstelling tot deze resulterende landgebruikskaart wordt daarom verwezen naar het technisch rapport 'Poelmans Lien, Janssen Liliane, Hambsch Lorenz (2023), Landgebruik en ruimtebeslag in Vlaanderen, toestand 2022, uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving' dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-6426438

Landgebruik - Vlaanderen - toestand 2022 (lu:lu_landgebruik_vlaa_2022_v3)

Deze kaart geeft voor iedere 10m-cel binnen het Vlaamse Gewest het werkelijke landgebruik weer, en dit voor toestandsjaar 2022. Het concept ‘landgebruik’ verwijst naar het daadwerkelijke gebruik van de grond voor welbepaalde menselijke activiteiten zoals huisvesting, industrie en diensten, recreatie,…of teelten, zoals akkerbouw, grasteelt, ...of natuurlijke begroeiing , zoals bos, struikgewas,... Het werkelijke landgebruik van een locatie is niet noodzakelijk identiek met de juridisch-planologische bestemming van deze locatie. Gronden kunnen bestemd zijn als woongebied, maar effectief in gebruik als grasland of akkerland. Deze kaart bevat geen informatie over de planologische bestemming. Het werkelijke landgebruik, zoals op deze kaart weergegeven, is samengesteld op basis van de 4 dataniveaus van het 'landgebruiksbestand 2022'. Meer bepaald gebeurt dit door een combinatie en aggregatie van een aantal categorieën uit de verschillende dataniveaus van dit landgebruiksbestand. Voor meer details over de totstandkoming van het onderliggende 'landgebruiksbestand' (met 4 dataniveaus) en de samenstelling tot deze resulterende landgebruikskaart wordt daarom verwezen naar het technisch rapport 'Poelmans Lien, Janssen Liliane, Hambsch Lorenz (2023), Landgebruik en ruimtebeslag in Vlaanderen, toestand 2022, uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving' dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-6426438

Landschapsatlas 1996 - 2001 - puntrelicten (lu:lu_la_pr)

De Landschapsatlas beëindigd in 2001 is het resultaat van een snelsurvey van de relicten van de traditionele landschappen in Vlaanderen, steunend op de beschikbare informatiebronnen, kaartreeksen en de kleurenorthofoto' van omstreeks 1990. De opmaak gebeurde per provincie, startte in 1996 en werd voltooid in 2000. Dit is dan ook de referentieperiode voor deze inventarisatie. Een relict is een overblijfsel uit vroegere tijd dat nog getuigt van de toestand die toenmaals was. Met betrekking tot landschappen kunnen relicten zeer divers in aard zijn en getuigen in vele gevallen van een wordingsgeschiedenis. Daarom werd een classificatie gemaakt naar de ruimtelijke dimensie die de relicten in het landschap bezitten en dit in relatie tot de gebruikte kaartschaal 1/50.000. In wezen zijn dit punt-, lijn- en vlakvormige relicten. De categorieen zijn dan ook punt- en lijnrelicten, relictzones en ankerplaatsen.

Landschapsatlas 1996 - 2001 - relictzones (lu:lu_la_rz)

De Landschapsatlas beëindigd in 2001 is het resultaat van een snelsurvey van de relicten van de traditionele landschappen in Vlaanderen, steunend op de beschikbare informatiebronnen, kaartreeksen en de kleurenorthofoto's van omstreeks 1990. De opmaak gebeurde per provincie, startte in 1996 en werd voltooid in 2000. Dit is dan ook de referentieperiode voor deze inventarisatie. Een relict is een overblijfsel uit vroegere tijd dat nog getuigt van de toestand die toenmaals was. Met betrekking tot landschappen kunnen relicten zeer divers in aard zijn en getuigen in vele gevallen van een wordingsgeschiedenis. Daarom werd een classificatie gemaakt naar de ruimtelijke dimensie die de relicten in het landschap bezitten en dit in relatie tot de gebruikte kaartschaal 1/50.000. In wezen zijn dit punt-, lijn- en vlakvormige relicten. De categorieen zijn dan ook punt- en lijnrelicten, relictzones en ankerplaatsen.

Inventaris leegstand en/of verwaarlozing van bedrijfsruimte (lu:lu_leegbdr)

Deze kaartlaag van de inventaris van leegstand en/of verwaarlozing van bedrijfsruimte in Vlaanderen toont de huidige situatie de locatie/ruimtelijke verdeling van leegstaande en/of verwaarloosde bedrijsruimte.

Landschapskenmerkenkaart 2000 - Cluster van lijnvormige landschapselementen (lu:lu_lkk_clle)

De landschapskenmerkenkaart beëindigd in 2000 is het resultaat van de aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van bovenlokaal belang in Vlaanderen. De geinventariseerde ruimtelijk structurerende landschapselementen en -kenmerken zijn zowel van fysische (relief, hydrografie,...), biotische (planten, struiken, bomen, cultuurgewassen,...) of menselijke (nederzettingsgeografie, landname en kolonisatie, wonen en werken, landbouw en industrie, verkeer en transport,...) aard. De term "ruimtelijk structurerend landschapskenmerk" is geoperationaliseerd a.h.v. 3 criteria: het kenmerk heeft door zijn aanwezigheid een invloed op de opbouw, ruimtelijke configuratie; het is visueel dominant aanwezig en het heeft een bakenfunctie; het is typisch orienterend voor een bepaalde streek. De kartering van de belangrijke landschapskenmerken is uitgevoerd op kaartschaal 1 : 50 000.

Landschapskenmerkenkaart 2000 - Cluster van puntvormige landschapselementen (lu:lu_lkk_cple)

De landschapskenmerkenkaart beëindigd in 2000 is het resultaat van de aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van bovenlokaal belang in Vlaanderen. De geinventariseerde ruimtelijk structurerende landschapselementen en -kenmerken zijn zowel van fysische (relief, hydrografie,...), biotische (planten, struiken, bomen, cultuurgewassen,...) of menselijke (nederzettingsgeografie, landname en kolonisatie, wonen en werken, landbouw en industrie, verkeer en transport,...) aard. De term "ruimtelijk structurerend landschapskenmerk" is geoperationaliseerd a.h.v. 3 criteria: het kenmerk heeft door zijn aanwezigheid een invloed op de opbouw, ruimtelijke configuratie; het is visueel dominant aanwezig en het heeft een bakenfunctie; het is typisch orienterend voor een bepaalde streek. De kartering van de belangrijke landschapskenmerken is uitgevoerd op kaartschaal 1 : 50 000.

Landschapskenmerkenkaart 2000 - Cluster van vlakvormige landschapselementen (lu:lu_lkk_cvle)

De landschapskenmerkenkaart beëindigd in 2000 is het resultaat van de aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van bovenlokaal belang in Vlaanderen. De geinventariseerde ruimtelijk structurerende landschapselementen en -kenmerken zijn zowel van fysische (relief, hydrografie,...), biotische (planten, struiken, bomen, cultuurgewassen,...) of menselijke (nederzettingsgeografie, landname en kolonisatie, wonen en werken, landbouw en industrie, verkeer en transport,...) aard. De term "ruimtelijk structurerend landschapskenmerk" is geoperationaliseerd a.h.v. 3 criteria: het kenmerk heeft door zijn aanwezigheid een invloed op de opbouw, ruimtelijke configuratie; het is visueel dominant aanwezig en het heeft een bakenfunctie; het is typisch orienterend voor een bepaalde streek. De kartering van de belangrijke landschapskenmerken is uitgevoerd op kaartschaal 1 : 50 000.

Landschapskenmerkenkaart - Lijnvormig landschapselement (lu:lu_lkk_lle)

De landschapskenmerkenkaart is het resultaat van de aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van bovenlokaal belang in Vlaanderen. De geinventariseerde ruimtelijk structurerende landschapselementen en -kenmerken zijn zowel van fysische (relief, hydrografie,...), biotische (planten, struiken, bomen, cultuurgewassen,...) of menselijke (nederzettingsgeografie, landname en kolonisatie, wonen en werken, landbouw en industrie, verkeer en transport,...) aard. De term "ruimtelijk structurerend landschapskenmerk" is geoperationaliseerd a.h.v. 3 criteria: het kenmerk heeft door zijn aanwezigheid een invloed op de opbouw, ruimtelijke configuratie; het is visueel dominant aanwezig en het heeft een bakenfunctie; het is typisch orienterend voor een bepaalde streek. De kartering van de belangrijke landschapskenmerken is uitgevoerd op kaartschaal 1 : 50 000.

Landschapskenmerkenkaart - Lijnvormig landschapselement - waterloop of kanaal (lu:lu_lkk_lle_wk)

De landschapskenmerkenkaart is het resultaat van de aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van bovenlokaal belang in Vlaanderen. De geinventariseerde ruimtelijk structurerende landschapselementen en -kenmerken zijn zowel van fysische (relief, hydrografie,...), biotische (planten, struiken, bomen, cultuurgewassen,...) of menselijke (nederzettingsgeografie, landname en kolonisatie, wonen en werken, landbouw en industrie, verkeer en transport,...) aard. De term "ruimtelijk structurerend landschapskenmerk" is geoperationaliseerd a.h.v. 3 criteria: het kenmerk heeft door zijn aanwezigheid een invloed op de opbouw, ruimtelijke configuratie; het is visueel dominant aanwezig en het heeft een bakenfunctie; het is typisch orienterend voor een bepaalde streek. De kartering van de belangrijke landschapskenmerken is uitgevoerd op kaartschaal 1 : 50 000.

Landschapskenmerkenkaart - Puntvormig landschapselement (lu:lu_lkk_ple)

De landschapskenmerkenkaart is het resultaat van de aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van bovenlokaal belang in Vlaanderen. De geinventariseerde ruimtelijk structurerende landschapselementen en -kenmerken zijn zowel van fysische (relief, hydrografie,...), biotische (planten, struiken, bomen, cultuurgewassen,...) of menselijke (nederzettingsgeografie, landname en kolonisatie, wonen en werken, landbouw en industrie, verkeer en transport,...) aard. De term "ruimtelijk structurerend landschapskenmerk" is geoperationaliseerd a.h.v. 3 criteria: het kenmerk heeft door zijn aanwezigheid een invloed op de opbouw, ruimtelijke configuratie; het is visueel dominant aanwezig en het heeft een bakenfunctie; het is typisch orienterend voor een bepaalde streek. De kartering van de belangrijke landschapskenmerken is uitgevoerd op kaartschaal 1 : 50 000.

Landschapskenmerkenkaart 2000 - Vlakvormig landschapselement (lu:lu_lkk_vle)

De landschapskenmerkenkaart beëindigd in 2000 is het resultaat van de aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van bovenlokaal belang in Vlaanderen. De geinventariseerde ruimtelijk structurerende landschapselementen en -kenmerken zijn zowel van fysische (relief, hydrografie,...), biotische (planten, struiken, bomen, cultuurgewassen,...) of menselijke (nederzettingsgeografie, landname en kolonisatie, wonen en werken, landbouw en industrie, verkeer en transport,...) aard. De term "ruimtelijk structurerend landschapskenmerk" is geoperationaliseerd a.h.v. 3 criteria: het kenmerk heeft door zijn aanwezigheid een invloed op de opbouw, ruimtelijke configuratie; het is visueel dominant aanwezig en het heeft een bakenfunctie; het is typisch orienterend voor een bepaalde streek. De kartering van de belangrijke landschapskenmerken is uitgevoerd op kaartschaal 1 : 50 000.

Vrij toegankelijke zones en speelzones in bossen en natuurdomeinen (lu:lu_natbos_toegang_anb)

De dataset 'Toegankelijke zones en speelzones in bossen en natuurgebieden' geeft een overzicht van alle officiële speelzones, vrij toegankelijke zones en de zones die vrij toegankelijk zijn in kader van het principe van de omgekeerde toegankelijkheid. De laag vervangt de vroegere datalaag 'Speelzones, zomerspeelzones en vrij toegankelijke zones in bossen en natuurdomeinen'. Ze bevat naast permanente speelzones, zomerspeelzones (enkel toegankelijk in juli en augustus) en vrij toegankelijke zones ook de zones die vrij toegankelijk zijn in het kader van de omgekeerde toegankelijkheid. Die laatste is van toepassing op de domeinen in beheer bij het Agentschap voor Natuur en Bos waarvoor geen toegankelijkheidsregeling is opgemaakt en die niet in verweer zijn gesteld door de regiobeheerder.

Natuurdoelen Sigmaplan (lu:lu_ndl_sigma)

Deze kaartlaag geeft de natuurdoelen voor de natuurontwikkelingsgebieden van het Sigmaplan. De laag is een ruimtelijke vertaling van de natuurdoelstellingen die in 2005 voor het Schelde-estuarium, haar vallei en zijrivieren werden geformuleerd (Adriaensen et al. 2005, Instandhoudingsdoelstellingen Schelde-estuarium - ECOBE 05-R82, UA – IN - KULeuven) en in 2014 in de S-IHD 36 Zeeschelde (SIGMA). De uitvoering van het Sigmaplan richt zich op deze doelen en draagt zo bij aan de realisatie van de taakstelling uit het Managementplan 36 Zeeschelde (SIGMA) voor de SBZ-H BE2300006 en SBZ-V BE2300222, BE2301235 en BE2301336. De natuurdoelen bevinden zich deels buiten SBZ. De kaartlaag is richtinggevend voor de inrichting en het beheer van de natuurontwikkelingsgebieden van het Sigmaplan. Het is een werkkaart die frequent geactualiseerd wordt op basis van nieuwe inzichten en de concrete uitvoering van de inrichtingsplannen. De begrenzing van de doelen is gebaseerd op ecologische potenties zoals berekend in voorbereidende inrichtingsstudies en -visies. Voor de gebieden waarvoor dergelijke data nog niet beschikbaar is, is het doel afgeleid uit het Meest Wenselijk Alternatief van het geactualiseerde Sigmaplan.

Natuurdoelen Sigmaplan op perceelsniveau (lu:lu_ndl_sigma_grb)

Deze kaartlaag geeft de natuurdoelen voor de natuurontwikkelingsgebieden van het Sigmaplan. De laag is een ruimtelijke vertaling van de natuurdoelstellingen die in 2005 voor het Schelde-estuarium, haar vallei en zijrivieren werden geformuleerd (Adriaensen et al. 2005, Instandhoudingsdoelstellingen Schelde-estuarium - ECOBE 05-R82, UA – IN - KULeuven) en in 2014 in de S-IHD 36 Zeeschelde (SIGMA). De uitvoering van het Sigmaplan richt zich op deze doelen en draagt zo bij aan de realisatie van de taakstelling uit het Managementplan 36 Zeeschelde (SIGMA) voor de SBZ-H BE2300006 en SBZ-V BE2300222, BE2301235 en BE2301336. De natuurdoelen bevinden zich deels buiten SBZ. De kaartlaag is richtinggevend voor de inrichting en het beheer van de natuurontwikkelingsgebieden van het Sigmaplan. Het is een werkkaart die frequent geactualiseerd wordt op basis van nieuwe inzichten en de concrete uitvoering van de inrichtingsplannen. De begrenzing van de doelen is gebaseerd op ecologische potenties zoals berekend in voorbereidende inrichtingsstudies en -visies. Voor de gebieden waarvoor dergelijke data nog niet beschikbaar is, is het doel afgeleid uit het Meest Wenselijk Alternatief van het geactualiseerde Sigmaplan.

Natuurrichtplannen (lu:lu_nrp)

Het Natuurrichtplan (NRP) is een gebiedsspecifiek plan dat op grond van het Natuurdecreet werd opgesteld voor gebieden in het Vlaams Ecologisch Netwerk, het Ingegraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk, de Speciale Beschermingszones en de Ramsargebieden. Het natuurrichtplan geeft aan wat op het vlak van natuurbehoud voor een specifiek gebied wordt beoogd. Een natuurrichtplan bevat daartoe in het bijzonder: een gebiedsvisie die het streefbeeld weergeeft voor de natuur en het natuurlijk milieu; een beschrijving van de richtinggevende, stimulerende en bindende maatregelen inzake natuurbehoud die nodig zijn om de gebiedsvisie te realiseren; een opsomming van de instrumenten die nodig zijn om de gebiedsvisie te verwezenlijken. Bij ministerieel besluit zijn volgende natuurrichtplannen vastgesteld: Heuvelrug-benedenstrooms (MB 14 juli 2008), Demervallei tussen Diest en Aarschot (MB 5 februari 2008 ), Hoge Kempen (MB 12 november 2008), De Dendervallei tussen de gewestgrens en Ninove, evenals het Raspailleboscomplex en Geitebos (MB 14 mei 2009), Duinen van de Middenkust tussen Oostende en Blankenberge (MB 17 december 2007), Het Hoppeland van Poperinge en de Zuidelijke IJzervlakte (MB 16 april 2008). De datalaag publiceert enkel de perimeters waarbinnen de respectievelijke NRP’s geldig zijn. Voor de specifieke inhoud van de NRP’s wordt verwezen naar de documenten die gepubliceerd zijn op de website van het Agentschap voor Natuur en Bos en waar naar verwezen wordt in de data.

Natuurstreefbeelden (lu:lu_nsb)

Voor de omschrijving van ecologische doelen in natuurbeheerplannen worden ‘natuurstreefbeelden’ gebruikt. Een natuurstreefbeeld is een habitat, een ecosysteem of een landschapstype dat als ecologisch einddoel in een natuurbeheerplan wordt vooropgesteld. De natuurstreefbeelden waaruit gekozen kan worden om te voldoen aan de voorwaarden voor natuurbeheerplannen van type twee, drie of vier worden vastgelegd in bijlage 3 van het BVR natuurbeheerplannen, te vinden via deze link:https://www.natuurenbos.be/sites/default/files/inserted-files/lijst_met_natuurstreefbeelden.pdf. Er zijn drie types natuurstreefbeelden: Natuurstreefbeelden vegetaties Natuurstreefbeelden leefgebieden soorten Natuurstreefbeelden procesgestuurde natuur Meer info over natuurstreefbeelden is te vinden op ecopedia via https://www.ecopedia.be/pagina/natuurstreefbeelden.

Omgevingsloket - Stedenbouwkundige projecten (lu:lu_omv_gd)

Deze datalaag bevat alle ingediende stedenbouwkundige projecten en meldingen uit het Omgevingsloket.

Omgevingsloket - Exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit (lu:lu_omv_iioa)

Deze datalaag bevat alle ingediende IIOA projecten en meldingen uit het Omgevingsloket. Hierin zijn de dossiers terug te vinden van klasse 1, 2 en 3.

Omgevingsloket - Kleinhandel (lu:lu_omv_kh)

Deze datalaag bevat alle aanvragen voor omgevingsvergunningen met betrekking tot het uitvoeren en uitbreiden van kleinhandelsactiviteiten uit het Omgevingsloket.

Omgevingsloket - Vegetatiewijzigingen (lu:lu_omv_vgtw)

Deze datalaag bevat alle ingediende aanvragen Omgevingsvergunning voor vegetatiewijzigingen uit het Omgevingsloket.

Omgevingsloket - Verkavelingen (lu:lu_omv_vk)

Deze datalaag bevat alle aanvragen voor verkavelingen en bijstellen van bestaande verkavelingen uit het Omgevingsloket.

Opportuniteitenkaart onthardingswinst: niet-kerngebonden bebouwing in overstromingsgebied (lu:lu_ontwinopp_bouwoverstr)

Dit is een opportuniteitenkaart voor ontharding die betrekking heeft op niet-kerngebonden gebouwen, gelegen in overstromingsgevoelige gebieden. Hierbij worden scores toegekend aan gebouwen uit de dataset ‘Grootschalig Referentiebestand Vlaanderen’ versie 2020. Er wordt geen verdere differentiatie gemaakt in de score. Indien een gebouw buiten de kern in overstromingsgebied ligt krijgt het de maximale score van 5. Deze opportuniteitenkaart in verband met niet-kengebonden bebouwing in overstromingsgebied draagt bij aan de opmaak van de finale kansenkaart voor onthardingswinst (https://www.vlaanderen.be/datavindplaats/catalogus/kansenkaart-onthardingswinst). Om efficiënt en effectief de verhardingsgraad terug te dringen, is het belangrijk zicht te krijgen op die locaties die het meest kansrijk zijn voor een ontharding van de bodem. Om te bepalen waar ontharding het meest kansrijk is, werd aldus de kansenkaart onthardingswinst (en afwegingskader) ontwikkeld. De opportuniteitenkaarten – waaronder deze opportuniteitenkaart van niet-kerngebonden bebouwing in overstromingsgevoelige gebieden - tonen per parameter of een verharde locatie moeilijk of makkelijk te ontharden is uitgaande van de eigenschappen van de verharding zelf en dus een grote of kleine opportuniteit voor ontharding heeft. Meer informatie over de totstandkoming van alle prioriteiten- en opportuniteitenkaarten en de uiteindelijke combinatie tot de finale kansenkaart onthardingswinst vind je in het eindrapport van de studie uitgevoerd in opdracht van het departement Omgeving: https://researchportal.be/nl/publicatie/onthardingswinst-afwegingskader-en-kansenkaart-deel-1

Opportuniteitenkaart onthardingswinst: te veel weg in de breedte (lu:lu_ontwinopp_wegbreedte)

Dit is een opportuniteitenkaart voor ontharding met scores voor de onthardingsopportuniteit van een weg die als ‘te breed’ is geclassificeerd zoals uiteengezet in het rapport. Wegen die opgenomen zijn in de dataset zijn afkomstig uit het middenschalig referentiebestand Wegenregister, versie 2020. Wegen worden ontworpen in functie van het heersende snelheidsregime. Wanneer het snelheidsregime van een weg aangepast wordt, kan het voorkomen dat de fysieke weg overgedimensioneerd is. Hierin liggen opportuniteiten om wegen te gaan ontharden in de breedte. Deze opportuniteitenkaart in verband met 'te veel weg in breedte' draagt bij aan de opmaak van de finale kansenkaart voor onthardingswinst (https://www.vlaanderen.be/datavindplaats/catalogus/kansenkaart-onthardingswinst). Om efficiënt en effectief de verhardingsgraad terug te dringen, is het belangrijk zicht te krijgen op die locaties die het meest kansrijk zijn voor een ontharding van de bodem. Om te bepalen waar ontharding het meest kansrijk is, werd aldus de kansenkaart onthardingswinst (en afwegingskader) ontwikkeld. De opportuniteitenkaarten – waaronder de opportuniteitenkaart in verband met teveel weg in breedte - tonen per parameter of een verharde locatie moeilijk of makkelijk te ontharden is uitgaande van de eigenschappen van de verharding zelf en dus een grote of kleine opportuniteit voor ontharding heeft. Meer informatie over de totstandkoming van alle prioriteiten- en opportuniteitenkaarten en de uiteindelijke combinatie tot de finale kansenkaart onthardingswinst vind je in het eindrapport van de studie uitgevoerd in opdracht van het departement Omgeving: https://researchportal.be/nl/publicatie/onthardingswinst-afwegingskader-en-kansenkaart-deel-1

Opportuniteitenkaart onthardingswinst: te veel weg in de lengte (lu:lu_ontwinopp_weglengte)

Dit is een opportuniteitenkaart voor ontharding met scores voor de onthardingsopportuniteit van een weg waar geen adressen aan gelegen zijn. Wegen die opgenomen zijn in de dataset zijn afkomstig uit het middenschalig referentiebestand Wegenregister, versie 2020. Onthardingsopportuniteiten binnen weginfrastructuur kunnen gevonden worden daar waar wegen redundant zijn binnen het netwerk. Het betreft wegen die noch een (noodzakelijke) verbindende functie hebben noch een (noodzakelijke) ontsluitende functie hebben. Hierbij kunnen volledige wegsegmenten opportuun zijn om te ontharden, waardoor weg in de lengte wordt weggehaald. Deze opportuniteitenkaart in verband met 'te veel weg in lengte' draagt bij aan de opmaak van de finale kansenkaart voor onthardingswinst (https://www.vlaanderen.be/datavindplaats/catalogus/kansenkaart-onthardingswinst). Om efficiënt en effectief de verhardingsgraad terug te dringen, is het belangrijk zicht te krijgen op die locaties die het meest kansrijk zijn voor een ontharding van de bodem. Om te bepalen waar ontharding het meest kansrijk is, werd aldus de kansenkaart onthardingswinst (en afwegingskader) ontwikkeld. De opportuniteitenkaarten – waaronder de opportuniteitenkaart in verband met ‘te veel weg in lengte’ - tonen per parameter of een verharde locatie moeilijk of makkelijk te ontharden is uitgaande van de eigenschappen van de verharding zelf en dus een grote of kleine opportuniteit voor ontharding heeft. Meer informatie over de tot standkoming van alle prioriteiten- en opportuniteitenkaarten en de uiteindelijke combinatie tot de finale kansenkaart onthardingswinst vind je in het eindrapport van de studie uitgevoerd in opdracht van het departement Omgeving: https://researchportal.be/nl/publicatie/onthardingswinst-afwegingskader-en-kansenkaart-deel-1

Geïntegreerde prioriteitenkaart voor onthardingswinst hydrologische veerkracht (lu:lu_ontwinprior_hydveer_1m)

Geïntegreerde prioriteitenkaart voor de onthardingswinst “hydrologische veerkracht” is samengesteld uit drie criteriumkaarten: pluviaal overstromingsrisico, potentiële bodemkundige infiltratie en overstromingsproblematiek. Deze rasterkaart geeft een score die het resultaat is van de optelsom van deze scores van de onderliggende criteriakaarten. Deze optelsom werd opnieuw herleid naar een score van 1 tot 5. De gebieden met maximale score 5 vertonen de hoogste onthardingswinsten binnen het thema hydrologische veerkracht. Het hydrologisch systeem in Vlaanderen is zeer kwetsbaar geworden doordat de hydrologische processen artificieel gemanipuleerd werden doorheen de tijd. Deze geïntegreerde kaart rond hydrologische veerkracht draagt bij aan de opmaak van de finale kansenkaart voor onthardingswinst (https://www.vlaanderen.be/datavindplaats/catalogus/kansenkaart-onthardingswinst). Om efficiënt en effectief de verhardingsgraad terug te dringen, is het belangrijk zicht te krijgen op die locaties die het meest kansrijk zijn voor een ontharding van de bodem. Om te bepalen waar ontharding het meest kansrijk is, werd aldus de kansenkaart onthardingswinst (en afwegingskader) ontwikkeld. De geïntegreerde prioriteitenkaarten – waaronder dus deze kaart voor hydrologische veerkracht - tonen per parameter of een verharde locatie een grote of kleine impact heeft op de omgeving en dus een grote of kleine prioriteit voor ontharding heeft. Meer info over de totstandkoming van alle prioriteiten- en opportuniteitenkaarten en de uiteindelijke combinatie tot de finale kansenkaart onthardingswinst vind je in het eindrapport van de studie uitgevoerd in opdracht van het departement Omgeving: https://researchportal.be/nl/publicatie/onthardingswinst-afwegingskader-en-kansenkaart-deel-1

Geïntegreerde prioriteitenkaart voor onthardingswinst klimaatregulatie (lu:lu_ontwinprior_klimreg_10m)

Geïntegreerde prioriteitenkaart voor de onthardingswinst “klimaatregulatie” zoals beschreven in het rapport. De rasterkaart geeft een score die het resultaat is van de optelsom van de scores van de onderliggende criteriakaarten, nl. stedelijk hitte-eilandeffect en koolstofopslag. Deze optelsom werd opnieuw herleid naar een score van 1 tot 5. De gebieden met maximale score 5 vertonen de hoogste onthardingswinsten binnen het thema Klimaatregulatie. De verstedelijkte gebieden springen duidelijk in het oog. Hier liggen duidelijke prioriteiten voor ontharding met het oog op klimaatregulatie. Het verharden van de bodem heeft een grote impact op het klimaat, zowel op lokale als op globale schaal. Door te ontharden kunnen bodems opnieuw fungeren als carbon sink. Deze geïntegreerde kaart rond klimaatregulatie draagt bij aan de opmaak van de finale kansenkaart voor onthardingswinst (https://www.vlaanderen.be/datavindplaats/catalogus/kansenkaart-onthardingswinst ). Om efficiënt en effectief de verhardingsgraad terug te dringen, is het belangrijk zicht te krijgen op die locaties die het meest kansrijk zijn voor een ontharding van de bodem. Om te bepalen waar ontharding het meest kansrijk is, werd aldus de kansenkaart onthardingswinst (en afwegingskader) ontwikkeld. De geïntegreerde prioriteitenkaarten rond ontharding – waaronder dus deze kaart voor klimaatregulatie - tonen per parameter of een verharde locatie een grote of kleine impact heeft op de omgeving en dus een grote of kleine prioriteit voor ontharding heeft. Meer info over de totstandkoming van alle prioriteiten- en opportuniteitenkaarten en de uiteindelijke combinatie tot de finale kansenkaart onthardingswinst vind je in het eindrapport van de studie uitgevoerd in opdracht van het departement Omgeving: https://researchportal.be/nl/publicatie/onthardingswinst-afwegingskader-en-kansenkaart-deel-1

Geïntegreerde prioriteitenkaart voor onthardingswinst natuurontwikkeling en -verbinding (lu:lu_ontwinprior_natuur_5m)

Geïntegreerde prioriteitenkaart voor de onthardingswinst “natuurontwikkeling en -verbinding” is samengesteld uit één criteriumkaart en valt ermee samen, nl. die van natuurontsnippering. Verharde gebieden die binnen een natuur- en habitatbeschermingszone liggen krijgen een maximale score (5) voor deze onthardingsprioriteit. Verharding heeft een grote invloed op de toestand van het natuurlijk landschap: de groenblauwe gebieden verkleinen en de leefgebieden van soorten worden erdoor gefragmenteerd. Deze geïntegreerde kaart rond natuurontwikkeling en -verbinding draagt bij aan de opmaak van de finale kansenkaart voor onthardingswinst (https://www.vlaanderen.be/datavindplaats/catalogus/kansenkaart-onthardingswinst ). Om efficiënt en effectief de verhardingsgraad terug te dringen, is het belangrijk zicht te krijgen op die locaties die het meest kansrijk zijn voor een ontharding van de bodem. Om te bepalen waar ontharding het meest kansrijk is, werd aldus de kansenkaart onthardingswinst (en afwegingskader) ontwikkeld. De geïntegreerde prioriteitenkaarten rond ontharding – waaronder dus deze kaart voor natuurontwikkeling en -verbinding - tonen per parameter of een verharde locatie een grote of kleine impact heeft op de omgeving en dus een grote of kleine prioriteit voor ontharding heeft. Meer info over de totstandkoming van alle prioriteiten- en opportuniteitenkaarten en de uiteindelijke combinatie tot de finale kansenkaart onthardingswinst vind je in het eindrapport van de studie uitgevoerd in opdracht van het departement Omgeving: https://researchportal.be/nl/publicatie/onthardingswinst-afwegingskader-en-kansenkaart-deel-1

Open Ruimte - Vlaanderen - toestand 2013 (lu:lu_openrui_vlaa_2013)

Deze kaart geeft voor iedere 10m-cel binnen het Vlaamse Gewest een aanduiding of deze wel of niet behoort tot de open ruimte, en dit voor referentiejaar 2013. Het concept ‘open ruimte’ is hier gedefinieerd als enerzijds de gebieden die buiten de kernen gelegen zijn én die niet door ruimtebeslag ingenomen worden, en anderzijds de onbebouwde delen van parken, golfterreinen en overige recreatie (als vormen van landgebruik die wel tot het ruimtebeslag behoren). Om deze definitie te concretiseren werden het Landgebruiksbestand Vlaanderen, het Ruimtebeslag en de Kernen als basisbestanden gebruikt. Eerst werd het totale grondgebied van Vlaanderen verminderd met de kernen en met het ruimtebeslag buiten de kernen. Tot slot werden de onbebouwde delen van de parken en recreatieterreinen gesitueerd buiten de kernen terug aan de open ruimte toegevoegd. Op deze manier omvat deze kaart de, buiten de kernen gelegen, grote onbebouwde landbouw-, natuur-, bos-, park- en recreatiegebieden van Vlaanderen. Deze worden doorsneden met infrastructuren en versnipperd door allerhande bebouwing (particuliere woningen, landbouwwoningen, loodsen, bedrijfsgebouwen, …) en de bijhorende percelen en tuinen die niet tot de open ruimte behoren. Deze geodatalaag werd in 2021 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2019. Voor meer details over de gehanteerde methode van toewijzing van landgebruik aan open ruimte verwijzen we naar het technisch rapport 'Landgebruik en ruimtebeslag in Vlaanderen, toestand 2019' dat je terugvindt via https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/449392

Open Ruimte - Vlaanderen - toestand 2019 (lu:lu_openrui_vlaa_2019)

Deze kaart geeft voor iedere 10m-cel binnen het Vlaamse Gewest een aanduiding of deze wel of niet behoort tot de open ruimte, en dit voor referentiejaar 2019. Het concept ‘open ruimte’ is hier gedefinieerd als enerzijds de gebieden die buiten de kernen gelegen zijn én die niet door ruimtebeslag ingenomen worden, en anderzijds de onbebouwde delen van parken, golfterreinen en overige recreatie (als vormen van landgebruik die wel tot het ruimtebeslag behoren). Om deze definitie te concretiseren werden het Landgebruiksbestand Vlaanderen, het Ruimtebeslag en de Kernen als basisbestanden gebruikt. Eerst werd het totale grondgebied van Vlaanderen verminderd met de kernen en met het ruimtebeslag buiten de kernen. Tot slot werden de onbebouwde delen van de parken en recreatieterreinen gesitueerd buiten de kernen terug aan de open ruimte toegevoegd. Op deze manier omvat deze kaart de, buiten de kernen gelegen, grote onbebouwde landbouw-, natuur-, bos-, park- en recreatiegebieden van Vlaanderen. Deze worden doorsneden met infrastructuren en versnipperd door allerhande bebouwing (particuliere woningen, landbouwwoningen, loodsen, bedrijfsgebouwen, …) en de bijhorende percelen en tuinen die niet tot de open ruimte behoren. Voor meer details over de gehanteerde methode van toewijzing van landgebruik aan open ruimte verwijzen we naar het technisch rapport 'Landgebruik en ruimtebeslag in Vlaanderen, toestand 2019' dat je terugvindt via https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/449392

Oppervlakte onbebouwd per ha ruimtebeslag - Vlaanderen - toestand 2013 (lu:lu_opp_onbeb_ha_ruibes_vlaa_2013)

Per hectare wordt berekend welke oppervlakte ?niet bebouwd? is. Het gaat hierbij om alle types van bodembedekking uit het landgebruiksbestand 2013 (niveau 1) met uitzondering van de gebouwen, wegen, spoorwegen en overige. Vervolgens wordt de oppervlakte ?niet bebouwd? per hectare-cel gedeeld door de fractie ruimtebeslag per hectare om de oppervlakte onbebouwde ruimte per ha ruimtebeslag te bekomen. Over locaties die volledig buiten het ruimtebeslag liggen, geeft deze indicator bijgevolg geen informatie. Voor meer details over deze indicator zie het rapport ?indicatoren ruimtelijk rendement? dat terug te vinden is onder: https://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies/articleType/ArticleView/articleId/9077

Oppervlakte onbebouwd per ha - Vlaanderen - toestand 2013 (lu:lu_opp_onbeb_ha_vlaa_2013)

Per hectare wordt berekend welke oppervlakte ?niet bebouwd? is. Het gaat hierbij om alle types van bodembedekking uit het landgebruiksbestand 2013 (niveau 1) met uitzondering van de gebouwen, wegen, spoorwegen en overige. Voor meer details over deze indicator zie het rapport ?indicatoren ruimtelijk rendement? dat terug te vinden is onder: https://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies/articleType/ArticleView/articleId/9077

DSI - Provinciale Onteigeningsplannen - Contouren (lu:lu_proont_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van definitief goedgekeurde provinciale onteigeningsplannen, opgemaakt in het kader van ruimtelijke ordening. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Provinciale Onteigeningsplannen - Natraject (lu:lu_proont_na)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van recente schorsingen en vernietigingen van provinciale onteigeningsplannen door de Raad van State en intrekkingen door de provincieraad.

DSI - Provinciale Rooilijnplannen - Contouren (lu:lu_proroo_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van definitief goedgekeurde provinciale rooilijnplannen, opgemaakt in het kader van ruimtelijke ordening. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Provinciale RUP - Contouren (lu:lu_prorup_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Provinciale RUP - Deelgebieden (lu:lu_prorup_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken.

DSI - Provinciale RUP - Grondvlakken (lu:lu_prorup_gv)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type grondvlak - van de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Grondvlakvoorschriften zullen in de praktijk altijd aan een vlakvormig planelement gekoppeld worden dat op zijn beurt een vlakvullend legendesymbool ontvangt, m.a.w. een dekkende symboliek. Dit soort voorschriften kan zowel een vervangend als een aanvullend karakter vertonen ten opzicht van andere voorschriften, afhankelijk van de geldende decretale marges betreffende subsidiariteit, hiërarchie van de plannen, en de overgang van de plannen van de oude wetgeving naar de nieuwe. Bovenop de grondvlakken van het plan kunnen andersoortige planelementen gelegd worden. Deze worden ingedeeld volgens geometrie: vlakken, lijnen, punten en volgens de geometrische nauwkeurigheid van de planelementen (geometrisch nauwkeurig te bepalen of bij wijze van aanduiding).

DSI - Provinciale RUP - Lijnen (lu:lu_prorup_ln)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type lijnen- van de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Provinciale RUP - Lijnen indicatieve aanduiding (lu:lu_prorup_lnia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type lijnen indicatieve aanduiding - van de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Provinciale RUP - Natraject (lu:lu_prorup_na)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van recente schorsingen en vernietigingen van provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen door de Raad van State en intrekkingen door de Vlaamse Regering.

DSI - Provinciale RUP - Onteigeningsplan, contour (lu:lu_prorup_ont_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van onteigeningsplannen horende bij provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Provinciale RUP - Onteigeningsplan, deelgebieden (lu:lu_prorup_ont_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van onteigeningsplannen horende bij provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken.

DSI - Provinciale RUP - Overdrukken (lu:lu_prorup_ov)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type overdrukken - van de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen.

DSI - Provinciale RUP - Overdrukken indicatieve aanduiding (lu:lu_prorup_ovia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type overdrukken indicatieve aanduiding - van de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Provinciale RUP - Punten (lu:lu_prorup_pt)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type punten - van de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Provinciale RUP - Punten indicatieve aanduiding (lu:lu_prorup_ptia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type punten indicatieve aanduiding - van de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Provinciale RUP -Rooilijnplan, contour (lu:lu_prorup_roo_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van rooilijnplannen horende bij provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Provinciale RUP - Rooilijnplan, deelgebieden (lu:lu_prorup_roo_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van rooilijnplannen horende bij provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken.

DSI - Provinciale RUP - Rooilijnplan, lijnen (lu:lu_prorup_roo_ln)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen van het type lijnen van rooilijnplannen horende bij provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Provinciale RUP - Schorsingen (lu:lu_prorup_sc)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle schorsingen door de Vlaamse Regering van de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen.

DSI - Provinciale Stedenbouwkundige Verordeningen (lu:lu_prosvo_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van de provinciale stedenbouwkundige verordeningen. Elke verordening wordt afgebakend door zijn contour.

DSI - Provinciale Stedenbouwkundige Verordeningen - Natraject (lu:lu_prosvo_na)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van recente schorsingen en vernietigingen van provinciale stedenbouwkundige verordeningen door de Raad van State en intrekkingen door de provincieraad.

DSI - Provinciale Stedenbouwkundige Verordeningen - Schorsingen (lu:lu_prosvo_sc)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle schorsingen door de Vlaamse Regering van de provinciale stedenbouwkundige verordeningen.

Ruimtebeslag versus ruimteboekhouding van het RSV - Vlaanderen - Toestand 2013 (lu:lu_rb_rbh_2013)

Dit bestand is het resultaat van een overlay-bewerking tussen het ruimtebeslag voor de toestand 2013 op 10x10 m² resolutie en de bestemmingen volgens het ‘ruimteboekhoudingsbestand’, toestand 01/01/2014, verrasterd naar een resolutie van 10x10 m². Het concept ‘ruimtebeslag’ is gedefinieerd in het Witboek Beleidsplan Ruimte als dat deel van de ruimte waarin de biofysische functie niet langer de belangrijkste is. Het gaat, met andere woorden, over de ruimte die ingenomen worden door onze nederzettingen (dus voor huisvesting, industriële en commerciële doeleinden, transportinfrastructuur, recreatieve doeleinden en ook parken en tuinen). Deze definitie is gebaseerd op de definitie die de Europese Commissie hanteert voor ‘settlement area’ of ‘artificial land’, namelijk "the area of land used for housing, industrial and commercial purposes, health care, education, nursing infrastructure, roads and rail networks, recreation (parks and sports grounds), etc. In land use planning, it usually corresponds to all land uses beyond agriculture, semi-natural areas, forestry, and water bodies." (EC, 2012). De begroting van de ruimte, die in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd opgenomen, legt de kwantitatieve streefcijfers vast van de toe- en afnamen van de oppervlakten van de verschillende bestemmingscategorieën. De zogenaamde ruimteboekhouding (RBH) van het RSV is het monitoringsinstrument waarmee de opvolging van deze streefcijfers met betrekking tot deze (planologische) bestemmingscategorieën berekend wordt. Het gaat om een monitoring van gepland landgebruik, bijgevolg geeft de RBH geen informatie over het feitelijke ruimtegebruik weer. De verschillende bestemmingen op de plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen op gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau zijn daarin verrekend volgens een aantal bestemmingscategorieën: wonen, industrie, industrie binnen de poorten, recreatie, natuur en reservaat, bos, overig groen, landbouw en overige bestemmingen. Met het oog op de jaarlijks herhaalde berekening van de indicator ‘ruimteboekhouding RSV’ werd een GIS-bestand opgebouwd dat bij elke berekening wordt geactualiseerd met de op dat moment actuele toestand van de relevante informatie uit de betrokken bestemmingsplannen. De analyse en bespreking in deze indicator is gebaseerd op dit tussentijds werkbestand. In wat volgt verwijzen we naar dit GIS-bestand met de term ‘ruimteboekhoudingsbestand’. Voor de berekening van deze samengestelde indicator werden de bestemmingen opgedeeld in ‘zachte bestemmingen’ (i.e. bestemd om niet gedomineerd te worden door ruimtebeslag) en ‘harde bestemmingen’ (i.e. bestemd om gedomineerd te worden door ruimtebeslag) op basis van hun RBH-categorieën. De bestemmingen behorende tot de RBH-categorieën ‘Overig groen’ en ‘Overige’ worden daarbij toegekend volgens een tabel die verschijnt bij de gedetailleerde beschrijving van deze indicator in het verder vermelde technisch rapport. Het ruimtebeslag voor de toestand 2013 op 10x10 m² resolutie wordt in deze indicator vergeleken met de bestemmingen volgens het ruimteboekhoudingsbestand, toestand 01/01/2014, verrasterd naar een resolutie van 10x10 m². Uit de confrontatie tussen het ruimtebeslag en de ruimteboekhouding kunnen 4 categorieën afgeleid worden: • Cat A: ‘hard bestemd’ met ruimtebeslag • Cat B: ‘zacht’ bestemd met ruimtebeslag • Cat C: ‘hard’ bestemd zonder ruimtebeslag • Cat D: ‘zacht’ bestemd zonder ruimtebeslag De oppervlaktecijfers die resulteren uit de overlay van het ruimtebeslag (nauwkeurig tot op 0.01 hectare) en het ruimteboekhoudingsbestand moeten afgerond worden op een nauwkeurigheidsniveau van 10ha. Deze geodatalaag werd in 2021 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2019. Meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Ruimtebeslag versus ruimteboekhouding van het RSV - Vlaanderen - Toestand 2019 (lu:lu_rb_rbh_2019)

Dit bestand is het resultaat van een overlay-bewerking tussen het ruimtebeslag voor de toestand 2019 op 10x10 m² resolutie en de bestemmingen volgens het ‘ruimteboekhoudingsbestand’, toestand 01/01/2020, verrasterd naar een resolutie van 10x10 m². Het concept ‘ruimtebeslag’ is gedefinieerd in het Witboek Beleidsplan Ruimte als dat deel van de ruimte waarin de biofysische functie niet langer de belangrijkste is. Het gaat, met andere woorden, over de ruimte die ingenomen worden door onze nederzettingen (dus voor huisvesting, industriële en commerciële doeleinden, transportinfrastructuur, recreatieve doeleinden en ook parken en tuinen). Deze definitie is gebaseerd op de definitie die de Europese Commissie hanteert voor ‘settlement area’ of ‘artificial land’, namelijk "the area of land used for housing, industrial and commercial purposes, health care, education, nursing infrastructure, roads and rail networks, recreation (parks and sports grounds), etc. In land use planning, it usually corresponds to all land uses beyond agriculture, semi-natural areas, forestry, and water bodies." (EC, 2012). De begroting van de ruimte, die in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd opgenomen, legt de kwantitatieve streefcijfers vast van de toe- en afnamen van de oppervlakten van de verschillende bestemmingscategorieën. De zogenaamde ruimteboekhouding (RBH) van het RSV is het monitoringsinstrument waarmee de opvolging van deze streefcijfers met betrekking tot deze (planologische) bestemmingscategorieën berekend wordt. Het gaat om een monitoring van gepland landgebruik, bijgevolg geeft de RBH geen informatie over het feitelijke ruimtegebruik weer. De verschillende bestemmingen op de plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen op gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau zijn daarin verrekend volgens een aantal bestemmingscategorieën: wonen, industrie, industrie binnen de poorten, recreatie, natuur en reservaat, bos, overig groen, landbouw en overige bestemmingen. Met het oog op de jaarlijks herhaalde berekening van de indicator ‘ruimteboekhouding RSV’ werd een GIS-bestand opgebouwd dat bij elke berekening wordt geactualiseerd met de op dat moment actuele toestand van de relevante informatie uit de betrokken bestemmingsplannen. De analyse en bespreking in deze indicator is gebaseerd op dit tussentijds werkbestand. In wat volgt verwijzen we naar dit GIS-bestand met de term ‘ruimteboekhoudingsbestand’. Voor de berekening van deze samengestelde indicator werden de bestemmingen opgedeeld in ‘zachte bestemmingen’ (i.e. bestemd om niet gedomineerd te worden door ruimtebeslag) en ‘harde bestemmingen’ (i.e. bestemd om gedomineerd te worden door ruimtebeslag) op basis van hun RBH-categorieën. De bestemmingen behorende tot de RBH-categorieën ‘Overig groen’ en ‘Overige’ worden daarbij toegekend volgens een tabel die verschijnt bij de gedetailleerde beschrijving van deze indicator in het verder vermelde technisch rapport. Het ruimtebeslag voor de toestand 2019 op 10x10 m² resolutie wordt in deze indicator vergeleken met de bestemmingen volgens het ruimteboekhoudingsbestand, toestand 01/01/2020, verrasterd naar een resolutie van 10x10 m². Uit de confrontatie tussen het ruimtebeslag en de ruimteboekhouding kunnen 4 categorieën afgeleid worden: • Cat A: ‘hard bestemd’ met ruimtebeslag • Cat B: ‘zacht’ bestemd met ruimtebeslag • Cat C: ‘hard’ bestemd zonder ruimtebeslag • Cat D: ‘zacht’ bestemd zonder ruimtebeslag De oppervlaktecijfers die resulteren uit de overlay van het ruimtebeslag (nauwkeurig tot op 0.01 hectare) en het ruimteboekhoudingsbestand moeten afgerond worden op een nauwkeurigheidsniveau van 10ha. Meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

DSI - Register Plancompensaties (lu:lu_rpc)

Het register plancompensaties geeft een overzicht van gebieden waar een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade. Een nieuw plan dat een grond een nieuwe of aangepaste bestemming geeft, kan de waarde van die grond beïnvloeden. Planschade, kapitaalschade en gebruikersschade zijn financiële regelingen waarbij de overheid de waardevermindering van gronden als gevolg van een planwijziging vergoedt. Bij de planbatenregeling betaalt de burger een belasting op de meerwaarde die gronden krijgen door een planwijziging. Het register heeft slechts een informatieve en indicatieve betekenis.

Ruimtebeslag - Vlaanderen - toestand 2013 (lu:lu_ruibes_vlaa_2013_v3)

Deze kaart geeft voor iedere 10m-cel binnen het Vlaamse Gewest een aanduiding of deze wel of niet behoort tot het ruimtebeslag, en dit voor referentiejaar 2013. Het concept ‘ruimtebeslag’ is gedefinieerd in het Witboek Beleidsplan Ruimte als dat deel van de ruimte waarin de biofysische functie niet langer de belangrijkste is. Het gaat, met andere woorden, over de ruimte die ingenomen worden door onze nederzettingen (dus voor huisvesting, industriële en commerciële doeleinden, transportinfrastructuur, recreatieve doeleinden en ook parken en tuinen). Deze definitie is gebaseerd op de definitie die de Europese Commissie hanteert voor ‘settlement area’ of ‘artificial land’, namelijk "the area of land used for housing, industrial and commercial purposes, health care, education, nursing infrastructure, roads and rail networks, recreation (parks and sports grounds), etc. In land use planning, it usually corresponds to all land uses beyond agriculture, semi-natural areas, forestry, and water bodies." (EC, 2012). Het ruimtebeslag , zoals hier samengesteld, is gebaseerd op de 4 niveaus van het 'landgebruiksbestand 2013'. Meer bepaald wordt het ruimtebeslag gedefinieerd door een combinatie van een aantal landgebruikscategorieën op de verschillende niveaus. Deze geodatalaag werd in 2023 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2022. Voor meer details over de totstandkoming van het onderliggende 'landgebruiksbestand' en over de gehanteerde methode van toewijzing tot ruimtebeslag wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Poelmans Lien, Janssen Liliane, Hambsch Lorenz (2023), Landgebruik en ruimtebeslag in Vlaanderen, toestand 2022, uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving' dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-6426438

Ruimtebeslag - Vlaanderen - toestand 2016 (lu:lu_ruibes_vlaa_2016_v3)

Deze kaart geeft voor iedere 10m-cel binnen het Vlaamse Gewest een aanduiding of deze wel of niet behoort tot het ruimtebeslag, en dit voor referentiejaar 2016. Het concept ‘ruimtebeslag’ is gedefinieerd in het Witboek Beleidsplan Ruimte als dat deel van de ruimte waarin de biofysische functie niet langer de belangrijkste is. Het gaat, met andere woorden, over de ruimte die ingenomen worden door onze nederzettingen (dus voor huisvesting, industriële en commerciële doeleinden, transportinfrastructuur, recreatieve doeleinden en ook parken en tuinen). Deze definitie is gebaseerd op de definitie die de Europese Commissie hanteert voor ‘settlement area’ of ‘artificial land’, namelijk "the area of land used for housing, industrial and commercial purposes, health care, education, nursing infrastructure, roads and rail networks, recreation (parks and sports grounds), etc. In land use planning, it usually corresponds to all land uses beyond agriculture, semi-natural areas, forestry, and water bodies." (EC, 2012). Het ruimtebeslag , zoals hier samengesteld, is gebaseerd op de 4 niveaus van het 'landgebruiksbestand 2016'. Meer bepaald wordt het ruimtebeslag gedefinieerd door een combinatie van een aantal landgebruikscategorieën op de verschillende niveaus. Deze geodatalaag werd in 2023 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2016, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2022. Voor meer details over de totstandkoming van het onderliggende 'landgebruiksbestand' en over de gehanteerde methode van toewijzing tot ruimtebeslag wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Poelmans Lien, Janssen Liliane, Hambsch Lorenz (2023), Landgebruik en ruimtebeslag in Vlaanderen, toestand 2022, uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving' dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-6426438

Ruimtebeslag - Vlaanderen - toestand 2019 (lu:lu_ruibes_vlaa_2019_v3)

Deze kaart geeft voor iedere 10m-cel binnen het Vlaamse Gewest een aanduiding of deze wel of niet behoort tot het ruimtebeslag, en dit voor referentiejaar 2019. Het concept ‘ruimtebeslag’ is gedefinieerd in het Witboek Beleidsplan Ruimte als dat deel van de ruimte waarin de biofysische functie niet langer de belangrijkste is. Het gaat, met andere woorden, over de ruimte die ingenomen worden door onze nederzettingen (dus voor huisvesting, industriële en commerciële doeleinden, transportinfrastructuur, recreatieve doeleinden en ook parken en tuinen). Deze definitie is gebaseerd op de definitie die de Europese Commissie hanteert voor ‘settlement area’ of ‘artificial land’, namelijk "the area of land used for housing, industrial and commercial purposes, health care, education, nursing infrastructure, roads and rail networks, recreation (parks and sports grounds), etc. In land use planning, it usually corresponds to all land uses beyond agriculture, semi-natural areas, forestry, and water bodies." (EC, 2012). Het ruimtebeslag , zoals hier samengesteld, is gebaseerd op de 4 niveaus van het 'landgebruiksbestand 2019'. Meer bepaald wordt het ruimtebeslag gedefinieerd door een combinatie van een aantal landgebruikscategorieën op de verschillende niveaus. Deze geodatalaag werd in 2023 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2019, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2022. Voor meer details over de totstandkoming van het onderliggende 'landgebruiksbestand' en over de gehanteerde methode van toewijzing tot ruimtebeslag wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Poelmans Lien, Janssen Liliane, Hambsch Lorenz (2023), Landgebruik en ruimtebeslag in Vlaanderen, toestand 2022, uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving' dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-6426438

Ruimtebeslag - Vlaanderen - toestand 2022 (lu:lu_ruibes_vlaa_2022_v3)

Deze kaart geeft voor iedere 10m-cel binnen het Vlaamse Gewest een aanduiding of deze wel of niet behoort tot het ruimtebeslag, en dit voor referentiejaar 2022. Het concept ‘ruimtebeslag’ is gedefinieerd in het Witboek Beleidsplan Ruimte als dat deel van de ruimte waarin de biofysische functie niet langer de belangrijkste is. Het gaat, met andere woorden, over de ruimte die ingenomen worden door onze nederzettingen (dus voor huisvesting, industriële en commerciële doeleinden, transportinfrastructuur, recreatieve doeleinden en dus ook parken en tuinen). Deze definitie is gebaseerd op de definitie die de Europese Commissie hanteert voor ‘settlement area’ of ‘artificial land’, namelijk "the area of land used for housing, industrial and commercial purposes, health care, education, nursing infrastructure, roads and rail networks, recreation (parks and sports grounds), etc. In land use planning, it usually corresponds to all land uses beyond agriculture, semi-natural areas, forestry, and water bodies." (EC, 2012). Het ruimtebeslag , zoals hier samengesteld, is gebaseerd op de 4 niveaus van het 'landgebruiksbestand 2022'. Meer bepaald wordt het ruimtebeslag gedefinieerd door een combinatie van een aantal landgebruikscategorieën op de verschillende niveaus. Voor meer details over de totstandkoming van het onderliggende 'landgebruiksbestand' en over de gehanteerde methode van toewijzing tot ruimtebeslag wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Poelmans Lien, Janssen Liliane, Hambsch Lorenz (2023), Landgebruik en ruimtebeslag in Vlaanderen, toestand 2022, uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving' dat je terugvindt via https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-6426438

DSI - Recht Van Voorkoop - afbakeningen, die voortvloeien uit VCRO via RUP (lu:lu_rvv)

Gebieden in Vlaanderen, waarbinnen gedurende een bepaalde periode een recht van voorkoop van toepassing is (of van toepassing is geweest), voortvloeiend uit artikel 2.4.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (van kracht vanaf 1 september 2009), ingevolge de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen.

SoortenBeschermingsProgramma's - andere soorten - polygonen (lu:lu_sbp_pgs)

Het Soortenbesluit voorziet de mogelijkheid tot het opstellen van een soortenbeschermingsprogramma (SBP). Zo’n programma wordt in overleg met de betrokken doelgroepen en experten opgesteld door of in opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en vastgesteld door de bevoegde minister. Het omvat een aantal maatregelen met als doel ervoor te zorgen dat een soort (of meerdere soorten) binnen Vlaanderen in een gunstige staat verkeren. Een soortenbeschermingsprogramma wordt door de minister vastgesteld en heeft een looptijd van 5 jaar. Daarna kan het op basis van een evaluatie worden verdergezet, al dan niet met de nodige aanpassingen of, indien de soort voldoende vooruitgang heeft geboekt richting gunstige staat, overgegaan op andere instrumenten. Maatregelen opgenomen in een SBP zijn wettelijk niet afdwingbaar bij derden, tenzij het gaat over bijkomende specifieke verboden (enkel mogelijk voor soorten uit categorie 3 van bijlage 1, SB) of afwijkingen op het Soortenbesluit. In dat geval wordt het SBP vastgesteld door de Vlaamse Regering of haar gemachtigde, na advies van Minaraad en SALV (Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij). Wel moeten conform het natuurdecreet, art. 16 septies de beheerdoelstellingen en -maatregelen in een natuurbeheerplan in voorkomend geval in overeenstemming zijn met soortenbeschermingsprogramma’s. Zo geeft een SBP inhoudelijke sturing aan natuurbeheerplannen. Een soortbeschermingsprogramma kan zowel voor Europees te beschermen soorten als voor andere voor Vlaanderen belangrijke soorten worden opgesteld. Op basis van een aantal criteria wordt een prioritering vastgelegd voor de soorten waarvoor een soortenbeschermingsprogramma dient opgemaakt te worden. Zo wordt er onder meer rekening gehouden met de rode lijst status en de oppervlaktebehoefte van soorten, maar ook met de nood aan ecologische verbindingen en of er andere soorten kunnen mee profiteren van de beschermingsmaatregelen. Er zijn soortenbeschermingsprogramma's opgesteld voor de soorten van de Antwerpse haven, de Bever, de Gladde slang, de Grauwe kiekendief, de Grauwe klauwier, de Hamster, de Hazelmuis, de Heivlinder, de Knoflookpad, de Kwartelkoning, de Roerdomp, de Vroedmeesterpad en drie vissoorten. De data zelf bestaat uit twee afzonderlijk geografische bestanden: de SBP’s voor de vissen (d.i. Beekprik, Rivierdonderpad en Kleine modderkruiper) en de SBP’s voor de andere soorten. Het verschil tussen de bestanden is dat de eerste uit lijnvormige elementen bestaat, het tweede bestand bestaat uit vlakvormige elementen (polygonen). De data verwijzen naar de tekstversie van de goedgekeurde respectievelijke SBP’s. In de aangeboden bestanden zijn de projectgebieden van de SBP’s voor de soorten van de Antwerpse haven en de Bever niet opgenomen. Momenteel worden 4 SBP's per jaar opgemakt en vastgesteld. De bestanden worden geactualiseerd bij vaststelling van nieuwe, dan wel de beëindiging van lopende SBP's.

SoortenBeschermingsProgramma's - vissen - lijnen (lu:lu_sbp_pls)

Het Soortenbesluit voorziet de mogelijkheid tot het opstellen van een soortenbeschermingsprogramma (SBP). Zo’n programma wordt in overleg met de betrokken doelgroepen en experten opgesteld door of in opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en vastgesteld door de bevoegde minister. Het omvat een aantal maatregelen met als doel ervoor te zorgen dat een soort (of meerdere soorten) binnen Vlaanderen in een gunstige staat verkeren. Een soortenbeschermingsprogramma wordt door de minister vastgesteld en heeft een looptijd van 5 jaar. Daarna kan het op basis van een evaluatie worden verdergezet, al dan niet met de nodige aanpassingen of, indien de soort voldoende vooruitgang heeft geboekt richting gunstige staat, overgegaan op andere instrumenten. Maatregelen opgenomen in een SBP zijn wettelijk niet afdwingbaar bij derden, tenzij het gaat over bijkomende specifieke verboden (enkel mogelijk voor soorten uit categorie 3 van bijlage 1, SB) of afwijkingen op het Soortenbesluit. In dat geval wordt het SBP vastgesteld door de Vlaamse Regering of haar gemachtigde, na advies van Minaraad en SALV (Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij). Wel moeten conform het natuurdecreet, art. 16 septies de beheerdoelstellingen en -maatregelen in een natuurbeheerplan in voorkomend geval in overeenstemming zijn met soortenbeschermingsprogramma’s. Zo geeft een SBP inhoudelijke sturing aan natuurbeheerplannen. Een soortbeschermingsprogramma kan zowel voor Europees te beschermen soorten als voor andere voor Vlaanderen belangrijke soorten worden opgesteld. Op basis van een aantal criteria wordt een prioritering vastgelegd voor de soorten waarvoor een soortenbeschermingsprogramma dient opgemaakt te worden. Zo wordt er onder meer rekening gehouden met de rode lijst status en de oppervlaktebehoefte van soorten, maar ook met de nood aan ecologische verbindingen en of er andere soorten kunnen mee profiteren van de beschermingsmaatregelen. Er zijn soortenbeschermingsprogramma's opgesteld voor de soorten van de Antwerpse haven, de Bever, de Gladde slang, de Grauwe kiekendief, de Grauwe klauwier, de Hamster, de Hazelmuis, de Heivlinder, de Knoflookpad, de Kwartelkoning, de Roerdomp, de Vroedmeesterpad en drie vissoorten. De data zelf bestaat uit twee afzonderlijk geografische bestanden: de SBP’s voor de vissen (d.i. Beekprik, Rivierdonderpad en Kleine modderkruiper) en de SBP’s voor de andere soorten. Het verschil tussen de bestanden is dat de eerste uit lijnvormige elementen bestaat, het tweede bestand bestaat uit vlakvormige elementen (polygonen). De data verwijzen naar de tekstversie van de goedgekeurde respectievelijke SBP’s. In de aangeboden bestanden zijn de projectgebieden van de SBP’s voor de soorten van de Antwerpse haven en de Bever niet opgenomen. Momenteel worden 4 SBP's per jaar opgemakt en vastgesteld. De bestanden worden geactualiseerd bij vaststelling van nieuwe, dan wel de beëindiging van lopende SBP's.

DSI - Stedenbouwkundige informatie - Contouren van ruimtelijke plannen en verordeningen (lu:lu_si_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van ruimtelijke plannen en verordeningen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Elke verordening wordt afgebakend door zijn contour. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.

DSI - Stedenbouwkundige informatie - Deelgebieden van ruimtelijke plannen (lu:lu_si_dg)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle deelgebieden van ruimtelijke plannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. In een plan wordt het gebied soms opgedeeld in deelgebieden om ruimtelijk samenhangende gehelen gezamenlijk te analyseren of bespreken.

DSI - Stedenbouwkundige informatie - Grondvlakken van ruimtelijke plannen (lu:lu_si_gv)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type grondvlakken - van ruimtelijke plannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Grondvlakvoorschriften zullen in de praktijk altijd aan een vlakvormig planelement gekoppeld worden dat op zijn beurt een vlakvullend legendesymbool ontvangt, m.a.w. een dekkende symboliek. Dit soort voorschriften kan zowel een vervangend als een aanvullend karakter vertonen ten opzicht van andere voorschriften, afhankelijk van de geldende decretale marges betreffende subsidiariteit, hiërarchie van de plannen, en de overgang van de plannen van de oude wetgeving naar de nieuwe. Bovenop de grondvlakken van het plan kunnen andersoortige planelementen gelegd worden. Deze worden ingedeeld volgens geometrie: vlakken, lijnen, punten en volgens de geometrische nauwkeurigheid van de planelementen (geometrisch nauwkeurig te bepalen of bij wijze van aanduiding).

DSI - Stedenbouwkundige informatie - Lijnen van ruimtelijke plannen (lu:lu_si_ln)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type lijnen - van ruimtelijke plannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Stedenbouwkundige informatie - Lijnen indicatieve aanduiding van ruimtelijke plannen (lu:lu_si_lnia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type lijnen indicatieve aanduiding - van ruimtelijke plannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Stedenbouwkundige informatie - Natraject van ruimtelijke uitvoeringsplannen en stedenbouwkundige verordeningen (lu:lu_si_na)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van recente schorsingen en vernietigingen van ruimtelijke uitvoeringsplannen en stedenbouwkundige verordeningen door de Raad van State en intrekkingen door de planopmakende overheid.

DSI - Stedenbouwkundige informatie - Overdrukken van ruimtelijke plannen (lu:lu_si_ov)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type overdrukken - van ruimtelijke plannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen.

DSI - Stedenbouwkundige informatie - Overdrukken indicatieve aanduiding van ruimtelijke plannen (lu:lu_si_ovia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type overdrukken indicatieve aanduiding - van ruimtelijke plannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Overdrukvlakvoorschriften betreffen een detaillering van of een bijkomende voorwaarde op een grondvlak, ongeacht of dit laatste voorschrift tot een ouder plan of hetzelfde plan behoort. Dit betekent in de praktijk dat voor de bewuste gebieden de overdrukvoorschriften nog samen met 1 of meerdere onderliggende voorschriften (van een ouder plan of van hetzelfde plan) moeten gelezen worden, omdat ze de onderliggende grondvlakvoorschriften niet vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

DSI - Stedenbouwkundige informatie - Contouren van plannen en verordeningen met publieke participatie en openbaar onderzoek (lu:lu_si_participatie_ct)

DSI - Stedenbouwkundige informatie - Contouren van plannen en verordeningen met publieke participatie en openbaar onderzoek die via het uitwisselplatform voor digitale stedenbouwkundige informatie (DSI) verloopt.

DSI - Stedenbouwkundige informatie - Punten van ruimtelijke plannen (lu:lu_si_pt)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type punten - van ruimtelijke plannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen.

DSI - Stedenbouwkundige informatie - Punten indicatieve aanduiding van ruimtelijke plannen (lu:lu_si_ptia)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle planelementen - van het type punten indicatieve aanduiding - van ruimtelijke plannen, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Een planelement is een object waarmee de betrokken overheid het toepassingsgebied van (een deel van) de ruimtelijke optie die zij heeft genomen aan de hand van bepaalde stedenbouwkundige voorschriften, weergeeft op het grafische plan, als zij dat nodig acht. Dit object is conceptueel altijd te herleiden tot een vlak, lijn of punt, waaraan een zeker legendesymbool is toegekend. Om de koppeling te garanderen tussen een “locatie” en de “volledige set van voorschriften die gelden op die locatie”, is het nodig een plan te ontrafelen in enkele complementaire geodatalagen in vectorformaat. Zo bekomen we een eenduidige koppeling tussen voorschriftteksten en hun bijhorende planelementen. Voorschriften die gekoppeld zijn aan lijnvormige of puntvormige planelementen kunnen, in tegenstelling tot diegene die gekoppeld zijn aan vlakken, nooit onderliggende planelementen bedekken, in die zin dat ze die vervangen. In een plan kunnen stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd worden die van toepassing zijn op een gebied, lijn of plek die de opmaker van het plan niet geometrisch nauwkeurig wil bepalen. Dit zijn de zogenaamde indicatieve aanduidingen. Er bestaan 3 types van indicatieve aanduidingen: punten, lijnen en overdrukken.

Samenhangende Open Ruimte Gebieden - toestand 2013 (lu:lu_sorg_vlaa_2013)

In het Ruimterapport 2018 werd de open ruimte in Vlaanderen omschreven als de gebieden die buiten de kernen gelegen zijn en niet door ruimtebeslag ingenomen worden. De kernen werden volledig buiten beschouwing gelaten in de open ruimte. De onbebouwde delen van parken, golfterreinen en overige recreatie (als vormen van landgebruik die wel tot het ruimtebeslag behoren) werden meegenomen als deel van de open ruimte. De definitie van de open ruimte in het Ruimterapport 2018 maakte het mogelijk om de open ruimte op een kaart te situeren, maar liet niet toe om ruimtelijke verschillen te beschrijven. Daarom werd ikv Ruimterapport 2021 een methodiek uitgewerkt om samenhangende openruimtegebieden te identificeren en verder in te delen op basis van een aantal kenmerken, zoals de grootte en de gaafheid van deze gebieden. Samenhangende OpenRuimteGebieden (SORG) worden gedefinieerd als gebieden groter dan 2 ha die omringd worden door belangrijke infrastructuren (hoofdweg, primaire weg, secundaire weg, spoorweg, bevaarbare waterweg). De kernen, de bedrijventerreinen groter dan 3 ha, de campings en bebouwde percelen in linten en militaire domeinen die langsheen deze infrastructuur gesitueerd zijn, maken geen deel uit van deze gebieden. In een SORG kunnen wel kleinere wegen, kernen, linten en verspreide bebouwing voorkomen. De gebieden worden ingedeeld in 5 types die iets zeggen over de mate van versnippering en de ligging ten opzichte van landelijke en (rand)stedelijke gebieden. Meer details over de gebruikte methode voor het opbouwen van het bestand met samenhangende openruimtegebieden vind je in het technisch rapport: https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-2830884

Samenhangende Open Ruimte Gebieden - toestand 2019 (lu:lu_sorg_vlaa_2019)

In het Ruimterapport 2018 werd de open ruimte in Vlaanderen omschreven als de gebieden die buiten de kernen gelegen zijn én niet door ruimtebeslag ingenomen worden. De kernen werden volledig buiten beschouwing gelaten in de open ruimte. De onbebouwde delen van parken, golfterreinen en overige recreatie (als vormen van landgebruik die wel tot het ruimtebeslag behoren) werden meegenomen als deel van de open ruimte. De definitie van de open ruimte in het Ruimterapport 2018 maakte het mogelijk om de open ruimte op een kaart te situeren, maar liet niet toe om ruimtelijke verschillen te beschrijven. Daarom werd ikv Ruimterapport 2021 een methodiek uitgewerkt om samenhangende openruimtegebieden te identificeren en verder in te delen op basis van een aantal kenmerken, zoals de grootte en de gaafheid van deze gebieden. Samenhangende OpenRuimteGebieden (SORG) worden gedefinieerd als gebieden groter dan 2 ha die omringd worden door belangrijke infrastructuren (hoofdweg, primaire weg, secundaire weg, spoorweg, bevaarbare waterweg). De kernen, de bedrijventerreinen groter dan 3 ha, de campings en bebouwde percelen in linten en militaire domeinen die langsheen deze infrastructuur gesitueerd zijn, maken geen deel uit van deze gebieden. In een SORG kunnen wel kleinere wegen, kernen, linten en verspreide bebouwing voorkomen. De gebieden worden ingedeeld in 5 types die iets zeggen over de mate van versnippering en de ligging ten opzichte van landelijke en (rand)stedelijke gebieden. Meer details over de gebruikte methode voor het opbouwen van het bestand met samenhangende openruimtegebieden vind je in het technisch rapport: https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-2830884

Strategische projecten (lu:lu_strat_proj)

Een project met een integrale en ruimtelijke invalshoek dat gebiedsgericht en over sector- of bestuursgrenzen heen actief wil bijdragen tot de versterking van de kwaliteit van de ruimtelijke structuur. Het moet op korte of halflange termijn uitgevoerd kunnen worden. Door de uitvoering van strategische projecten te stimuleren en er meer actief op in te zetten in het kader van (ruimtelijke) planningsprocessen verhoogt het draagvlak voor de ruimtelijke ordening, en de planning in het algemeen, en wordt een voorbeeldfunctie gecreëerd.

Strategische projecten (lopend) (lu:lu_strat_proj_lopend)

Een project met een integrale en ruimtelijke invalshoek dat gebiedsgericht en over sector- of bestuursgrenzen heen actief wil bijdragen tot de versterking van de kwaliteit van de ruimtelijke structuur. Het moet op korte of halflange termijn uitgevoerd kunnen worden. Door de uitvoering van strategische projecten te stimuleren en er meer actief op in te zetten in het kader van (ruimtelijke) planningsprocessen verhoogt het draagvlak voor de ruimtelijke ordening, en de planning in het algemeen, en wordt een voorbeeldfunctie gecreëerd.

Synthese knooppuntwaarde en voorzieningenniveau - toestand 2019 (lu:lu_synkwvz_ha_2019)

Deze synthesekaart kwam tot stand door de kruising van de totaalkaart van de voorzieningen (toestand 2019) en die van de knooppuntwaarde (toestand 2019). De totaalkaart met het voorzieningenniveau en de totaalkaart met de knooppuntwaarde werden elk in 4 categorieën opgedeeld aan de hand van ‘natural breaks’, volgens het algoritme van Jenks. Deze twee kaarten werden vervolgens met elkaar gekruist tot één synthesekaart, die finaal dus uit 16 categorieën van gebiedstypes bestaat. Het samenvoegen van de knooppuntwaarde en het voorzieningenniveau tot één synthesekaart is ook gebeurd op basis van de ‘natural breaks’ methode, die de grote meerwaarde heeft dat ze streeft naar een minimum verlies aan informatie wanneer de oorspronkelijke data vervangen wordt door een beperkt aantal types. De synthesekaart geeft dus de totale score op basis van knooppuntwaarde en voorzieningenniveau van iedere 1ha-locatie in het Vlaamse en Brusselse Gewest in verschillende categorieën, met als referentiejaar 2019. Zo kunnen er locaties worden afgebakend die goed voorzien zijn van collectief vervoer en op het vlak van hun voorzieningenniveau (in paarstinten, kwadrant A), locaties die onder de verwachtingen scoren wat betreft hun voorzieningenniveau (in roodtinten, kwadrant B), locaties waar het aanbod aan collectief vervoer beperkt is (in blauwtinten, kwadrant C) en locaties die beperkt scoren op beide kenmerken (in geelbruintinten, kwadrant D). Meer details over de methode van de totstandkoming van de onderliggende bestanden en van de combinatie en classificatie, en voor een samenvattende weergave van de legende vind je enerzijds in het eindrapport van de originele studie (uit 2016) dat je terugvindt via https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/230143 , en anderzijds in het addendum rapport dat de update en (beperkte) wijziging van de methodiek van de resultaten voor toestand 2019 beschrijft en dat je terugvindt via https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/743869 Uit de synthese kunnen locaties worden afgeleid met een hoge ontwikkelkans op basis van hun voorzieningenniveau of knooppuntwaarde. Er kan hieruit echter niet worden afgeleid of er in de praktijk nog ontwikkelkansen bestaan. Het is namelijk mogelijk dat er geen ruimte meer beschikbaar is voor verdere ontwikkelingen van bijvoorbeeld wonen en werken, of dat de draagkracht van een gebied al overschreden is zodat een verdere verdichting niet wenselijk is. Deze dataset is louter het resultaat van een onderzoekstudie. Ondanks de hoge onderzoeksmatige waarde heeft ze dus geen enkele beleidsmatige waarde (en zeker geen juridische waarde). Het departement Omgeving hanteert deze gegevens wel als input bij het uitwerken van afwegingskaders voor het operationaliseren van een locatiebeleid voor ruimtelijke ontwikkeling, waarbij echter nog heel wat andere elementen in de afweging worden meegenomen.

Totaal voorzieningenniveau per ha - toestand 2019 (lu:lu_totvznv_ha_2019)

Deze kaart geeft voor iedere locatie van 1ha in het Vlaamse en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan wat het totale voorzieningenniveau is op een schaal van 0 tot 1, als gevolg van de berekening van de nabijheid (volgens welbepaalde parameters) van voorzieningen van de volgende 3 types: basisvoorziening, regionale voorziening, metropolitane voorziening, en dit voor referentiejaar 2019. De berekening gaat uit van de ligging van de individuele voorzieningen en vervolgens wordt uitgemaakt welke ha-cellen binnen wandel- of fietsafstand gelegen zijn van de totaliteit van de voorzieningen. In verschillende stappen worden (1) de voorzieningen geaggregeerd tot een inhoudelijk-technisch verwerkbare set, (2) gewogen naargelang hun aantal in de nabije omgeving, en (3) afstandsgewogen gesommeerd. In totaal worden 50 verschillende geaggregeerde voorzieningen op kaart gezet, ingedeeld in vier klassen: onderwijs, cultuur en sport, zorg en woonondersteunende voorzieningen. De voorzieningen in Brussel werden indien mogelijk aangevuld met informatie van het Agentschap Territoriale Ontwikkeling (ATO, 2010). Voor de volledige lijst met voorzieningen en de bijhorende bronnen, en voor meer details over de gehanteerde methode van de functies voor het afstandsverval, de aggregatie en de onderlinge weging wordt enerzijds verwezen naar het eindrapport van de originele studie dat je terugvindt via: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/230143, en anderzijds naar het bijkomend rapport dat de update en (beperkte) wijziging van de methodiek van de resultaten voor toestand 2019 beschrijft en dat je terugvindt via: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/743869

Verweving van wonen en werken - toestand 2013 (lu:lu_verwwowe_ha_vlaa_2013)

Deze kaartindicator geeft de verweving tussen wonen, werken (in loondienst) en werken als zelfstandige weer, ingedeeld in 6 categorieën. Per 10x10m² rastercel wordt een onderscheid gemaakt tussen: monofunctioneel wonen, monofunctioneel werken (=economische activiteiten met werknemers), monofunctioneel zelfstandigen, wonen + werken, wonen + zelfstandigen. Voor meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Verweving van wonen en werken - toestand 2019 (lu:lu_verwwowe_ha_vlaa_2019)

Deze kaartindicator geeft de verweving tussen wonen, werken (in loondienst) en werken als zelfstandige weer, ingedeeld in 6 categorieën. Per 10x10m² rastercel wordt een onderscheid gemaakt tussen: monofunctioneel wonen, monofunctioneel werken (=economische activiteiten met werknemers), monofunctioneel zelfstandigen, wonen + werken, wonen + zelfstandigen. Voor meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Vloeroppervlakte per ha - Vlaanderen - toestand 2016 (lu:lu_vloeropp_ha_vlaa_2016)

Deze kaartindicator geeft een inschatting weer van de vloeroppervlakte (in m²) van de gebouwen per hectare. Hierbij wordt de gebouwhoogte in rekening gebracht en wordt de veronderstelling gemaakt dat per 3m gebouwhoogte één verdieping voorkomt. Het 3D GRB model van beschikbare Grootschalig Referentiebestand (GRB) met hoogtegegevens, wordt als basisdata gebruikt (versie 2.0, creatie 1.10.2015) voor het berekenen van de vloeroppervlakte van de gebouwen in Vlaanderen. De gebouwenlaag wordt versneden met het hectarerooster. Voor elke zone van 100x100m wordt de totale vloeroppervlakte berekend door het aantal verdiepingen per gebouw in rekening te brengen. Hierbij wordt verondersteld dat er per 3m gebouwhoogte één verdieping voorkomt. Deze indicator is enkel opgemaakt voor de toestand in 2016 wegens het ontbreken van de nodige databronnen (over gebouwhoogte) voor de andere jaren (2013, 2019). Voor meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Verstedelijkt, randstedelijk en landelijk Vlaanderen, indeling op basis van statistische sectoren - toestand 2013 (lu:lu_vrl_vlaa_2013)

Op basis van de statistische sectoren wordt het Vlaamse Gewest ingedeeld in 3 ruimtelijke types: verstedelijkt – randstedelijk - landelijk. De indeling gebeurt volautomatisch aan de hand van een speciaal hiervoor ontwikkeld algoritme, op basis van een aantal ruimtelijke variabelen en het al dan niet aanliggend zijn van de sectoren. De gehanteerde ruimtelijke variabelen zijn ruimtebeslag, tewerkstellingsdichtheid, inwonersdichtheid en totaal aantal inwoners per cluster van sectoren. Per ruimtelijke variabele wordt een vaste drempelwaarde ingesteld gebaseerd op een keuze door experten, waarbij de drempelwaarden werden beoordeeld op hun capaciteit om gekende voorbeelden van stedelijke, randstedelijke en landelijke gebieden op een voldoende discriminerende wijze in kaart te brengen Deze verdeling op basis van statistische sectoren heeft niet tot doel om direct toepasbaar te zijn voor het ruimtelijk beleid, maar eerder om een ruimtelijk-typologisch kader te bieden om analyses over het Vlaamse grondgebied uit te voeren. Zo worden er in het Ruimterapport kengetallen berekend op basis van deze ruimtelijke  typologie. De methode werd gedeeltelijk bijgesteld t.o.v de eerste versie die in 2018 werd gepubliceerd.  Deze geodatalaag werd daarom in 2021 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2019. Meer details over de gehanteerde methode voor de typologische indeling vind je in het technisch rapport: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/746142

Verstedelijkt, randstedelijk en landelijk Vlaanderen, indeling op basis van statistische sectoren - toestand 2019 (lu:lu_vrl_vlaa_2019)

Op basis van de statistische sectoren wordt het Vlaamse Gewest ingedeeld in 3 ruimtelijke types: verstedelijkt – randstedelijk - landelijk. De indeling gebeurt volautomatisch aan de hand van een speciaal hiervoor ontwikkeld algoritme, op basis van een aantal ruimtelijke variabelen en het al dan niet aanliggend zijn van de sectoren. De gehanteerde ruimtelijke variabelen zijn ruimtebeslag, tewerkstellingsdichtheid, inwonersdichtheid en totaal aantal inwoners per cluster van sectoren. Per ruimtelijke variabele wordt een vaste drempelwaarde ingesteld gebaseerd op een keuze door experten, waarbij de drempelwaarden werden beoordeeld op hun capaciteit om gekende voorbeelden van stedelijke, randstedelijke en landelijke gebieden op een voldoende discriminerende wijze in kaart te brengen Deze verdeling op basis van statistische sectoren heeft niet tot doel om direct toepasbaar te zijn voor het ruimtelijk beleid, maar eerder om een ruimtelijk-typologisch kader te bieden om analyses over het Vlaamse grondgebied uit te voeren. Zo worden er in het Ruimterapport kengetallen berekend op basis van deze ruimtelijke  typologie. Meer details over de gehanteerde methode voor de typologische indeling vind je in het technisch rapport: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/746142

Wetenschappelijke inventaris archeologisch erfgoed - elementen (lu:lu_wet_ar_el_pub)

De laag Archeologisch erfgoed – elementen De laag Archeologisch erfgoed – elementen bevat alle wetenschappelijk geïnventariseerde items waaraan de discipline archeologisch en de schaal element werden toegekend. Deze laag vervangt grosso modo de laag cai_bronlaag.

Wetenschappelijke inventaris archeologisch erfgoed - gehelen (lu:lu_wet_ar_geh_pub)

De laag Archeologisch erfgoed - gehelen bevat alle wetenschappelijk geïnventariseerde items van een grote schaal waaraan de discipline archeologisch werd toegekend. Het gaat om waardevolle archeologische zones, zoals historische stadskernen. Het is belangrijk om op te merken dat ze slechts een deel van het gekend archeologisch bodemarchief vertegenwoordigen. Door nieuw onderzoek kunnen steeds zones worden toegevoegd of geschrapt, of worden uitgebreid of verkleind. Deze laag vervangt de laag Wetenschappelijke inventaris archeologisch erfgoed (lu_wet_az) .

Wetenschappelijke inventaris bouwkundig erfgoed - elementen (lu:lu_wet_bk_el_pub)

De laag Bouwkundig erfgoed - elementen bevat alle wetenschappelijk geïnventariseerde items van een kleine schaal waaraan de discipline bouwkundig werd toegekend. Het gaat om waardevol bouwkundig erfgoed in de ruimste zin van het woord. Zowel infrastructuur, gebouwen van alle mogelijke typologieën, als klein erfgoed, zoals beeldhouwwerken en straatmeubilair, zijn opgenomen. Deze laag vervangt de lagen Wetenschappelijke inventaris van het bouwkundig erfgoed: relicten (lu_wet_dibe_relict) en Inventaris Historische Orgel (lu_wet_dibe_orgel).

Erfgoedobjecten (lu:lu_wet_erfgobj_pub)

De laag Erfgoedobjecten is een verzamellaag van alle wetenschappelijk geïnventariseerde items, die als geheel een zo representatief mogelijke selectie geven van het onroerend erfgoed in Vlaanderen. Zowel archeologisch, bouwkundig, als landschappelijk erfgoed zijn opgenomen. In de attributentabel kan je eenvoudig filteren op discipline en schaal.

Wetenschappelijke inventaris landschappelijk erfgoed - elementen (lu:lu_wet_la_el_pub)

De laag Landschappelijk erfgoed - elementen bevat alle wetenschappelijk geïnventariseerde items van een kleine schaal waaraan de discipline landschappelijk werd toegekend. Het gaat om historische tuinen en parken, zoals villatuinen en stadsparken; houtige beplantingen met erfgoedwaarde, zoals kapelbomen, kasteeldreven, vredesbomen en hakhoutpercelen; en waardevolle getuigen van het vroegere landschap, zoals akkercomplexen, poelen en holle wegen. Deze laag vervangt de lagen Wetenschappelijke inventaris houtige beplantingen met erfgoedwaarde (lu_wet_hbe) en Wetenschappelijke inventaris van historische tuinen en parken (lu_wet_htp); en de landschapsatlaselementen uit de laag Wetenschappelijke inventaris landschapsatlasrelicten (lu_wet_la).

Wetenschappelijke inventaris landschappelijk erfgoed - gehelen (lu:lu_wet_la_geh_pub)

De laag Landschappelijk erfgoed - gehelen bevat alle wetenschappelijk geïnventariseerde items van een grote schaal waaraan de discipline landschappelijk werd toegekend. Het gaat om waardevolle landschappelijke ensembles in Vlaanderen, waarin je een geheel van gevarieerde erfgoedelementen terugvindt. Deze laag vervangt de ankerplaatsen uit de laag Wetenschappelijke inventaris landschapsatlasrelicten (lu_wet_la).

Waarnemingen - archeologische elementen (CAI) (lu:lu_wo_ar_el)

Waarnemingen zijn resultaten van onderzoek of andere observaties met een zekere relevantie voor het erfgoed. Hiervoor wordt een groot aantal bronnen gebruikt: gepubliceerde gegevens, historische bronnen, meldingen van archeologische vondsten, etc. Momenteel zijn dit uitsluitend archeologische waarnemingen, maar in de toekomst kan dit uitgebreid worden met bouwkundige en landschappelijke. De archeologische waarnemingen vormen samen de Centrale Archeologische Inventaris (CAI). Omwille van de kwetsbaarheid van sommige sites, blijven de meeste CAI-fiches afgeschermd voor bezoekers zonder een persoonlijke toegang. Dit noemen we private waarnemingen. Op 22 maart 2021 werd een deel van de Waarnemingen echter voor iedereen beschikbaar gemaakt. Deze ‘publieke’ waarnemingen zijn vooral fiches over archeologische opgravingsonderzoeken, en vooronderzoeken uitgevoerd in het kader van het Onroerenderfgoeddecreet. Meer uitleg vind je op: https://inventaris.onroerenderfgoed.be/waarnemingen_info

Woningdichtheid per ha - Vlaanderen - toestand 2013 (lu:lu_wondicht_ha_vlaa_2013)

Deze kaartindicator geeft een inschatting weer van het aandeel in percentage aan 'woningen' per hectare. Als proxy van 'woningen' worden 'gebouwen op residentiële percelen' gebruikt. Per hectare wordt berekend welke oppervlakte wordt ingenomen door ‘residentiële gebouwen’. Het gaat hierbij om een combinatie van klasse (19) ‘gebouwen’ uit het landgebruiksbestand (niveau 1) en de ‘residentiële percelen’ uit het landgebruiksbestand (Poelmans et al., 2021). Alle afzonderlijke gebouwen die gelegen zijn op een residentieel (of bewoond) perceel worden hierbij in rekening gebracht, omdat de methode het niet toelaat om een onderscheid te maken tussen de woning zelf en eventuele andere gebouwen op het perceel (tuinberging, garage, andere (bij)gebouwen). Voor meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Woningdichtheid per ha - Vlaanderen - toestand 2019 (lu:lu_wondicht_ha_vlaa_2019)

Deze kaartindicator geeft een inschatting weer van het aandeel in percentage aan 'woningen' per hectare. Als proxy van 'woningen' worden 'gebouwen op residentiële percelen' gebruikt. Per hectare wordt berekend welke oppervlakte wordt ingenomen door ‘residentiële gebouwen’. Het gaat hierbij om een combinatie van klasse (19) ‘gebouwen’ uit het landgebruiksbestand (niveau 1) en de ‘residentiële percelen’ uit het landgebruiksbestand (Poelmans et al., 2021). Alle afzonderlijke gebouwen die gelegen zijn op een residentieel (of bewoond) perceel worden hierbij in rekening gebracht, omdat de methode het niet toelaat om een onderscheid te maken tussen de woning zelf en eventuele andere gebouwen op het perceel (tuinberging, garage, andere (bij)gebouwen). Voor meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Watergevoelige openruimtegebieden (voorlopige aanduiding) (lu:lu_worg_voorl)

Voorlopige aanduiding van watergevoelige openruimtegebieden (WORG) zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering tussen 5/05/2023 en 15/12/2023. Raadpleeg de beslissingen op https://beslissingenvlaamseregering.vlaanderen.be/?dateOption=select&endDate=2023-12-15T22%3A59%3A59.000Z&search=watergevoelig&startDate=2023-05-04T22%3A00%3A00.000Z

DSI - Vrijgave van WoonReserveGebieden - Contouren (lu:lu_wrg_ct)

Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van vrij te geven woonreservegebieden, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak.

Atlas van de woonuitbreidingsgebieden, toestand 01/03/2022 (lu:lu_wug)

De Atlas van de woonuitbreidingsgebieden geeft voor alle woonuitbreidingsgebieden in Vlaanderen aan of ze vanuit juridisch of planologisch oogpunt kunnen ontwikkeld worden voor woningbouw, rekening houdend met het Vlaamse beleid rond ruimtelijke ordening. De Atlas houdt rekening met de opties van de op dit moment gekende plannen (algemeen plan van aanleg (APA), bijzonder plan van Aanleg (BPA), ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP), gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS), afbakeningsprocessen stedelijke gebieden, duinendecreet, habitatrichtlijngebieden, goedgekeurde niet-vervallen verkavelingen, woningbehoeftestudies, principiële akkoorden, enz.). Belangrijk: de Atlas vervangt de genoemde plannen niet. Deze plannen kunnen wijzigen en er kunnen plannen bijkomen. Bijgevolg is de Atlas slechts een momentopname, die regelmatig zal moeten bijgewerkt worden om zijn actualiteitswaarde te behouden. De aanduidingen in de Atlas houden bovendien geen rekening met eventuele beperkingen die van toepassing kunnen zijn als gevolg van andere sectorale regelgeving, vb. bosdecreet, natuurdecreet, watertoets, veiligheidsrapportage, Milieueffectenrapportering (MER) enz. Sinds 7 juli 2023 is een nieuw decretaal regime van toepassing voor de woonreservegebieden, waartoe ook de woonuitbreidingsgebieden behoren. In essentie houden die bepalingen in dat onbebouwde (delen van) woonreservegebieden niet kunnen ontwikkeld worden zonder voorafgaand “vrijgavebesluit” van de gemeenteraad. Meer info op https://omgeving.vlaanderen.be/nl/decreet-woonreservegebieden De gegevens uit de Atlas vervangen niet de afweging die de decretale bepalingen vereisen voor de vrijgave van een woonreservegebied. Dat Atlas heeft een louter informatieve waarde voor wat betreft een aantal van de afwegingscriteria. Meer info: https://omgeving.vlaanderen.be/atlas-woonuitbreidingsgebieden

Beeldbank Onroerend Erfgoed (ni:ni_beeldb_pub)

In de digitale laag “Beeldbank Onroerend Erfgoed” vind je afbeeldingen uit beelden collecties van het agentschap Onroerend Erfgoed (en haar rechtsvoorgangers). De beeldbank bevat afbeeldingen die je kan downloaden in verschillende formaten. Bij elke afbeelding wordt er aangegeven of het beeld mag hergebruikt worden en onder welke licentie. Voor sommige afbeeldingen hebben we de toestemming om ze te publiceren, maar deze afbeeldingen mogen niet verder gebruikt worden als open data. Richtlijnen over het hergebruik van beelden vind je terug op de homepagina. Zoeken in de beeldbank kan via een algemeen zoekveld en/of via verschillende filters. Naast de titel en een omschrijving zie je aan welke erfgoedobjecten de afbeelding gekoppeld is, waar de foto genomen werd, door wie en wanneer, en welke rechten je moet respecteren als je ze wilt hergebruiken.

Huishoudensdichtheid met goede basisvoorzieningen - Vlaanderen - Toestand 2013 (ni:ni_huish_basisvoorz_ha_vlaa_2013)

Deze kaartindicator toont per ha het aantal huishoudens die goed of zeer goed voorzien zijn van basisvoorzieningen op wandelafstand en fietsafstand. De kaart met het niveau aan 'basisvoorzieningen per ha' wordt hiervoor in 4 categorieën verdeeld: matig, beperkt, goed en zeer goed voorzien. Enkel voor de gebieden die goed en zeer goed voorzien zijn, wordt de kaart van de huishoudens 2013 gebruikt en dus beperkt tot die gebieden. De huishoudens die beperkt of matig bediend worden door basisvoorzieningen worden bijgevolg niet getoond. Welke voorzieningen meegenomen werden om de basisvoorzieningen te definiëren kan teruggevonden worden in het eindrapport van de onderzoeksstudie: Verachtert, E., I. Mayeres, L. Poelmans, M. Van der Meulen, M. Vanhulsel, G. Engelen (2016), Ontwikkelingskansen op basis van knooppuntwaarde en nabijheid voorzieningen. Deze studie werd uitgevoerd door VITO in opdracht van Departement Ruimte Vlaanderen en gepubliceerd op 29-02-2016. Zie https://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies/articleType/ArticleView/articleId/8954 Voor het bepalen van (een benadering van) het aantal huishoudens per ha werd gebruik gemaakt van de indicator 'huishoudensdichtheid per ha' die gecreëerd werd op de volgende manier. De dataset van de bevolking beschrijft aan de hand van een puntenbestand de locatie en het aantal inwoners per adres. Dit bestand (beta-versie) werd aangemaakt door Agentschap Informatie Vlaanderen (AIV) aan de hand van gegevens uit het Rijksregister (op datum van 2 maart 2013). De locaties werden bepaald door een geocodering van de adressen op basis van CRAB (versie 2013). Als proxy voor het aantal huishoudens werd het aantal adressen in de dataset gebruikt. .Op basis van het puntenbestand van het AIV werd in eerste instantie het aantal huishoudens per hectare berekend door de het aantal objecten in de adressendataset per hectare-cel te sommeren. De grootste uitschieters werden verwijderd uit de kaart. Voor meer details over deze indicator zie het rapport ‘indicatoren ruimtelijk rendement’ dat terug te vinden is onder: https://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies/articleType/ArticleView/articleId/9077

Huishoudensdichtheid per ha - Vlaanderen - Toestand 2013 (ni:ni_huish_ha_vlaa_2013)

Deze kaartindicator geeft een inschatting weer van het aantal huishoudens per hectare, gecorrigeerd per gemeente. Voor deze indicator worden dezelfde basisdata gevolgd als bij de indicator ‘Inwonersdichtheid per ha’. De dataset van de bevolking beschrijft aan de hand van een puntenbestand de locatie en het aantal inwoners per adres. Dit bestand wordt aangemaakt door Digitaal Vlaanderen (DV) aan de hand van gegevens uit het Rijksregister. De locatie van de adressen wordt bepaald door een geocodering van de adressen op basis van CRAB (CRAB inwonersaantallen versie 0.1). Als proxy voor het aantal huishoudens wordt het aantal records in de dataset gebruikt (i.e. aantal adressen) waarvan het aantal inwoners niet gelijk is aan ‘0’ of ‘NoData (-99)’. Adressen waarvoor het aantal inwoners gelijk is aan 0, zijn adressen uit de CRAB-databank die niet voorkomen in het Rijksregister en waar dus niemand woont. Adressen met een ‘NoData’-waarde zijn adressen waarvoor het aantal inwoners niet precies gekend zijn. Dit is bv. het geval voor subadressen waarvan het inwonersaantal in het Rijksregister enkel gekend is op huisnummerniveau en niet per subadres. Het totaal aantal huishoudens in Vlaanderen volgens deze aanname is lager dan het totale aantal huishoudens gerapporteerd door de FOD Economie. Voor dit verschil wordt de dataset gecorrigeerd op het niveau van de gemeenten op basis van de statistieken van het aantal huishoudens per gemeente. Hiervoor wordt eerst de som gemaakt van het aantal huishoudens per gemeente op basis van het puntenbestand. Vervolgens wordt de factor berekend van deze som ten opzichte van het gerapporteerde aantal huishoudens door Statbel. Deze factor wordt vervolgens toegepast op alle adrespunten. Indien in een bepaalde gemeente bijvoorbeeld 5% minder huishoudens worden berekend op basis van het puntenbestand ten opzichte van de StatBel-statistiek, wordt op elke puntlocatie het aantal huishoudensmet 5% verhoogd. Dit gecorrigeerde puntenbestand wordt vervolgens opgeschaald naar een resolutie van 1 ha door voor iedere hectarecel de som te maken van het gecorrigeerde aantal huishoudens. Deze geodatalaag werd in 2021 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2019. Voor meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Huishoudensdichtheid per ha - Vlaanderen - Toestand 2019 (ni:ni_huish_ha_vlaa_2019)

Deze kaartindicator geeft een inschatting weer van het aantal huishoudens per hectare, gecorrigeerd per gemeente. Voor deze indicator worden dezelfde basisdata gevolgd als bij de indicator ‘Inwonersdichtheid per ha’. De dataset van de bevolking beschrijft aan de hand van een puntenbestand de locatie en het aantal inwoners per adres. Dit bestand wordt aangemaakt door Digitaal Vlaanderen (DV) aan de hand van gegevens uit het Rijksregister. De locatie van de adressen wordt bepaald door een geocodering van de adressen op basis van CRAB (CRAB inwonersaantallen versie 0.1). Als proxy voor het aantal huishoudens wordt het aantal records in de dataset gebruikt (i.e. aantal adressen) waarvan het aantal inwoners niet gelijk is aan ‘0’ of ‘NoData (-99)’. Adressen waarvoor het aantal inwoners gelijk is aan 0, zijn adressen uit de CRAB-databank die niet voorkomen in het Rijksregister en waar dus niemand woont. Adressen met een ‘NoData’-waarde zijn adressen waarvoor het aantal inwoners niet precies gekend zijn. Dit is bv. het geval voor subadressen waarvan het inwonersaantal in het Rijksregister enkel gekend is op huisnummerniveau en niet per subadres. Het totaal aantal huishoudens in Vlaanderen volgens deze aanname is lager dan het totale aantal huishoudens gerapporteerd door de FOD Economie. Voor dit verschil wordt de dataset gecorrigeerd op het niveau van de gemeenten op basis van de statistieken van het aantal huishoudens per gemeente. Hiervoor wordt eerst de som gemaakt van het aantal huishoudens per gemeente op basis van het puntenbestand. Vervolgens wordt de factor berekend van deze som ten opzichte van het gerapporteerde aantal huishoudens door Statbel. Deze factor wordt vervolgens toegepast op alle adrespunten. Indien in een bepaalde gemeente bijvoorbeeld 5% minder huishoudens worden berekend op basis van het puntenbestand ten opzichte van de StatBel-statistiek, wordt op elke puntlocatie het aantal huishoudensmet 5% verhoogd. Dit gecorrigeerde puntenbestand wordt vervolgens opgeschaald naar een resolutie van 1 ha door voor iedere hectarecel de som te maken van het gecorrigeerde aantal huishoudens. Voor meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Huishoudensdichtheid met goede metropolitane voorzieningen - Vlaanderen - Toestand 2013 (ni:ni_huish_metrovoorz_ha_vlaa_2013)

Deze kaartindicator toont per ha het aantal huishoudens die goed of zeer goed voorzien zijn van metropolitane voorzieningen op fietsafstand. De kaart met het niveau aan 'basisvoorzieningen per ha' wordt hiervoor in 4 categorie?n verdeeld: matig, beperkt, goed en zeer goed voorzien. Enkel voor de gebieden die goed en zeer goed voorzien zijn, wordt de kaart van de huishoudens 2013 gebruikt en dus beperkt tot die gebieden. De huishoudens die beperkt of matig bediend worden door metropolitane voorzieningen worden bijgevolg niet getoond. Welke voorzieningen meegenomen werden om de metropolitane voorzieningen te defini?ren kan teruggevonden worden in het eindrapport van de onderzoeksstudie: Verachtert, E., I. Mayeres, L. Poelmans, M. Van der Meulen, M. Vanhulsel, G. Engelen (2016), Ontwikkelingskansen op basis van knooppuntwaarde en nabijheid voorzieningen. Deze studie werd uitgevoerd door VITO in opdracht van Departement Ruimte Vlaanderen en gepubliceerd op 29-02-2016. Zie https://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies/articleType/ArticleView/articleId/8954 Voor het bepalen van (een benadering van) het aantal huishoudens per ha werd gebruik gemaakt van de indicator 'huishoudensdichtheid per ha' die gecre?erd werd op de volgende manier. De dataset van de bevolking beschrijft aan de hand van een puntenbestand de locatie en het aantal inwoners per adres. Dit bestand (beta-versie) werd aangemaakt door Agentschap Informatie Vlaanderen (AIV) aan de hand van gegevens uit het Rijksregister (op datum van 2 maart 2013). De locaties werden bepaald door een geocodering van de adressen op basis van CRAB (versie 2013). Als proxy voor het aantal huishoudens werd het aantal adressen in de dataset gebruikt. .Op basis van het puntenbestand van het AIV werd in eerste instantie het aantal huishoudens per hectare berekend door de het aantal objecten in de adressendataset per hectare-cel te sommeren. De grootste uitschieters werden verwijderd uit de kaart. Voor meer details over deze indicator zie het rapport ?indicatoren ruimtelijk rendement? dat terug te vinden is onder: https://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies/articleType/ArticleView/articleId/9077

Huishoudensdichtheid met goede regionale voorzieningen - Vlaanderen - Toestand 2013 (ni:ni_huish_regiovoorz_ha_vlaa_2013)

Deze kaartindicator toont per ha het aantal huishoudens die goed of zeer goed voorzien zijn van regionale voorzieningen op fietsafstand. De kaart met het niveau aan 'basisvoorzieningen per ha' wordt hiervoor in 4 categorie?n verdeeld: matig, beperkt, goed en zeer goed voorzien. Enkel voor de gebieden die goed en zeer goed voorzien zijn, wordt de kaart van de huishoudens 2013 gebruikt en dus beperkt tot die gebieden. De huishoudens die beperkt of matig bediend worden door regionale voorzieningen worden bijgevolg niet getoond. Welke voorzieningen meegenomen werden om de regionale voorzieningen te defini?ren kan teruggevonden worden in het eindrapport van de onderzoeksstudie: Verachtert, E., I. Mayeres, L. Poelmans, M. Van der Meulen, M. Vanhulsel, G. Engelen (2016), Ontwikkelingskansen op basis van knooppuntwaarde en nabijheid voorzieningen. Deze studie werd uitgevoerd door VITO in opdracht van Departement Ruimte Vlaanderen en gepubliceerd op 29-02-2016. Zie https://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies/articleType/ArticleView/articleId/8954 Voor het bepalen van (een benadering van) het aantal huishoudens per ha werd gebruik gemaakt van de indicator 'huishoudensdichtheid per ha' die gecre?erd werd op de volgende manier. De dataset van de bevolking beschrijft aan de hand van een puntenbestand de locatie en het aantal inwoners per adres. Dit bestand (beta-versie) werd aangemaakt door Agentschap Informatie Vlaanderen (AIV) aan de hand van gegevens uit het Rijksregister (op datum van 2 maart 2013). De locaties werden bepaald door een geocodering van de adressen op basis van CRAB (versie 2013). Als proxy voor het aantal huishoudens werd het aantal adressen in de dataset gebruikt. .Op basis van het puntenbestand van het AIV werd in eerste instantie het aantal huishoudens per hectare berekend door de het aantal objecten in de adressendataset per hectare-cel te sommeren. De grootste uitschieters werden verwijderd uit de kaart. Voor meer details over deze indicator zie het rapport ?indicatoren ruimtelijk rendement? dat terug te vinden is onder: https://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies/articleType/ArticleView/articleId/9077

Inwonersdichtheid per ha - Vlaanderen - Toestand 2013 (ni:ni_inw_ha_vlaa_2013)

Deze kaartindicator geeft een inschatting weer van het aantal inwoners per hectare, gecorrigeerd per statistische sector. De dataset van de bevolking beschrijft aan de hand van een puntenbestand de locatie en het aantal inwoners per adres. Dit bestand wordt aangemaakt door Informatie Vlaanderen (AIV) aan de hand van gegevens uit het Rijksregister. De locaties van de adressen worden bepaald door een geocodering van de adressen op basis van CRAB (CRAB inwonersaantallen versie 0.1). Het totaal aantal inwoners in Vlaanderen volgens dit puntenbestand is een lichte onderschatting ten opzichte van het werkelijke aantal inwoners in Vlaanderen zoals gerapporteerd door de FOD Economie. Dit tekort kan worden verklaard doordat de koppeling van de adressen uit het Rijksregister met CRAB niet volledig kon worden uitgevoerd (ontbrekende of onbekende adressen in CRAB). Voor dit verschil wordt de dataset gecorrigeerd op het niveau van de statistische sectoren op basis van de statistieken van het aantal inwoners per statistische sector van Statbel. Hiervoor wordt eerst de som gemaakt van het aantal inwoners op basis van de inwoners per adrespunt per sector. Vervolgens wordt de factor berekend van deze som ten opzichte van het gerapporteerde aantal inwoners door Statbel. Deze factor wordt vervolgens toegepast op alle inwonerspunten. Indien in een bepaalde sector bijvoorbeeld 5% minder inwoners worden berekend op basis van het puntenbestand met inwoners per adrespunt ten opzichte van de statistiek, wordt op elke puntlocatie het aantal inwoners met 5% verhoogd. Dit gecorrigeerde puntenbestand wordt vervolgens herschaald naar een resolutie van 1 ha door voor iedere hectarecel de som te maken van het gecorrigeerde aantal inwoners per adres. Deze geodatalaag werd in 2021 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2019. Voor meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Inwonersdichtheid per ha - Vlaanderen - Toestand 2019 (ni:ni_inw_ha_vlaa_2019)

Deze kaartindicator geeft een inschatting weer van het aantal inwoners per hectare, gecorrigeerd per statistische sector. De dataset van de bevolking beschrijft aan de hand van een puntenbestand de locatie en het aantal inwoners per adres. Dit bestand wordt aangemaakt door Informatie Vlaanderen (AIV) aan de hand van gegevens uit het Rijksregister. De locaties van de adressen worden bepaald door een geocodering van de adressen op basis van CRAB (CRAB inwonersaantallen versie 0.1). Het totaal aantal inwoners in Vlaanderen volgens dit puntenbestand is een lichte onderschatting ten opzichte van het werkelijke aantal inwoners in Vlaanderen zoals gerapporteerd door de FOD Economie. Dit tekort kan worden verklaard doordat de koppeling van de adressen uit het Rijksregister met CRAB niet volledig kon worden uitgevoerd (ontbrekende of onbekende adressen in CRAB). Voor dit verschil wordt de dataset gecorrigeerd op het niveau van de statistische sectoren op basis van de statistieken van het aantal inwoners per statistische sector van Statbel. Hiervoor wordt eerst de som gemaakt van het aantal inwoners op basis van de inwoners per adrespunt per sector. Vervolgens wordt de factor berekend van deze som ten opzichte van het gerapporteerde aantal inwoners door Statbel. Deze factor wordt vervolgens toegepast op alle inwonerspunten. Indien in een bepaalde sector bijvoorbeeld 5% minder inwoners worden berekend op basis van het puntenbestand met inwoners per adrespunt ten opzichte van de statistiek, wordt op elke puntlocatie het aantal inwoners met 5% verhoogd. Dit gecorrigeerde puntenbestand wordt vervolgens herschaald naar een resolutie van 1 ha door voor iedere hectarecel de som te maken van het gecorrigeerde aantal inwoners per adres. Voor meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Inwoners per bewoond adrespunt per ha - Vlaanderen - Toestand 2013 (ni:ni_inwhuish_ha_vlaa_2013)

Deze indicator geeft een inschatting van het gemiddelde aantal inwoners per huishouden per hectare. Voor iedere hectarecel wordt daarvoor de waarde van het aantal inwoners gedeeld door het aantal bewoonde adrespunten (als proxy van huishoudens) in de hectarecel. Voor deze indicator worden dezelfde basisdata gevolgd als bij de indicator ‘Inwonersdichtheid per ha’ en 'huishoudensdichtheid per ha' . De dataset van de bevolking beschrijft aan de hand van een puntenbestand de locatie en het aantal inwoners per adres. Dit bestand wordt aangemaakt door Digitaal Vlaanderen (DV) aan de hand van gegevens uit het Rijksregister. De locatie van de adressen wordt bepaald door een geocodering van de adressen op basis van CRAB (CRAB inwonersaantallen versie 0.1). Als proxy voor het aantal huishoudens wordt het aantal records in de dataset gebruikt (i.e. aantal adressen) waarvan het aantal inwoners niet gelijk is aan ‘0’ of ‘NoData (-99)’. Adressen waarvoor het aantal inwoners gelijk is aan 0, zijn adressen uit de CRAB-databank die niet voorkomen in het Rijksregister en waar dus niemand woont. Adressen met een ‘NoData’-waarde zijn adressen waarvoor het aantal inwoners niet precies gekend zijn. Dit is bv. het geval voor subadressen waarvan het inwonersaantal in het Rijksregister enkel gekend is op huisnummerniveau en niet per subadres. Het totaal aantal huishoudens in Vlaanderen volgens deze aanname is lager dan het totale aantal huishoudens gerapporteerd door de FOD Economie. Voor dit verschil wordt de dataset gecorrigeerd op het niveau van de gemeenten op basis van de statistieken van het aantal huishoudens per gemeente. Hiervoor wordt eerst de som gemaakt van het aantal huishoudens per gemeente op basis van het puntenbestand. Vervolgens wordt de factor berekend van deze som ten opzichte van het gerapporteerde aantal huishoudens door Statbel. Deze factor wordt vervolgens toegepast op alle adrespunten. Indien in een bepaalde gemeente bijvoorbeeld 5% minder huishoudens worden berekend op basis van het puntenbestand ten opzichte van de statistiek, wordt op elke puntlocatie het aantal huishoudens met 5% verhoogd. Meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Inwoners per bewoond adrespunt per ha - Vlaanderen - Toestand 2019 (ni:ni_inwhuish_ha_vlaa_2019)

Deze indicator geeft een inschatting van het gemiddelde aantal inwoners per huishouden per hectare. Voor iedere hectarecel wordt daarvoor de waarde van het aantal inwoners gedeeld door het aantal bewoonde adrespunten (als proxy van huishoudens) in de hectarecel. Voor deze indicator worden dezelfde basisdata gevolgd als bij de indicator ‘Inwonersdichtheid per ha’ en 'huishoudensdichtheid per ha' . De dataset van de bevolking beschrijft aan de hand van een puntenbestand de locatie en het aantal inwoners per adres. Dit bestand wordt aangemaakt door Digitaal Vlaanderen (DV) aan de hand van gegevens uit het Rijksregister. De locatie van de adressen wordt bepaald door een geocodering van de adressen op basis van CRAB (CRAB inwonersaantallen versie 0.1). Als proxy voor het aantal huishoudens wordt het aantal records in de dataset gebruikt (i.e. aantal adressen) waarvan het aantal inwoners niet gelijk is aan ‘0’ of ‘NoData (-99)’. Adressen waarvoor het aantal inwoners gelijk is aan 0, zijn adressen uit de CRAB-databank die niet voorkomen in het Rijksregister en waar dus niemand woont. Adressen met een ‘NoData’-waarde zijn adressen waarvoor het aantal inwoners niet precies gekend zijn. Dit is bv. het geval voor subadressen waarvan het inwonersaantal in het Rijksregister enkel gekend is op huisnummerniveau en niet per subadres. Het totaal aantal huishoudens in Vlaanderen volgens deze aanname is lager dan het totale aantal huishoudens gerapporteerd door de FOD Economie. Voor dit verschil wordt de dataset gecorrigeerd op het niveau van de gemeenten op basis van de statistieken van het aantal huishoudens per gemeente. Hiervoor wordt eerst de som gemaakt van het aantal huishoudens per gemeente op basis van het puntenbestand. Vervolgens wordt de factor berekend van deze som ten opzichte van het gerapporteerde aantal huishoudens door Statbel. Deze factor wordt vervolgens toegepast op alle adrespunten. Indien in een bepaalde gemeente bijvoorbeeld 5% minder huishoudens worden berekend op basis van het puntenbestand ten opzichte van de statistiek, wordt op elke puntlocatie het aantal huishoudens met 5% verhoogd. Meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Locatie van kernen met een onvoldoende mix aan basisvoorzieningen - Vlaanderen - 2015 (ni:ni_kern_onvmix_basisvoorz_2015)

Deze kaart geeft een selectie weer van de kernen waar er een onvoldoende mix aan basisvoorzieningen aanwezig is. Basisvoorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn om het dagelijks leven te organiseren en deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Voorbeelden zijn: een kleuter- en basisschool, kinderopvang, huisarts, apotheek, voedingswinkel, post(punt) en ontmoetingsruimten binnen en buiten (Verachtert et al. , 2016). Net voor basisvoorzieningen is het belangrijk om op een bereikbare afstand een voldoende mix aan dat soort voorzieningen te hebben. Om te kunnen spreken van een leefbare woonplek moet je immers vanuit die plek minstens een bakker of een slager of een kleine voedingswinkel , een dokter, een apotheker, en een lagere en of kleuterschool kunnen bereiken op 17 minuten wandelafstand. Voor de kernen werd er gebruik gemaakt van de algoritmisch gegenereerde kernen zoals beschreven in het technisch rapport: Vermeiren Karolien, Poelmans Lien, Pisman Ann, Vanacker Stijn, Willems Peter en Guy Engelen (2018), Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen. Morfologische indeling van bebouwing in Vlaanderen, studie uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving. De informatie over de basisvoorzieningen werd gehaald uit de resultaten van de onderzoekstudie: Verachtert, E., I. Mayeres, L. Poelmans, M. Van der Meulen, M. Vanhulsel, G. Engelen (2016), Ontwikkelingskansen op basis van knooppuntwaarde en nabijheid voorzieningen. Deze studie werd uitgevoerd door VITO in opdracht van Departement Ruimte Vlaanderen en gepubliceerd op 29-02-2016. Zie https://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies/articleType/ArticleView/articleId/8954

Mobiscore per ha (ni:ni_mobiscore_ha)

De geodatalaag 'mobiscore per ha' geeft per hectare-cel binnen het Vlaamse Gewest de finale, totale mobiscore weer als een score tussen 0 en 10. De Mobiscore is een sensibiliserend instrument dat verhuizers wil laten nadenken over de mogelijke milieu-impact door verplaatsingen vanaf hun potentiële nieuwe woonst. De Mobiscore berekent de afstand naar verschillende soorten voorzieningen in de buurt: winkels en horeca, kinderopvang en scholen, dokters en ziekenhuizen, sport- en cultuurinfrastructuur en openbaar vervoer. De score houdt rekening met het verwachte aantal verplaatsingen voor specifieke voorzieningen en het vervoermiddel dat een gemiddelde Vlaming zou gebruiken voor deze verplaatsingen. Daarnaast houdt de Mobiscore rekening met de milieukosten (luchtvervuiling, files, geluidshinder, …) van dat vervoermiddel. Hoe hoger de Mobiscore van een bepaalde locatie, hoe gemakkelijker het is om bepaalde clusters van voorzieningen te voet of met de fiets te bereiken, en dus hoe beperkter de mobiliteits- en milieu-impact van woningen in deze buurt. Deze informatie kan mee in acht genomen worden als een van de factoren in het beslissingsproces over de woonlocatie. De scores kunnen geraadpleegd worden via de website www.mobiscore.be Het instrument Mobiscore onderging in 2021 een actualisatie, alsook enkele methodologische aanpassingen als antwoord op de evaluatie van de eerste versie. Deze geodatalaag geeft deze geactualiseerde een bijgestelde scores weer. Alle details over deze aanpassing staan beschreven in het technisch rapport: Van Den Bergh Gitte (2021), Actualisatie en bijstelling Mobiscore, studie uitgevoerd in opdracht van het Departement Omgeving

Aantal paarden per km?, per postcode in Vlaanderen (ni:ni_paard_km2_postc)

De kaart geeft het aantal paarden per km?, per postcode in Vlaanderen weer. De berekeningen zijn gemaakt op basis van het adres van de houder van de paarden (brongegevens van de Belgische Confederatie van het Paard - juni 2018, bewerking departement Omgeving).

Tewerkstellingsdichtheid per ha - Vlaanderen - Toestand 2013 (ni:ni_tewerk_ha_vlaa_2013)

Deze kaartindicator geeft een inschatting weer van het aantal werknemers op de tewerkstellingslocaties, per hectare. De cijfers werden gecorrigeerd per gemeente en per economische sector. De tewerkstelling wordt eerst apart in kaart gebracht voor zowel loontrekkenden als voor de zelfstandigen, en tenslotte gesommeerd om de totale tewerkstelling per ha te bekomen (loontrekkenden + zelfstandigen). Deze geodatalaag werd in 2021 vervangen door een herwerkte versie voor toestand 2013, om conform te blijven met de bijgestelde methode die gehanteerd werd bij de opmaak van toestand 2019. Voor meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt daarom nu verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Tewerkstellingsdichtheid per ha - Vlaanderen - Toestand 2019 (ni:ni_tewerk_ha_vlaa_2019)

Deze kaartindicator geeft een inschatting weer van het aantal werknemers op de tewerkstellingslocaties, per hectare. De cijfers werden gecorrigeerd per gemeente en per economische sector. De tewerkstelling wordt eerst apart in kaart gebracht voor zowel loontrekkenden als voor de zelfstandigen, en tenslotte gesommeerd om de totale tewerkstelling per ha te bekomen (loontrekkenden + zelfstandigen). Voor meer details over de totstandkoming van dit product en de bijhorende cijfers wordt verwezen naar het technisch rapport 'Indicatoren Ruimtelijk Rendement, toestand en evolutie 2013-2019 - technische fiches' dat je terugvindt onder https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878

Totaal basisvoorzieningenniveau - toestand 2015 (ni:ni_tot_basisvoorznv_vlaa_2015)

Deze kaart geeft voor iedere locatie in het Vlaamse en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan wat het totale basisvoorzieningenniveau is op een schaal van 0 tot 1, als gevolg van de berekening van de nabijheid (volgens welbepaalde parameters) van basisvoorzieningen en dit voor referentiejaar 2015. Basisvoorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn om het dagelijkse leven te organiseren en deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Voorbeelden zijn: een kleuter- en basisschool, kinderopvang, huisarts, apotheek, voedingswinkel, postpunt en (publieke) ontmoetingsruimten binnen en buiten. De berekening gaat uit van de ligging van de individuele basisvoorzieningen en vervolgens wordt uitgemaakt welke 1-ha-cellen binnen wandel- of fietsafstand gelegen zijn van de totaliteit van de basisvoorzieningen. In verschillende stappen worden (1) de basisvoorzieningen geaggregeerd tot een inhoudelijk-technisch verwerkbare set, (2) gewogen naargelang hun aantal in de nabije omgeving, en (3) afstandsgewogen gesommeerd. Om de basisvoorzieningen te selecteren en aggregeren werd in totaal rekening gehouden met 50 verschillende soorten voorzieningen , ingedeeld in vier types: onderwijs, cultuur en sport, zorg en woonondersteunende voorzieningen, . De voorzieningen in Brussel werden indien mogelijk aangevuld met informatie van het Agentschap Territoriale Ontwikkeling (ATO, 2010). Voor de volledige lijst met voorzieningen en de bijhorende bronnen, en voor meer details over de gehanteerde methode van de functies voor het afstandsverval, de aggregatie en de onderlinge weging wordt verwezen naar het eindrapport en het syntheserapport dat je terugvindt op https://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies/articleType/ArticleView/articleId/8954

Aandeel tuinen per statistische sector buiten de kernen - 2016 (ni:ni_tuinen_statsec_buiten_kern_2016)

Het toenemend privaat gebruik van de open ruimte voor privétuinen noemen we de vertuining van de open ruimte. Die is het sterkst waar de openruimtefragmenten nabij bewoning in woonkernen of lintbebouwing liggen, en daar waar de openruimtefragmenten ingesloten zijn door bewoning (B. Tempels et al., 2012). De kaart geeft de dichtheden voor tuinen in Vlaanderen weer en bevestigt dat de concentratie aan tuinen in de open ruimte het grootst is in uitbreidingszones rond kernen. (broneigen berekeningen op basis van de tuinenkaart van Instituut voor Natuur en Bosonderzoek -Natuurrapport 2016)

verweving hoog groen/wonen per ha - Vlaanderen - toestand 2013 (ni:ni_verwevhogrowo_ha_vla_2013)

Deze kaart van de verweving tussen hoog groen en wonen werd opgemaakt op basis van het landgebruiksbestand op 10m-resolutie. 'Hoog groen' wordt hier beschouwd als vegetatie met een hoogte van meer dan 3 meter. Het gaat dus in hoofdzaak om solitaire bomen of bos. Voor 'wonen' werden de residentiële cellen uit het landgebruiksbestand gebruikt. De analyse werd uitgevoerd op een resolutie van 10m. Deze kaart geeft per hectarecel aan of het een cel is waarin hoog groen voorkomt zonder wonen, of het een residentiële cel is zonder hoog groen, dan wel of het een cel is met een zekere mate van verweving tussen hoog groen en wonen, met een dominantie van de groene functie of van de woonfunctie. Voor verweven cellen wordt onderscheid gemaakt tussen cellen die voor meer dan de helft worden ingenomen door hoog groen (dominant hoog groen), of voor meer dan de helft worden ingenomen door wonen (dominant wonen). Andere landgebruiken, waaronder landbouw, water, recreatie, infrastructuur, enz. worden in de analyse buiten beschouwing gelaten.

verweving landbouw/natuur per ha - Vlaanderen - toestand 2013 (ni:ni_verwevlana_ha_2013)

Deze kaart van de verweving tussen natuur en landbouw werd opgemaakt op basis van een selectie van alle waardevolle en zeer waardevolle natuur uit de biologische waarderingskaart gecombineerd met de kaart van landbouwgebruikspercelen. De analyse werd uitgevoerd op een 10m-resolutie. Zo werden ook kleine perceeltjes natuur en landbouw in een verstedelijkte context gedetecteerd. Elke hectarecel waarin minstens 100m² natuur of landbouw voorkomt, werd meegenomen in de analyse. Deze kaart geeft per hectarecel aan of dit een monofunctionele landbouwcel is, een monofunctionele natuurcel, een cel met verweving tussen landbouw en natuur met een dominantie van landbouw, of een cel met verweving tussen landbouw en natuur met een dominantie van natuur. In de cel kunnen ook andere functies voorkomen, zoals wonen, industrie of recreatie, maar deze functies (en hun oppervlaktes) worden in deze analyse buiten beschouwing gelaten.

verweving landbouw/wonen per ha - Vlaanderen - toestand 2013 (ni:ni_verwevlawo_ha_vlaa_2013)

Deze kaart van de verweving tussen landbouw en wonen werd opgemaakt op basis van de combinatie van de residentiële cellen uit het landgebruiksbestand met de laag van de landbouwgebruikspercelen. De analyse werd uitgevoerd op een 10m-resolutie. Elke hectarecel waarin minstens 100m² landbouw of wonen voorkomt, werd meegenomen in de analyse. Deze kaart geeft per hectarecel aan of het een volledig monofunctionele landbouwcel is, of een volledig monofunctionele residentiële cel is, of dat het een cel is met een mate van verweving tussen landbouw en wonen. Voor verweven cellen wordt onderscheid gemaakt tussen cellen die voor meer dan de helft worden ingenomen door landbouw (dominant landbouw), of voor meer dan de helft worden ingenomen door wonen (dominant wonen). De woningen van landbouwbedrijven worden hierbij niet beschouwd als woongebouwen, maar als landbouwgebouwen. Voor de landbouw werd alleen de geregistreerde landbouw meegenomen volgens aangiften bij het Departement Landbouw en Visserij, en opgenomen in de landbouwpercelendatabank. Andere landgebruiken, waaronder natuur, water, recreatie, infrastructuur, enz. worden in de analyse buiten beschouwing gelaten.

Voorzieningen in een bebouwingslint - Vlaanderen - 2015 (ni:ni_voorz_lint_vlaa_2015)

Deze kaart geeft de spreiding weer van de voorzieningen in een lint in Vlaanderen. Voor de linten werd er gebruik gemaakt van de algoritmisch gegenereerde linten zoals beschreven in het technisch rapport: Vermeiren Karolien, Poelmans Lien, Pisman Ann, Vanacker Stijn, Willems Peter en Guy Engelen (2018), Kernen, linten, verspreide bebouwing in Vlaanderen. Morfologische indeling van bebouwing in Vlaanderen, studie uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving. De informatie over de voorzieningen werd gehaald uit de resultaten van de onderzoekstudie: Verachtert, E., I. Mayeres, L. Poelmans, M. Van der Meulen, M. Vanhulsel, G. Engelen (2016), Ontwikkelingskansen op basis van knooppuntwaarde en nabijheid voorzieningen. Deze studie werd uitgevoerd door VITO in opdracht van Departement Ruimte Vlaanderen en gepubliceerd op 29-02-2016. Zie https://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies/articleType/ArticleView/articleId/8954

Ruimtelijke spreiding van woonondersteunende voorzieningen - Vlaanderen - 2015 (ni:ni_woonvoorz_vlaa_2015)

Deze kaart geeft de spreiding weer van de woonondersteunende voorzieningen in Vlaanderen. Dit zijn voorzieningen verbonden aan de woonfunctie. Voorbeelden zijn bakkers, slagers, supermarkten, caf?s of restaurants, kledingzaken, maar ook diensten zoals postkantoren, bankkantoren, gemeentehuizen, of toegankelijk buurtgroen, vrije beroepen, ? Voor het overzicht en ligging van de entiteiten die deel uitmaken van de woonondersteunende voorzieningen, wordt gebruik gemaakt van data uit drie belangrijke bronnen, nl. Verrijkte Kruispuntbank van Ondernemingen, geopunt van AGIV, andere bronnen bij administraties. Uiteraard wordt er bij het gemengd gebruik van de data uit de meerdere bronnen voldoende aandacht besteed om dubbeltellingen maximaal te vermijden. De voorzieningen werden gelokaliseerd in Vlaanderen. Voor de grensgebieden kan er dus een lichte afwijking zijn op het voorzieningenniveau. Voor de volledige lijst met voorzieningen en de bijhorende bronnen, en voor meer details over de gehanteerde methode wordt verwezen naar de onderzoekstudie: Verachtert, E., I. Mayeres, L. Poelmans, M. Van der Meulen, M. Vanhulsel, G. Engelen (2016), Ontwikkelingskansen op basis van knooppuntwaarde en nabijheid voorzieningen. Deze studie werd uitgevoerd door VITO in opdracht van Departement Ruimte Vlaanderen en gepubliceerd op 29-02-2016. Zie https://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies/articleType/ArticleView/articleId/8954

KDW-kaart vermesting 2024 (nz:nz_kdw_vermesting_2024)

De laag geeft de kritische depositiewaarden (KDW) voor vermesting binnen habitatrichtlijngebied weer van de actuele habitats en de tot doel gestelde habitats in de voorlopige zoekzones en het passend beheer.

KDW-kaart verzuring 2024 (nz:nz_kdw_verzuring_2024)

De laag geeft de kritische depositiewaarden (KDW) voor verzuring binnen habitatrichtlijngebied weer van de actuele habitats en de tot doel gestelde habitats in de voorlopige zoekzones en het passend beheer.

Maatwerkgebieden stikstofdecreet (nz:nz_n_decr_maatwerkgeb)

De laag toont de maatwerkgebieden zoals opgenomen in bijlage 3 tot en met bijlage 7 van het stikstofdecreet. Het betreft habitatrichtlijngebieden, of delen ervan, en een contour van 2 km rond deze gebieden, zoals beschreven in artikels 41 en 44 van het stikstofdecreet.

Overschrijdingskaart Vermestende Depositie 2021 (nz:nz_n_overschr_eutr)

Op voorliggende kaart wordt de mate van overschrijding van de kritische depositiewaarde (KDW) voor eutrofiëring van de Europees te beschermen habitats in Vlaanderen weergegeven in de tinten geel-oranje-rood. De groene gebieden zijn de habitats waarbij de KDW (momenteel) niet in overschrijding zijn. De grijze gebieden zijn de habitats die niet gevoelig zijn voor het effect eutrofiëring via de lucht (> 34 kg N/ha.jaar). De KDW is de hoeveelheid stikstofdepositie (kilogram stikstof per hectare per jaar) voor een bepaald ecosysteem waaronder er op lange termijn, volgens de huidige wetenschappelijke kennis, geen betekenisvolle verandering in de biodiversiteit optreedt. Voor ieder habitattype is een specifieke KDW bepaald. Niet ieder natuurtype is immers even gevoelig voor eutrofiëring. De overschrijdingskaart is opgemaakt door het VITO op basis van volgende gegevens: (A) De gemodelleerde deposities van eutrofiërende stoffen op basis van VLOPS20, de versie van het VLOPSmodel in 2020 dat gebruik maakt van emissie- en meteogegevens van het jaar 2017. Dit is een rasterlaag met resolutie van 1 km²; (B) De BWK-habitatkaart versie 2020; en (C) De geschikte uitbreidingslocaties voor Europees beschermde habitats en soorten: de zgn. voorlopige zoekzones voor instandhoudingsdoelstellingen - versie 0.2 (ANB, 2015).

Overschrijdingskaart vermestende stikstofdepositie 2024 (nz:nz_n_overschr_vermesting_2024)

Op voorliggende kaart wordt de mate van overschrijding van de kritische depositiewaarde (KDW) voor eutrofiëring (of vermesting) van de Europees te beschermen stikstofgevoelige habitats in de Habitatrichtlijngebieden (SBZ-H) in Vlaanderen weergegeven in de tinten geel-oranje-rood. De groene gebieden zijn de stikstofgevoelige habitats waarbij de KDW niet in overschrijding zijn. De KDW is de hoeveelheid depositie (kilogram stikstof per hectare per jaar of kg N/ha.jaar) voor een bepaald ecosysteem waaronder er op lange termijn, volgens de huidige wetenschappelijke kennis, geen betekenisvolle verandering in de biodiversiteit optreedt. Voor ieder habitattype is een specifieke KDW bepaald. De overschrijdingskaart is opgemaakt door het VITO op basis van volgende gegevens: (A) De gemodelleerde deposities van eutrofiërende stoffen op basis van VLOPS23, dat gebruik maakt van emissie- en meteogegevens van het jaar 2021; (B) De BWK-habitatkaart versie 2023; (C) De voorlopige zoekzones voor instandhoudingsdoelstellingen - versie 0.2 en (D) de natuurstreefbeelden (passend beheer) zoals opgenomen in de natuurbeheerplannen, versie januari 2024. De kaartlagen B, C en D zijn samen ook beschikbaar als KDW-kaart versie 2024.

Overschrijdingskaart Verzurende Depositie 2021 (nz:nz_n_overschr_verz)

Op voorliggende kaart wordt de mate van overschrijding van de kritische depositiewaarde (KDW) voor verzuring van de Europees te beschermen habitats in Vlaanderen weergegeven in de tinten geel-oranje-rood. De groene gebieden zijn de habitats waarbij de KDW (momenteel) niet in overschrijding zijn. De grijze gebieden zijn de habitats die niet gevoelig zijn voor het effect verzuring via de lucht (> 2400 Zeq/ha.jaar). De KDW is de hoeveelheid verzurende depositie (zuurequivalent per hectare per jaar) voor een bepaald ecosysteem waaronder er op lange termijn, volgens de huidige wetenschappelijke kennis, geen betekenisvolle verandering in de biodiversiteit optreedt. Voor ieder habitattype is een specifieke KDW bepaald. Niet ieder natuurtype is immers even gevoelig voor verzuring. De overschrijdingskaart is opgemaakt door het VITO op basis van volgende gegevens: (A) De gemodelleerde deposities van verzurende stoffen op basis van VLOPS20, de versie van het VLOPSmodel in 2020 dat gebruik maakt van emissie- en meteogegevens van het jaar 2017. Dit is een rasterlaag met resolutie van 1 km²; (B) De BWK-habitatkaart versie 2020; en (C) De geschikte uitbreidingslocaties voor Europees beschermde habitats en soorten: de zgn. voorlopige zoekzones voor instandhoudingsdoelstellingen - versie 0.2 (ANB, 2015).

Overschrijdingskaart verzurende depositie 2024 (nz:nz_n_overschr_verzuring_2024)

Op voorliggende kaart wordt de mate van overschrijding van de kritische depositiewaarde (KDW) voor verzuring van de Europees te beschermen stikstofgevoelige habitats in de Habitatrichtlijngebieden (SBZ-H) in Vlaanderen weergegeven in de tinten geel-oranje-rood. De groene gebieden zijn de stikstofgevoelige habitats waarbij de KDW niet in overschrijding zijn. De KDW is de hoeveelheid depositie (voor verzuring in zuurequivalenten per hectare per jaar of Zeq/ha.jaar) voor een bepaald ecosysteem waaronder er op lange termijn, volgens de huidige wetenschappelijke kennis, geen betekenisvolle verandering in de biodiversiteit optreedt. Voor ieder habitattype is een specifieke KDW bepaald. De overschrijdingskaart is opgemaakt door het VITO op basis van volgende gegevens: (A) De gemodelleerde deposities van verzurende stoffen op basis van VLOPS23, dat gebruik maakt van emissie- en meteogegevens van het jaar 2021; (B) De BWK-habitatkaart versie 2023; (C) De voorlopige zoekzones voor instandhoudingsdoelstellingen - versie 0.2 en (D) de natuurstreefbeelden (passend beheer) zoals opgenomen in de natuurbeheerplannen, versie januari 2024. De kaartlagen B, C en D zijn samen ook beschikbaar als KDW-kaart versie 2024.

GPBV-installaties in Vlaanderen in het kader van de Richtlijn Industriele Emissies (RIE) (pf:pf_gpbv)

De industrie speelt een belangrijke rol in onze maatschappij, daartegenover staat dat zij een grote impact heeft op het milieu. Om hierop vat te hebben zijn industriële installaties, met potentieel een grote impact op het milieu, onderworpen aan de Europese wetgeving inzake Geïntegreerde Preventie en Bestrijding van Verontreiniging (GPBV) of Integrated Pollution Prevention and Control (IPPC). Deze dataset bevat de GPBV-installaties onder het toepassingsgebied van de Richtlijn Industriële Emissies. GPBV-installaties industrie: Energie-industrieën; Productie en verwerken van metalen; Minerale industrie; Chemische industrie; Afvalbeheer; Pulp- en papierindustrie & de productie van houten plaatmaterialen; Textielindustrie; Leerlooierijen; Slachthuizen & Voeding; Destructie of verwerking van kadavers of dierlijk afval; Oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen; Fabricage van koolstof of elektrografiet door verbranding of grafitisering; Afvangen van CO2-stromen voor geologische opslag; Conservering van hout en houtproducten met behulp van chemische stoffen; Zelfstandig geëxploiteerde behandeling van afvalwater. GPBV-installaties veeteelt: Intensieve pluimveehouderij; intensieve varkenshouderij voor mestvarkens; intensieve varkenshouderij voor zeugen. Het is mogelijk dat en type geen installaties bevat, dit type wordt niet weergeven in de Geopunt-kaart of INSPIRE-kaarttoepassing. De GPBV-installaties laag voldoet ook aan de INSPIRE richtlijn Directive 2010/75/EU - http://inspire.ec.europa.eu/metadata-codelist/PriorityDataset/dir-2010-75

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties (pf:pf_imjv_exploitaties)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2004 (pf:pf_imjv_exploitaties_2004)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2004 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2004. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2005 (pf:pf_imjv_exploitaties_2005)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2005 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2005. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2006 (pf:pf_imjv_exploitaties_2006)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2006 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2006. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2007 (pf:pf_imjv_exploitaties_2007)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2007 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2007. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2008 (pf:pf_imjv_exploitaties_2008)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2008 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2008. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2009 (pf:pf_imjv_exploitaties_2009)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2009 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2009. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2010 (pf:pf_imjv_exploitaties_2010)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2010 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2010. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2011 (pf:pf_imjv_exploitaties_2011)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2011 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2011. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2012 (pf:pf_imjv_exploitaties_2012)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2012 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2012. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2013 (pf:pf_imjv_exploitaties_2013)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2013 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2013. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2014 (pf:pf_imjv_exploitaties_2014)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2014 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2014. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2015 (pf:pf_imjv_exploitaties_2015)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2015 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2015. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2016 (pf:pf_imjv_exploitaties_2016)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2016 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2016. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2017 (pf:pf_imjv_exploitaties_2017)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2017 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2017. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2018 (pf:pf_imjv_exploitaties_2018)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2018 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2018. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2019 (pf:pf_imjv_exploitaties_2019)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2019 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2019. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2020 (pf:pf_imjv_exploitaties_2020)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2020 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2020. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2021 (pf:pf_imjv_exploitaties_2021)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2021 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2021. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Overzichten van Integraal Milieujaarverslagen (IMJV) van jaarverslagplichtige exploitaties 2022 (pf:pf_imjv_exploitaties_2022)

Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2022 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2022. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren.

Consultatiezones van Seveso-inrichtingen in Vlaanderen (pf:pf_seveso_con)

Seveso-inrichtingen zijn inrichtingen met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen op hun bedrijfsterrein die vallen onder het toepassingsgebied van de Seveso-richtlijn betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. De consultatiezones geven de maximale afstanden weer tot waar de effecten van de Seveso-inrichtingen reiken en waarbinnen (ontwikkelingen in) de omgeving ook een impact kunnen hebben op de Seveso-inrichtingen. Concreet is dit de zone vanaf de grens van de Seveso-inrichting waarbinnen plannen voor ruimtelijke ontwikkelingen ter advies aan het Team Externe Veiligheid moeten voorgelegd worden. Deze gegevens worden elk kwartaal bijgewerkt. Concreet betekent dit dat de publicatie telkens de tweede week van januari, maart, juni en september zal plaatsvinden.

Terreinen van Seveso-inrichtingen in Vlaanderen (pf:pf_seveso_ter)

Seveso-inrichtingen zijn inrichtingen met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen op hun bedrijfsterrein die vallen onder het toepassingsgebied van de Seveso-richtlijn betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen hogedrempel- en lagedrempelinrichtingen. Deze datalaag omvat de terreingrenzen van de Seveso-inrichtingen in Vlaanderen. In toepassing van de regelgeving inzake de openbaarheid van bestuur kan iedereen die daar schriftelijk om verzoekt inzage in, uitleg over of een kopie van een veiligheidsdocument krijgen. Hiervoor kan het aanvraagformulier ingevuld worden: https://omgeving.vlaanderen.be/nl/webform/formulier_openbaarheid_externe_v . Meer info omtrent openbaarheid is te vinden op de webstek van het Team Omgevingseffecten – Externe Veiligheid via deze link: https://omgeving.vlaanderen.be/nl/openbaarheid-externe-veiligheid . Deze gegevens worden elk kwartaal bijgewerkt. Concreet betekent dit dat de publicatie telkens de tweede week van januari, maart, juni en september zal plaatsvinden.

Aanduidingsobjecten (ps:ps_aandobj)

De aanduidingsobjecten laag van het Agentschap Onroerend Erfgoed is een verzamel laag van alle beschermde en vastgestelde erfgoed lagen. Hierin zitten erfgoedobjecten waar juridische rechtsgevolgen aan gekoppeld zijn, zij het een bescherming of een vaststelling.

Beschermde archeologische sites (ps:ps_bes_arch_site)

Het beschermen van archeologische sites heeft als doel om belangrijke archeologische sites in Vlaanderen aan te duiden en te behouden voor toekomstige generaties. Deze sites zijn onvervangbare bronnen, die van onschatbare waarde zijn voor onze kennis over het menselijk verleden.

Beschermde cultuurhistorische landschappen (ps:ps_bes_land)

Een cultuurhistorisch landschap is een gebied dat weinig bebouwd is en erfgoedwaarde bezit, waardoor het van algemeen belang is. Alleen dit soort landschappen kan beschermd worden zoals voorzien in het onroerenderfgoeddecreet dat op 1 januari 2015 in werking getreden is.

Beschermde monumenten (ps:ps_bes_monument)

In deze laag vind je alle beschermde monumenten. Een beschermd monument is een onroerend goed dat van algemeen belang is vanwege zijn erfgoedwaarde. Cultuurgoederen die blijvend verbonden zijn met het monument maken altijd deel uit van de bescherming. Denk maar aan een lambrisering, een trappartij of meubelen die door de architect mee zijn ontworpen. Wanneer zulke cultuurgoederen mee zijn beschermd, staat dat voortaan uitdrukkelijk vermeld in het beschermingsbesluit. De beschermde monumenten worden geografisch afgebakend en op kadastraal plan als bijlage bij het beschermingsbesluit gevoegd. De dataset die hieruit ontstaat wordt eveneens gebruikt om na te gaan welke percelen en gebieden beschermd zijn in het kader van diverse processen.

Overgangszones bij beschermd onroerend erfgoed (ps:ps_bes_ovgzone)

Het Onroerenderfgoeddecreet voorziet sinds het nieuwe onroerenderfgoeddecreet van 01-01-2015 vier mogelijke beschermingsstatuten: een beschermd monument, een beschermd cultuurhistorisch landschap, een beschermd stads- of dorpsgezicht en een beschermde archeologische site. Binnen elk van deze statuten is het mogelijk om een overgangszone in te stellen. Zo een zone ondersteunt de erfgoedwaarde van het beschermde goed.

Beschermde stads- en dorpsgezichten (ps:ps_bes_sd_gezicht)

Een stads- of dorpsgezicht is een geheel van onroerende goederen met omgevende elementen zoals beplantingen, omheiningen, waterlopen, bruggen, wegen, straten en pleinen, dat een of meerdere erfgoedwaarden bezit. Het beschermen van een stads- of dorpsgezicht heeft als doel belangrijke erfgoedlocaties in Vlaanderen aan te duiden en te behouden voor toekomstige generaties. Een beschermenswaardig stads- of dorpsgezicht ontleent zijn betekenis aan een hoge erfgoedwaarde.

Beschermde gebieden Duinendecreet (ps:ps_duin)

Dit bestand toont de digitale afbakeningen van beschermde gebieden die in het kader van het Duinendecreet van 14 juli 1993 (Belgisch staatsblad van 31/08/1993) werden aangeduid en bekrachtigd bij de decreet van 21 december 1994 en 29 november 1995 en recent door het Besluit van de Vlaamse regering van 19 september 2008 (Belgisch staatsblad van 29/10/2008) minimaal werden aangepast. In het decreet werden binnen de beschermde gebieden twee categorieen onderscheiden, namelijk 'voor het duingebied belangrijk landbouwgebied' en 'beschermd duingebied'. De bescherming berust op vier criteria: oppervlakte, ruimtelijk-ecologische context, biologische waarde en geomorfologie-pedologie.

Habitatrichtlijngebieden (ps:ps_hbtrl)

Dit bestand bevat de afbakeningen van de habitatrichtlijngebieden (SBZ-H) zoals goedgekeurd door de Vlaamse regering op 4 mei 2001, bekrachtigd op 24 mei 2002 en gepubliceerd in het Belgisch staatsblad op 17 augustus 2002. Op 15 februari 2008 werd door de Vlaamse Regering ook de waterzone van het IJzer- en Schelde-estuarium bij de Commissie voorgesteld als bijkomende gebieden van communautair belang. Na openbaar onderzoek beslist de Vlaamse regering op 15 januari 2013 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 04 februari 2013) tot definitieve vaststelling van de afbakening van het deelgebied 11 'Boterakker' van de speciale beschermingszone BE2200037 'Uiterwaarden van de Limburgse Maas met Vijverbroek' als speciale beschermingszone in toepassing van de Habitatrichtlijn. Deze zone wordt thans aan de Europese Commissie voorgesteld als bijkomend gebied van communautair belang. De habitatrichtlijn of de Europese Richtlijn 92/43/EEG heeft tot doel de biodiversiteit in de lidstaten te behouden en streeft naar de instandhouding en het herstel van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken. De belangrijkste maatregel is de aanduiding van Speciale Beschermingszones. Dit bestand vervangt het vroeger verspreide bestand met de afbakeningen van de Habitatrichtlijngebieden en bevat aanvullende afbakeningen ten opzichte van de afbakeningen van de Habitatrichtlijngebieden op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 24/05/2002. Deze dataset wordt op twee manieren ontsloten: -De habitatrichtlijngebieden, waarin gebieden die bestaan uit meerdere polygonen worden beschouwd als 1 element. Dit resultaat wordt bekomen door een dissolve-operatie uit te voeren op de oorspronkelijke dataset. -De habitatrichtlijndeelgebieden, waarbij er afzonderlijke polygonen zijn per deelgebied.

Habitatrichtlijn(deel)gebieden (ps:ps_hbtrl_deel)

Dit bestand bevat de afbakeningen van de habitatrichtlijngebieden (SBZ-H) zoals goedgekeurd door de Vlaamse regering op 4 mei 2001, bekrachtigd op 24 mei 2002 en gepubliceerd in het Belgisch staatsblad op 17 augustus 2002. Op 15 februari 2008 werd door de Vlaamse Regering ook de waterzone van het IJzer- en Schelde-estuarium bij de Commissie voorgesteld als bijkomende gebieden van communautair belang. Na openbaar onderzoek beslist de Vlaamse regering op 15 januari 2013 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 04 februari 2013) tot definitieve vaststelling van de afbakening van het deelgebied 11 'Boterakker' van de speciale beschermingszone BE2200037 'Uiterwaarden van de Limburgse Maas met Vijverbroek' als speciale beschermingszone in toepassing van de Habitatrichtlijn. Deze zone wordt thans aan de Europese Commissie voorgesteld als bijkomend gebied van communautair belang. De habitatrichtlijn of de Europese Richtlijn 92/43/EEG heeft tot doel de biodiversiteit in de lidstaten te behouden en streeft naar de instandhouding en het herstel van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken. De belangrijkste maatregel is de aanduiding van Speciale Beschermingszones. Dit bestand vervangt het vroeger verspreide bestand met de afbakeningen van de Habitatrichtlijngebieden en bevat aanvullende afbakeningen ten opzichte van de afbakeningen van de Habitatrichtlijngebieden op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 24/05/2002. Deze dataset wordt op twee manieren ontsloten: -De habitatrichtlijngebieden, waarin gebieden die bestaan uit meerdere polygonen worden beschouwd als 1 element. Dit resultaat wordt bekomen door een dissolve-operatie uit te voeren op de oorspronkelijke dataset. -De habitatrichtlijndeelgebieden, waarbij er afzonderlijke polygonen zijn per deelgebied.

Historisch permanente graslanden (HPG) en andere permanente graslanden in Vlaanderen beschermd door de natuurwetgeving (ps:ps_hpg_bsch_grsl)

De Gis-laag bevat alle historisch permanente graslanden (HPG) en alle permanente graslanden in Vlaanderen die beschermd zijn door de natuurwetgeving, zij het door een verbod , zij het door vergunningsplicht voor het wijzigen van deze graslanden (art. 7 en 8 van het BVR van 23/07/1998 voor de historisch permanente graslanden, artikel 25§3 ten 2e van het Natuurdecreet en artikel 6 van het maatregelenbesluit voor de permanente graslanden gelegen in VEN) Binnen de landbouwstreek de polder werden de historisch permanente graslanden vastgelegd door de VR op 27/11/2015. Buiten de landbouwstreek de polder heeft de VR de HPG niet juridisch verankerd op kaart, zodat het hier louter om een informatieve kaart gaat. Buiten de landbouwstreek de Polder werd de biologische waarderingskaart gebruikt als basis voor de aanduiding van de graslanden, gecorrigeerd met de teeltplannen van de verzamelaanvraag landbouw voor de periode 2011-2016. De HPG waarvoor een verbod geldt voor het wijzigen van het grasland zijn aangeduid in het rood, deze waarvoor vergunningsplicht geldt zijn aangeduid in oranje kleur. De graslanden die eveneens onder de ecologisch kwetsbaar blijvende graslanden (EKBG) regelgeving van landbouw vallen worden aangeduid met een rode arcering in volle lijn (bescherming zowel onder natuurwetgeving als landbouwwetgeving) en rode arcering stippellijn (graslanden enkel beschermd door de landbouwwetgeving) Het veld “status” geeft de juridische basis weer waarop de bescherming berust van de HPG en de permanente graslanden, de BWK codes en de liggingen in gewestplanbestemmingen en overdrukken (habitatrichtlijn, vogelrichtlijn, beschermd landschap, VEN). • Rood: bescherming enkel gebaseerd op de natuurwetgeving (HPG door artikel 7 BVR van 23/07/1998, permanente graslanden door het artikel 25 natuurdecreet en artikel 6 van het maatregelenbesluit): verboden te wijzigen, zowel mechanisch, chemisch als door afbranden, evenals verbod op wijzigen reliëf) • Oranje: bescherming enkel gebaseerd op de natuurwetgeving (artikel 8 BVR van 23/07/1998): natuurvergunningsplicht voor het wijzigen, zowel mechanisch, chemisch als door afbranden evenals voor het wijzigen van het reliëf.) • Rode arcering in volle lijn: zowel beschermd door de natuurwetgeving als door de landbouwwetgeving: wijziging verboden , zowel mechanisch, chemisch als door afbranden evenals voor het wijzigen van het reliëf. • Rode arcering in stippellijn: beschermd door de landbouwwetgeving: wijziging verboden zowel voor het mechanisch wijzigen als het wijzigen van het reliëf.

Natuurbeheerplannen (ps:ps_nbhp)

Deze laag omvat alle geldige beheerplannen voor bossen en natuurgebieden in Vlaanderen. Het gaat o.m. om beperkte en uitgebreide bosbeheerplannen, beheerplannen van erkende natuurreservaten, beheerplannen harmonisch park- en groenbeheer, beheerplannen voor militaire domeinen. Geleidelijk aan worden al deze beheerplannen omgezet naar natuurbeheerplannnen zodat vanaf 2024 nog enkel natuurbeheerplannen type 1, 2, 3 of 4 over blijven.

Poldergraslanden (ps:ps_pldgrsl)

De GIS-laag bevat de historisch permanente graslanden (HPG) in de landbouwstreek Polders, inclusief hun beschermingsstatuut, zoals goedgekeurd door de VR op 27/11/2015. Een deel van deze HPG is beschermd onder de natuurwetgeving (art. 7 en 8 van het BVR van 23/07/1998). De overige HPG zijn beschermd onder de landbouwwetgeving. De HPG die beschermd zijn onder de natuurwetgeving zijn eveneens beschermd onder de landbouwwetgeving. Het veld “status” geeft het beschermingsstatuut van de HPG aan. De HPG die onder de natuurwetgeving vallen zijn ofwel verboden te wijzigen (‘verbod’) ofwel vergunningsplichtig (‘vergunning’). De HPG die niet onder de natuurwetgeving vallen werden gebruikt als basis voor het aanduiden van het ecologisch kwetsbaar blijvend grasland (EKBG) onder de landbouwperceelsregistratie. Deze HPG zijn dus beschermd onder landbouwwetgeving. De HPG die onder de natuurwetgeving vallen werden eveneens als basis gebruikt voor het aanduiden van EKBG. Volgende codes komen voor in het veld status: - ‘verbod + EKBG’: HPG verboden te wijzigen onder natuurwetgeving en als basis gebruikt voor aanduiding EKBG - ‘vergunning + EKBG’: HPG vergunningsplicht voor het wijzigen onder natuurwetgeving en als basis gebruikt voor aanduiding EKBG - ‘EKBG’: HPG niet beschermd onder natuurwetgeving, als basis gebruikt voor aanduiden EKBG

Afbakening landbouwstreek Polders (ps:ps_polders)

Deze GIS-laag bevat de perimeter van het studiegebied dat afgebakend werd om de Historisch permanente graslanden (Poldergraslanden) af te bakenen, het is tevens de perimeter waarbinnen het besluit van de Vlaamse regering van 27/11/2015 geldig is.

Ramsar-gebieden (ps:ps_ramsar)

Dit bestand toont de internationaal belangrijke waterrijke gebieden die bij het Koninklijk Besluit van 27/09/1984 werden aangeduid en erkend als Ramsar-gebied conform de Ramsar-Conventie dat in 1971 in Ramsar (Iran) werd opgesteld en in 1975 van kracht ging en door de Vlaamse Executieve op 27/05/1987 werden gewijzigd. Het selecteren en aanduiden van een Ramsar-gebied berust op de aanwezigheid van watervogels, biodiversiteit en vispopulaties.

Unesco werelderfgoed - buffers (ps:ps_unesco_buffer)

In 1996 ratificeerde België de UNESCO Werelderfgoedconventie van 1972. De conventie heeft tot doel het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld te beschermen. Erfgoed dat blijkt geeft van Uitzonderlijke Universele Waarde wordt conform de conventie opgenomen op de Werelderfgoedlijst. Vlaanderen beschikt over vier erkenningen, met name de Vlaamse begijnhoven (1998), de Belforten van België en Frankrijk (1999/2005), de historische binnenstad van Brugge (2000) en het museum-prentenkabinet Plantin-Moretus (2005). De begijnhoven en de belforten zijn seriële nominaties en bestaan dus uit meerdere componenten. In totaal prijken 40 Vlaamse onroerende goederen en 1 stad op de Werelderfgoedlijst. Alle lidstaten die de conventie ratificeerden, engageren zich ertoe dit erfgoed in stand te houden. Niet alleen binnen de afbakening van de werelderfgoedsite zelf, maar ook binnen de bufferzone kunnen de lidstaten daartoe gepaste (beheers)maatregelen nemen (of inperken). De bufferzone doet dienst als bescherming voor de werelderfgoedsite tegen externe bedreigingen. Het is een gebied dat de erkende werelderfgoedsite omringt of er bij aansluit en kan bestaan uit de onmiddellijke omgeving, belangrijke zichten op de site en andere gebieden die van belang zijn voor de ondersteuning en bescherming van de site. (Operational Guidelines bij de Werelderfgoedconventie, 2013, § 103-107).

Unesco werelderfgoed - kernen (ps:ps_unesco_kern)

In 1996 ratificeerde België de UNESCO Werelderfgoedconventie van 1972. De conventie heeft tot doel het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld te beschermen. Erfgoed dat blijkt geeft van Uitzonderlijke Universele Waarde wordt conform de conventie opgenomen op de Werelderfgoedlijst. Vlaanderen beschikt over vier erkenningen, met name de Vlaamse begijnhoven (1998), de Belforten van België en Frankrijk (1999/2005), de historische binnenstad van Brugge (2000) en het museum-prentenkabinet Plantin-Moretus (2005). De begijnhoven en de belforten zijn seriële nominaties en bestaan dus uit meerdere componenten. In totaal prijken 40 Vlaamse onroerende goederen en 1 stad op de Werelderfgoedlijst. Alle lidstaten die de conventie ratificeerden, engageren zich ertoe dit erfgoed in stand te houden. Niet alleen binnen de afbakening van de werelderfgoedsite zelf, maar ook binnen de bufferzone kunnen de lidstaten daartoe gepaste (beheers)maatregelen nemen (of inperken). De bufferzone doet dienst als bescherming voor de werelderfgoedsite tegen externe bedreigingen. Het is een gebied dat de erkende werelderfgoedsite omringt of er bij aansluit en kan bestaan uit de onmiddellijke omgeving, belangrijke zichten op de site en andere gebieden die van belang zijn voor de ondersteuning en bescherming van de site. (Operational Guidelines bij de Werelderfgoedconventie, 2013, § 103-107).

Uitbreidingszones van de erkende en Vlaamse natuurreservaten (ps:ps_uznres_anb)

Het Decreet natuurbehoud bepaalt dat het Vlaamse Gewest recht van voorkoop heeft bij verkoop van onroerende goederen in bepaalde gebieden. Deze dataset bakent ??n van deze gebieden af m.n. de uitbreidingszones van de natuurreservaten, gelegen binnen de groen- en bosgebieden, de bosuitbreidingsgebieden en de met al deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, of het VEN. Het digitaal bestand is geen juridisch document.

Vastgestelde archeologische zones (ps:ps_vast_az)

De vastgestelde inventaris van archeologische zones brengt in kaart in welke gebieden archeologische resten of sporen in de grond zitten. Bij de selectie van zones spelen twee elementen een belangrijke rol: er moet een goede aanwijzing zijn voor de aanwezigheid van archeologisch erfgoed en er moet een goede aanwijzing zijn dat dit erfgoed nog voldoende goed bewaard is om archeologische waarde te hebben. Bij vastgestelde archeologische zones zijn deze twee belangrijke elementen bevestigd.

Vastgesteld bouwkundig erfgoed (ps:ps_vast_be)

De Vlaamse Overheid beschikt over verschillende instrumenten om het behoud van onroerend erfgoed te verzekeren. Een van de instrumenten dat kan worden ingezet, is de vaststelling van een inventaris. Hiermee bevestigt de minister bevoegd voor het onroerend erfgoed dat alle erfgoeditems op deze vastgestelde lijst erfgoedwaarden bezitten en nog altijd bewaard zijn. Vanaf 1 februari 2018 beschikt ieder vastgesteld bouwkundig relict of geheel over een aanduidingsobject, dat informatie m.b.t. het juridische statuut weergeeft. Zo een aanduidingsobject bevat o.a. de geldigheidsdatum van de aanduiding, een link naar het vaststellingsbesluit en een afbakening van het vastgestelde bouwkundige relict of geheel op een gegeorefereerd plan. De vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed is een van de in totaal zes vastgestelde inventarissen, gebaseerd op de wetenschappelijke inventarissen.

Vastgestelde landschapsatlasrelicten (ps:ps_vast_la_rel)

Vanaf 15 oktober 2015 kan je de voordien Aangeduide ankerplaatsen van de landschapsatlas terug vinden als vastgestelde landschapsatlasrelicten in de Vastgestelde landschapsatlas. Deze werden gelijkgesteld met de andere vastgestelde landschapsatlasrelicten en onroerenderfgoedrichtplannen. In deze vastgestelde inventaris moet je je houden aan de rechtsgevolgen van het Onroerenderfgoeddecreet. Meer bepaald ben je gebonden aan de informatieplicht.

Vastgesteld landschappelijk erfgoed (ps:ps_vast_le)

De vastgestelde inventaris landschappelijk erfgoed is een eengemaakte inventaris van vastgestelde landschapselementen. Items die eerder opgenomen waren in de vastgestelde inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde of vastgestelde inventaris van historische tuinen en parken werden op 1 januari 2023 van rechtswege opgeheven en opnieuw vastgesteld in de inventaris van landschappelijk erfgoed. Ook de landschapselementen uit de vastgestelde landschapsatlas worden overgezet naar de vastgestelde inventaris landschappelijk erfgoed (dit moet nog gebeuren via een apart MB). Landschappelijke gehelen, blijven wel opgenomen in de vastgestelde landschapsatlas.

VEN en IVON gebieden (ps:ps_ven)

Het product is de integratie van enerzijds de gebieden van het VEN die opgenomen waren in de beslissing van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 en anderzijds de gebieden van het VEN en de natuurverwevingsgebieden die afgebakend zijn in de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Het bestand is geschikt voor gebruik op middenschalig niveau, maximale schaal 1/25.000. Het bestand heeft geen juridische waarde. Het bestand wordt drie- tot zesmaandelijks geactualiseerd aan de nieuwe gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen.

Vogelrichtlijngebieden (ps:ps_vglrl)

Dit bestand bevat de afbakeningen van de vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) zoals goedgekeurd door de Vlaamse regering op 17 oktober 1988, 20 september 1996, 23 juni 1998, 17 juli 2000 en 22 juli 2005. De vogelrichtlijn of de Europese Richtlijn 2009/147/EG heeft tot doel de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten te bevorderen. De belangrijkste maatregel is de aanduiding van Speciale Beschermingszones. In deze gebieden dienen maatregelen getroffen te worden voor de bescherming van de vogelsoorten en van hun leefgebieden. De aanduiding of afbakening van de gebieden is gebeurd op het terrein op analoge kaarten. De digitalisering is gebeurd op het scherm met behulp van middenschalig kaartmateriaal op schaal 1/25.000 of op 1/50.000.

Testdata transformatie Lambert 72 naar Lambert 2008 coördinaten (rs:rs_testdata_lamb08)

Deze dataset kan gebruikt worden om te testen of de transformatie van Lambert 72 naar Lambert 2008 coördinaten verloopt volgens EPSG:8369 'BD72 to ETRS89 (3) 0.01m accuracy'. EPSG:8369 is de meest precieze transformatiemethode beschikbaar is in GIS-toepassingen en gebruikt hiervoor het NTV2 transformatiegrid van Nicolas SIMON van SPW. De dataset bevat 177K punten met een geometrie volgens het Lambert 72 (EPSG:31370) coördinaatreferentiesysteem (CRS) én xy-coordinaten volgens het Lambert 2008 (EPSG:3812) CRS omgezet met de normatieve cConvert-toepassing van het Nationaal Geografisch Instituut (NGI). De testprocedure verloopt in 3 stappen: 1. Transformeer geom van LB72 naar L08; 2. Bereken de afstand met cConvert-coördinaten; en 3. Verifieer dat de afstand =< 0.011m.

Bodemonderzoeken en saneringen (so:so_bodsan_info)

De GIS-laag Bodemonderzoeken en saneringen toont de ligging van de bodemdossiers waarvoor bij OVAM informatie gekend is. Het gebied van een bodemdossier omvat alle gronden die opgenomen zijn in één of meerdere opdrachten gekoppeld aan het dossier. Per dossier wordt het volgende weergegeven: - het dossiernummer zoals gekend binnen OVAM; - het hoogst conforme opdrachttype binnen het dossier (sitebesluiten, oriënterende bodemonderzoeken, beschrijvende bodemonderzoeken, bodemsaneringsprojecten, eindevaluatieonderzoek); - de meest recente rapportdatum per opdrachttype en indien aanwezig het sitebesluit met meest recente publicatiedatum.

Schadegevallen en meldingen bodemverontreiniging OVAM (so:so_schameld_info)

De GIS-laag Schadegevallen en meldingen toont de ligging van de schadegevallen en meldingen bodemverontreiniging waarvoor bij OVAM informatie gekend is. Het gebied van een schadedossier omvat alle gronden die opgenomen zijn in één of meerdere opdrachten gekoppeld aan het schadedossier. Per dossier wordt het volgende weergegeven: - het dossiernummer zoals gekend binnen OVAM - het hoogst opdrachttype binnen het dossier (vaststelling schadegeval, melding schadegeval, melding bodemverontreiniging, evaluatierapport schadegeval) - de meest recente rapportdatum per opdrachttype.

Ventilus - Ventilustracé, opstijgpunten, hoogspanningsstations (us:us_212_00513_00001_vv_dg_06_2023)

Laag bevat een polygoon die het tracé weergeeft van de lijnen bij de voorlopige vaststelling van Ventilus. Deze laag bevat ook de opstijgpunten en de hoogspanningsstations.

Ventilus - Lijnen voorlopige vaststelling (us:us_212_00513_00001_vv_ln_06_2023_v2)

Laag bevat de lijnen voorlopige vaststelling Ventilus

Ventilus - Op te heffen lijnen (us:us_212_00513_00001_vv_ln_op_te_heffen_hsplijn_06_2023)

Laag bevat de op te heffen hoogspanningslijnen

Stortplaatsen in Vlaanderen (us:us_emf_stortpl)

In Vlaanderen wordt anno 2022 minder dan 2% van het afval gestort. Het verleden zadelt ons nochtans op met vele voormalige stortplaatsen die nog steeds bestaan. Daarbij rijst de vraag naar de toekomstmogelijkheden ervan. Als antwoord hierop ontwikkelde de OVAM een aanpak voor een duurzaam voorraadbeheer van stortplaatsen. Een eerste en cruciale stap is een grondige inventarisatie. Deze kaart geeft de ligging van de gekende stortplaatsen in Vlaanderen. Ze kadert in de Europese INSPIRE-richtlijn om geografische data van overheden toegankelijker te maken zowel voor overheden als voor het publiek. De kaart bevat de risicogronden met Vlarebo -rubrieken die verwijzen naar de aanwezigheid van een stortplaats (2.3.6, 2.3.7 of 2.3.11). Ze baseert zich op de administratieve informatie die op dit moment gekend is.

Zendantennes (us:us_zndant_pnt)

De kaart geeft een overzicht van de vast opgestelde zendantennes in Vlaanderen zoals bedoeld in Vlarem II, Artikel 6.10.2.2. §1 door de verwijzing naar de goedgekeurde conformiteitsattesten. Goedgekeurde conformiteitsattesten zijn terug te vinden op basis van hun locatie. De kaart is reeds beschikbaar sinds januari 2014. Sinds februari 2019 werd de structuur van de kaart gewijzigd. De locaties van het zwaartepunt van de dossiers worden weergegeven als een punt. De kaart wordt dagelijks geactualiseerd door nieuw goedgekeurde conformiteitsattesten toe te voegen. Het veld conformiteitsattest bevat een link die toelaat om de afgeleverde conformiteitsattesten in pdf-formaat te downloaden.

There are currently no notifications for the service, click the feed icon to subscribe.